Wat doe je als journalist met neonazi’s? Aan het woord laten of doodzwijgen?
In deze nieuwsbrief: wat is goede journalistiek?
Deze week ontstond er een interessante discussie op de burelen van De Correspondent. Aanleiding was een documentaire van Vice, waarin neonazi’s tijdens de demonstraties in Charlottesville werden gevolgd en uitgebreid aan het woord kwamen.
Mijn inbreng in de discussie: ik vind dit geweldige journalistiek. De docu geeft diepte aan de vele berichtgeving over Charlottesville. De makers zitten de hoofdpersonen zo dicht op de huid, dat hun schandalige ideeën en verachtelijke uitspraken meer tot de kijker doordringen dan als je ze leest op een van de vele extreemrechtse websites. Je ziet welbespraakte mensen van vlees en bloed overtuigd en doordacht praten over etnische zuiveringen en de vele doden die daarbij zullen vallen.
‘Deze gasten hebben gewoon baat bij deze film,’ aldus een collega
Het contrast tussen de kleine tere verslaggeefster en de grote getatoeëerde mannen met rollende ogen is immens, en ik denk dat dit de kwaiteit van de docu ook grotendeels verklaart: de verslaggeefster blijft rustig, stelt open vragen en gaat niet dreigend in het aura van de mannen staan. De juiste tactiek, meen ik, die ertoe leidt dat ze haar kijkers echt inzicht in deze wereld kan bieden.
Nee, vond een van mijn collega’s, de journaliste is té kritiekloos. Ze maakt het deze gekken geen moment moeilijk, ze krijgen alle ruimte om hun zegje te doen. Dat is geen inzicht bieden, maar een podium bieden. ‘Deze gasten hebben gewoon baat bij deze film,’ aldus de collega.
Een andere collega vond hetzelfde, maar dan om een andere reden. Deze persoon weigerde de film te bekijken omdat dit exact het doel zou zijn van de neonazi’s: ‘links dat zich boos maakt over rechts.’ Door al die verontwaardiging over de film - ‘mijn hele timeline heeft het erover’ - maken wij deze types veel groter dan dat ze zijn. De strategie van deze collega: doodzwijgen en zich druk maken over zaken die écht belangrijk zijn.
(Een uitspraak van Trumps strateeg en vriend van extreemrechts Steve Bannon afgelopen woensdag lijkt deze collega overigens een klein beetje gelijk te geven: ‘The race-identity politics of the left wants to say it’s all racist. Just give me more. Tear down more statues. Say the revolution is coming. I can’t get enough of it.’)
Ik ben het natuurlijk volledig met mijzelf eens, wat denken jullie?
Nog meer goede journalistiek
Er was meer goede journalistiek de afgelopen week. Een selectie van vier artikelen die mij echt iets leerden:
1. Onderzoeksjournalistiek
NRC Handelsblad publiceerde vorige week mooi onderzoek naar het schuldenregister, het Bureau Krediet Registratie (BKR). Knap aan het stuk vind ik dat auteur Camil Driessen zowel veelbetekende anekdotes van slachtoffers van dit systeem beschrijft, als helder uitlegt hoe dit systeem (niet) werkt. Dat is goede onderzoeksjournalistiek: niet alleen het schandaal, maar ook de structuur die eraan ten grondslag ligt blootleggen.
2. Analyse
Collega Sanne Blauw schreef een sterke analyse naar aanleiding van een uitgelekt intern artikel van een Googlemedewerker. Ik hou van stukken waarin feit van fictie wordt gescheiden, waarin de journalist mij uitlegt waar ik op moet letten als ik een discussie beter wil begrijpen. Sanne - niets voor niets onze correspondent Ontcijferen - zet uiteen wat de huidige stand van de wetenschap zegt over de verschillen tussen mannen en vrouwen en hoe je die wetenschappelijke uitspraken moet bezien.
Sanne legt ook goed uit dat je óók altijd moet opletten wie de auteur van een dergelijke analyse is. ‘Al probeer ik me zo netjes mogelijk een weg te banen door het onderzoek - ook ik ben een vrouw, met een bepaalde achtergrond en ideologie.’
3. Interview
Ik was ook erg blij met het interview met Margrethe Vestager dat wij deze week vertaalden van de Deense website Zetland. De journalist Thomas Hebsgaard liep met de Eurocommissaris mee op de dag dat zij Google voor 2,4 miljard euro beboette, omdat de zoekmachine misbruik maakte van zijn marktmacht. Het interview geeft inzicht in de drijfveren van deze politica en biedt een mooi kijkje in de keuken van de macht.
Tegelijkertijd diept het stuk een van de grootste economische thema’s van deze tijd uit - de toenemende macht van technologiebedrijven. Het mooiste citaat van Vestager: ‘Ik vind dat ik als machthebber verplicht ben om persoonlijk te zijn. Het is een heel, heel groot privilege om macht te hebben. Ik vind daarom dat ik verplicht ben iets te zeggen over wie ik ben. Als macht iets afstandelijks en grijs wordt, iets waar je helemaal geen gevoel bij kunt krijgen, dan heb ik ook het idee dat ik maar moeilijk kan zien of het mij als burger helpt – of dat het heel andere belangen dient.’
4. Essay
‘How America Lost It’s Mind’ van The Atlantic, een essay over waarom Amerikanen toch zo graag in hun eigen realiteit geloven, doet je blik kantelen. Dit (erg lange) stuk staat bol van de inzichten, waarvan de belangrijkste voor mij was dat het niet alleen de rechtse complotgekkies zijn die de basis hebben gelegd voor Fantasy America.
Juist ook links-intellectuelen van de chique eliteuniversiteiten zijn met succes vanaf de jaren zestig ten strijde getrokken tegen het idee dat er één gezamenlijke realiteit bestaat waartoe wij ons allemaal verhouden. (Zo succesvol, dat zelfs mijn hoofdredacteur een vlijtige leerling van deze school is.)