Wat ik in vier jaar tijd leerde van jullie, de leden van De Correspondent
De afgelopen vier jaar werkte ik voor De Correspondent. Eerst als correspondent Asiel & Migratie, vervolgens drie jaar in de hoofdredactie. Vandaag neem ik afscheid; ik ga als docent journalistiek aan de slag. Voor ik mijn studenten wat ga leren, wat heb ik eigenlijk van jullie geleerd?
Deze zomer heb ik een middag lang modder uit een rivier geschept en deze modder tot klei gemaakt om mee te werken.
Ik moest vervolgens van de boetseerjuf langzaam, tergend langzaam, met mijn vingers over de klei heen strijken totdat de klei langzaam een vorm aannam die mij kon bekoren.
Een foto van het resultaat zal ik jullie besparen. Esthetisch gezien stelt mijn boetseerwerk weinig voor.
Therapeutisch was de sessie daarentegen zeker. Ik moest de afgelopen maanden wegens gezondheidsredenen noodgedwongen rustig aan doen.
Hoe heeft het zover kunnen komen?
Ik werd op de redactie wel eens ‘Chef Gedoe’ genoemd: stagiairs, sollicitanten, subsidieformulieren en een gestage stroom aan stukken passeerden mijn bureau.
Schitterend werk, zeker bij een platform waar elke dag weer iets meer mogelijk was dan de dag ervoor. Maar toch, voeg aan dit werk een jong gezin en de nodige pech onderweg toe en een burn-out lijkt haast onvermijdelijk.
Zover is het gelukkig niet gekomen.
Maar het werd voor mij wel tijd om het woelige getij van een dagelijkse publicatie met torenhoge ambities te verruilen voor wat rustiger vaarwater. Dichter bij Deventer ook, de stad die ik intussen mijn thuis ben gaan noemen.
Journalistiek als tweerichtingsverkeer
Vanaf vandaag werk ik daarom ergens anders. Ik begin als docent Journalistiek aan Hogeschool Windesheim in Zwolle. Daar hoop ik een nieuwe generatie journalisten door te geven wat ik heb opgestoken van de nu ruim tien jaar waarin ik het mooiste vak ter wereld heb mogen uitoefenen.
Windesheim is daar voor mij de aangewezen plek voor. De afgelopen jaren heeft deze opleiding ervoor gekozen om van ‘constructieve journalistiek’ haar speerpunt te maken. En dat is precies het soort journalistiek waar ik in mijn tijd bij De Correspondent een overtuigd pleitbezorger van ben geweest.
Ik kijk ernaar uit om in deze rol verder te werken aan de vernieuwing van het journalistieke landschap. Ook aan die delen van het landschap die wat verder van De Correspondent af liggen, zoals bijvoorbeeld de regionale en de lokale journalistiek. Want niet alleen het publiek van De Correspondent verdient andere journalistiek. Transparante, constructieve, onthullende journalistiek is overal nodig.
Maar voor ik mijn studenten iets ga leren, wil ik nog even stilstaan bij wat vier jaar De Correspondent mij geleerd heeft. Preciezer, wat ik leerde van jullie, de leden van De Correspondent.
Als ik ergens op gehamerd heb gedurende mijn tijd in de hoofdredactie, dan is het wel dat onze journalistiek tweerichtingsverkeer moet zijn. Geen drukpers, geen megafoon, maar een podium waarop lezers met correspondenten in gesprek gaan over grote en minder grote thema’s.
Niet alleen roepen, maar ook luisteren. Niet alleen zenden, maar ook ontvangen. En niet alleen uitleggen, maar ook leren, van alle expertise die in ons ledenbestand is verzameld.
Ik kan met de hand op mijn hart zeggen: zo ging het vaak echt.
Er ging vrijwel geen dag voorbij of ik werd door jullie op weg geholpen, op de vingers getikt of in mijn denken uitgedaagd.
Onze eindredactie, en ons onvolprezen pooltje correctoren, werd in de loop der jaren steeds verder opgetuigd. Daarmee werd ook het aantal gepubliceerde fouten en foutjes met de dag lager.
Maar als er dan toch nog een onvolkomenheid, groot of klein, door hen gemist wordt kunnen we er zeker van zijn dat er voor de ochtendspits een aantal mailtjes in onze inbox zit.
Een speciale vermelding verdient het Belgische lid dat zich op een gegeven moment zelfs bij ons ziek meldde. We moesten het even een weekje zonder zijn commentaar stellen, mailde hij. We stuurden hem subiet een bloemetje toe.
Want het ontroert mij dat mensen die elkaar niet persoonlijk kennen zich samen inspannen om zoiets als De Correspondent mogelijk te maken.
- Hoe een van jullie op basis van een column die ik schreef in de nasleep van de ramp met de MH17 een Facebookgroep begon, waar tot op de dag van vandaag artikelen worden gedeeld over onder meer kinderrechten. Weer andere leden gebruikten mijn journalistiek om toneelstukken of documentaires van te maken.
- Hoe een ander lid mij een middag lang college gaf over de precaire positie van zzp’ers en andere flexwerkers.
