Hoog tijd voor een beeldenstorm in de Lage Landen

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding

Sakala zit besmeurd op zijn rots in het Gentse Citadelpark. Het jongetje werd in 1884 uit Congo-Vrijstaat, de privékolonie van de Belgische koning Leopold II, meegebracht door een van de gebroeders Van De Velde, ‘koloniale pioniers’ waar elders in Gent ook een straat naar is vernoemd.

Het monument ‘is bijzonder geliefd bij de Gentenaars’ en heet ‘Het Moorke.’ Dat is Gents voor ‘zwartje,’ lees ik met plaatsvervangende schaamte op een bord met uitleg. Nog niet zo lang geleden het beeld als ‘een huldemonument voor twee pioniers van het beschavingswerk in Kongo.’ Zonder gêne schreef een politieke partij over Sakala: ‘Hij bezingt de bevrijding van Kongo.’

Nu vermeldt het bord: ‘De koloniale exploitatie van Congo verliep ten koste van de bevolking. Het Stadsbestuur betreurt de vele Congolese slachtoffers omgekomen ten tijde van de Vrijstaat.’

Even verderop in het Albertpark staat de buste van koning Leopold II en ligt de Congoster met daarop de namen van de Gentenaars die het leven lieten in Congo. Ook hier een uitlegbord dat rept van ‘de brutale, misdadige aanpak van de lokale bevolking en de onmenselijke uitbuiting ervan’ in Congo-Vrijstaat.

Of de graffiti op het hoofd van Sakala een uiting van protest of een daad van vandalisme is, is mij niet meteen duidelijk. Ik meen te lezen: ‘Live your life fully.’ Een deugdelijk advies alvast.

Wat moeten we met ‘foute’ monumenten en straatnamen?

Maar zeker is dat in de nasleep van het geweld in Charlottesville, waar rechtsextremisten tegen het plan een beeld weg te halen van een generaal die vocht voor het behoud van de slavernij, ook in de de discussie oplaait wat te doen met ‘foute’ monumenten en straatnamen.

Is een ‘excuustekst’ zoals bij het Sakala-monument staat voldoende? Spreekt de Amerikaanse president Donald Trump een keer wijze woorden als dat je de geschiedenis niet kan veranderen maar ervan moet leren?

Het blijft wrang dat er wél een monument is voor het handjevol Gentse slachtoffers en niet voor de miljoenen Congolezen die het leven lieten

Het klinkt aannemelijk: beter dan het verleden weg te poetsen, zodat we er ook niet meer over na hoeven te denken, is het de geschiedenis onder ogen te zien. Te beseffen dat onze voorouders Leopold II ooit een held vonden, dat de Gentenaars Sakala aanvankelijk bekeken als ‘een wilde uit de brousse’ (rimboe) en hij hen ‘verbaasde door zijn intelligentie.’ Want dat dwingt ons wellicht ook om na te denken of we deze denkpatronen echt hebben afgeschud.

Maar toch, het blijft wrang dat er wél een monument is voor het handjevol Gentse slachtoffers en niet voor de miljoenen Congolezen die het leven lieten onder Leopolds schrikbewind.

Bovendien steken de uitlegborden mager af bij de imposante monumenten die heroïek uitstralen. Gerede kans dat je als passant wel de sfeer van het monument opsnuift, maar niet de moeite neemt om het uitlegbordje te lezen. Schoollokalen, politieke arena’s, kranten en musea zijn betere plekken om het debat over de geschiedenis te voeren dan de publieke ruimte.

‘Ze staan in het straatbeeld om iets of iemand te vieren, niet om de geschiedenis kritisch te benaderen,’ de Vlaamse schrijfster en opiniemaker Dalilla Hermans terecht.

Want het racisme is nog lang niet uitgebannen

Van Hermans verscheen onlangs Brief aan Cooper en de wereld. Het is een indringende getuigenis van een geadopteerd Rwandees meisje dat in een volledig wit Vlaams dorp terechtkomt.

Ze dist tal van pijnlijke geschiedenissen op. Ouders die niet willen dat hun kind met haar speelt, simpelweg omdat ze een kleurtje heeft. Skinheads die haar onderplassen. Mensen die lachend tegen elkaar zeggen ‘dat is zoals bij kinderen, die negers, je moet ze alles leren,’ als ze haar erop hebben gewezen dat er een stukje papier aan haar neus is blijven hangen.

Met krachtige argumenten verdedigt Hermans zich tegen de redenering ‘zo heeft iedereen wel iets,’ want roodharigen worden immers ook gepest en het leven van hoogbegaafde kinderen gaat evenmin over rozen. ‘Het verschil zit er voor mij in,’ schrijft ze, ‘dat ik niet gepest hoefde te worden om een beetje gepest te zijn, om me een buitenbeentje te voelen. Er werd altijd en overal, onbewust, het gevoel gewekt dat ik anders was, en dat mijn anders-zijn minder was.’

Ze wijst ook op de pijnlijke feiten en cijfers die de structurele discriminatie op de woningmarkt, het onderwijs en de arbeidsmarkt blootleggen. Racisme is niet een zaak, betoogt Hermans, die is te overwinnnen, zoals onze premier Mark Rutte meent, door als individu gewoon extra je best te doen, maar een structureel probleem dat we hoognodig onder ogen moeten zien en aanpakken.

Dat maakt de aanwezigheid van standbeelden als dat van Sakala zo pijnlijk: het racisme waar ze de vrucht van waren, is nog lang niet uitgebannen.

Dus wat te doen?

Tijd dus voor een nieuwe beeldenstorm en grote straatnaamherdoping?

In het laatste geval lijkt mij dat duidelijk. We geven straatnamen aan mensen die we willen eren. Uitlegborden erbij zijn niet eens mogelijk. Een Anton Mussertstraat is ondenkbaar. Weg dus ook met de en de Coentunnel. Ook die Leopold II-buste in Gent en het standbeeld van Coen in Hoorn kunnen in mijn ogen beter in het depot verdwijnen.

Maar van Sakala is ook deze nieuwe Gentenaar gaan houden. Omdat de jongen zo ongenaakbaar boven op de rots zit en het kunstwerk zich leent voor een nieuwe interpretatie: hij zit daar niet de bevrijding van Congo te bezingen, maar het feit dat menselijkheid elk vooroordeel overwint.

Meer lezen?