Het is niet je fantasie: zomers worden echt steeds warmer
‘Ik wil niet aangesproken worden als een kleuter die voor de harde werkelijkheid beschermd moet worden omdat hij anders ongewenst gedrag gaat vertonen.’
Dat was een van de scherpste reacties die ik in mijn mailbox vond na mijn nieuwsbrief van vorige week. Ik had daarin uitgelegd, zoals ik al vaker heb gedaan op De Correspondent, dat ik niet geloof dat apocalyptische verhalen over klimaatverandering leiden tot de nodige verandering.
De rol van angst in het gesprek over klimaatverandering
De discussie begon naar aanleiding van een schrikbarend stuk uit New York Magazine, over de onbewoonbare aarde die nabij is als we onze uitstoot niet heel rap terugbrengen. De lezer die me mailde stelde dat het niet aan journalisten is om het publiek van angstaanjagende feiten af te schermen.
David Roberts, de klimaatjournalist van Vox, vond dat ook. ‘It’s just weird for journalists and analysts to worry about overly alarming people regarding the biggest, scariest problem humanity has ever faced.’
Op de website van milieubeschermingsorganisatie Sierra Club schreef journalist Jason Mark bovendien dat angst best goed werkt om verandering aan te jagen. Dat zou blijken uit onderzoek naar campagnes over roken en rijden onder invloed. Zulke campagnes werken alleen averechts als mensen geen opties zien om het probleem aan te pakken: ‘Arousing fear is OK—as long as people have a sense of personal agency that there is something they can do to address that fear.’
Dat laatste is de crux. Hebben mensen over het algemeen het gevoel dat ze iets – voldoende – kunnen doen om de doemscenario’s te voorkomen? Helpt angst ze ook echt in actie te komen, of niet, of een beetje? Ik schreef er eerder verschillende verhalen over; het Climate Lab van de Universiteit van Californië maakte onderstaande video over wat wel en niet werkt.
Hoe groot is de kans dat de opwarming van de aarde uit de hand loopt?
Een grote vraag die boven dit debat hangt: hoe groot is de kans dat klimaatverandering echt uit de hand loopt? Ook daar schreef ik eerder over. In het kort: omdat we niet precies weten hoe gevoelig het klimaat is voor de verandering die wij veroorzaken, weten we ook niet precies hoeveel opwarming we kunnen verwachten.
Volgens het IPCC is het ‘waarschijnlijk’ dat een verdubbeling van de CO2-concentratie gepaard gaat met opwarming tussen de 1,5 en de 4,5 graad Celsius. ‘Waarschijnlijk’ betekent hier: een kans van 66 procent. Er is dus ook een kans van 34 procent dat het meer of minder wordt.
Dat is een flinke marge, maar dat is nog niet alles. We weten namelijk ook dat de kans op een uiteindelijke opwarming van 4,5 graad of meer, groter is dan een kans op 1,5 graad of minder. De kansverdeling die hierbij hoort heeft, zoals dat in de statistiek heet, een ‘fat tail’: teken haar in een grafiek en je krijgt een flinke bult links van het midden, en een ‘vette staart’ aan de rechterkant.
Als we rekenen op een CO2-concentratie van 700 ppm in 2100 – een optimistisch scenario – dan ziet de grafiek er als volgt uit:
Zelfs in dit optimistische scenario – een scenario waarin overheden al hun goede voornemens tot uitvoer brengen – is de kans groter dan 10 procent dat we op de lange termijn een opwarming van 6 graden of meer te verwerken krijgen. De kans dat je huis afbrandt is véél kleiner, toch ben je verplicht je daartegen te verzekeren. Dat we dit risico nemen met de planeet is een vorm van waanzin.
Overigens verschenen er deze week nieuwe studies die laten zien dat we het doel van maximaal 2 graden Celsius gaan overschrijden, iets dat we eigenlijk al lang weten. Wat we nog niet weten: hoe we op al die verandering gaan reageren. Menselijk handelen is niet te vangen in scenario’s.
Tot slot een aantal leestips
We publiceerden zaterdag een essay van Rebecca Solnit, waarin ze ten strijde trekt tegen wat zij de ‘ideologie van isolatie’ noemt, oftewel: het doorgaans impliciete idee dat het ieder voor zich is in dit leven. Vooral in de Amerikaanse politiek een sterke gedachtegang, maar in Nederland proef je het soms ook. Dat is precies de reden dat we een Afhankelijkheidsverklaring zijn gaan maken op De Correspondent. Ik werk op dit moment met collega Lynn Berger aan het afsluitende stuk van die serie.
Deze week tipte ik een kaart waarop je de menselijke vingerafdruk op hittegolven, droogtes en overstromingen kunt zien. En ik publiceerde een analyse over de grondstoffenvloek van Zuid-Amerika, oftewel: waarom al die soja, olie en ijzererts het continent niet vooruithelpen. Dat leverde alweer hele interessante bijdragen en aanvullingen op, waarvoor dank!
Laatste tip: Michael Lewis (auteur van The Big Short, van de gelijknamige film) schreef een knaller van een stuk in Vanity Fair: Why the Scariest Nuclear Threat May Be Coming from Inside the White House. Gaat over het Amerikaanse Ministerie van Energie, de relatief onbekende maar oh zo cruciale plek waar wordt gewerkt aan ‘de twee grootste risico’s voor het menselijke voortbestaan: kernwapens en klimaatverandering.’
President Donald Trump heeft daar nauwelijks oog voor; hij wil zulke risico’s niet zien en de financiering van het ministerie kortwieken. Het stuk gaat over de gevolgen van Trumps kortzichtige beleid, maar bevat ook hele interessante passages over de cruciale rol die de overheid zou moeten spelen in het aanpakken van fundamentele problemen, en over het menselijk vermogen om op risico’s te reageren:
‘People are really good at responding to the crisis that just happened, as they naturally imagine that whatever just happened is most likely to happen again. They are less good at imagining a crisis before it happens—and taking action to prevent it.’
Als dit alles iets duidelijk maakt, dan is het dit: we moeten boven onszelf uitstijgen. Dat kan, als we duurzaamheid zien als kans om te laten zien wat de mensheid in petto heeft.
Tot de volgende,
Jelmer
P.S. Het is niet je fantasie: zomers worden steeds warmer.