- Hoe vijftien van jullie - van producent tot actrice, van verslaafde tot activist - een dag met ons in de tuin van de redactie wilden doorbrengen om ons van kennis over het fenomeen ‘online porno’ te voorzien. Terwijl binnen ook nog eens een tiental hackers onder leiding van collega Dimitri Tokmetzis onderzocht wat data over onze lusten verraden.
- Hoe tientallen van jullie zich belangeloos inspannen om ons te helpen onze ambities op het gebied van diversiteit en duurzaamheid waar te maken.
- Hoe honderden van jullie zich bij ons hebben aangemeld om vanuit jullie wetenschappelijke expertise ‘tegenlezer’ van onze artikelen te worden.
- Hoe een kleine duizend van jullie met ons onze tweede verjaardag kwamen vieren tijdens het Festival der Vooruitgang.
- Hoe zo’n 1.700 van jullie op zoek gingen naar nieuwkomers om te volgen in hun eerste jaar in Nederland. En ruim driehonderd leden ook daadwerkelijk meededen, met een rijk dossier als gevolg.
- Hoe we samen met duizenden van jullie de klantenservice van verschillende Nederlandse banken een drukke week bezorgden tijdens de ‘Ik-stap-over-van-bank’ -week.
Weemoed bij web 1.0
Wat op hippe internetconferenties wel de kracht van de ‘crowd’ genoemd werd, zien we hier elke dag in actie. En dat gebeurt tegen de trend in.
Want de paradox van het socialemediatijdperk is dat het internet er in de loop der jaren juist niet socialer op geworden is. Steeds meer publicaties sluiten hun commentaarsecties, steeds meer Facebookgebruikers sluiten zich op in besloten groepjes, steeds meer twitteraars laten zich - niet zonder reden - wegjagen van een platform waar de sfeer met de dag slechter lijkt te worden.
Vergelijk dat eens met web 1.0, het internet waar ik als tiener met een kersverse kabelverbinding kennis mee maakte. Op mijn zolderkamer op de Biblebelt leerde ik discussiëren met andersdenkenden over de hele wereld. Op fora, in chatrooms, via IRC, via Napster en Kazaa.
Je zou er weemoedig van worden. Maar iets van die oorspronkelijke geest van het internet zit volgens mij nog altijd besloten in het DNA van De Correspondent. Dat geeft mij dan ook het vertrouwen dat er nog veel meer voorbeelden van ledenparticipatie zullen volgen.
De Correspondent op zijn best is een open-source-denktank-in-actie waar stevig van mening wordt verschild en gretig met kennis wordt gestrooid.
Memorabele gesprekken waren bijvoorbeeld die over genetische manipulatie, al dan niet institutioneel racisme en - mijn eigen expertise - de juiste oplossing voor de vluchtelingencrisis.
Nee, het is lang niet altijd even leerzaam en gezellig in onze bijdragensectie. En we hebben stap voor stap moeten leren daar beter in te modereren. Maar toch, vergeleken met het online sfeertje elders is ons platform nog altijd als het dorpje van de Galliërs, dat dapper weerstand biedt tegen een online wereld waar mensen zich steeds meer van elkaar af lijken te schermen.
Alleen al het feit dat het gesprek tussen lezers en correspondenten op ons platform intergenerationeel is, maakt de interactie op ons platform in mijn ogen tot een absolute verrijking. Want hoe vaak gebeurt het nu dat pensionado’s, studenten en mensen die volop in het werkende leven staan met elkaar in gesprek zijn?
Het leukste compliment dat ik de afgelopen jaren in ontvangst mocht nemen over De Correspondent was dan ook ‘dat ik jullie eigenlijk vooral voor de bijdragen onder de stukken lees.’ Want een artikel op ons platform is per definitie niet het laatste woord, maar het begin van een goed gesprek.
Geen kennis, maar wijsheid
We noemen De Correspondent intern graag ‘een platform voor het delen van kennis.’ Maar wat ik van jullie leerde is dat het in het leven uiteindelijk niet om kennis, maar om wijsheid draait. En deze les vormt een belangrijke correctie op een natuurlijke neiging waar iedereen met een podium onherroepelijk last van krijgt.
Het is voor een journalist namelijk nogal een valkuil om in polen te gaan denken en te schrijven. Om te vervallen in wat iemand ooit treffend nothing-buttery genoemd heeft.
Een ontwikkeling is alleen maar goed of fout, een geïnterviewde is een voor- of tegenstander, iets is bullshit of waarheid. Terwijl, zo binair zit de echte wereld natuurlijk helemaal niet in elkaar.
Als onze journalistiek te zwart-wit wordt, zorgen jullie voor het aanbrengen van de grijstinten. En voor de kleur, want het is vaak een genot om onder een stevig artikel jullie eigen ervaringen in de zorg, het onderwijs of de politiek te lezen.
Ik leerde deze les toen ik met collega Maite Vermeulen een aantal socratische gesprekken met jullie mocht voeren over moeilijke thema’s als conflict, ontwikkeling en migratie. In die gesprekken gebeurde live wat soms ook op ons platform plaatsvindt: aan de hand van ervaringen, anekdotes en verwijzingen worden we samen wijzer over de wereld, zonder tot een afgeronde conclusie of een sweeping statement te komen.
Laten we de klei niet vergeten
Enfin, laat mij dus afsluiten met een welgemeend dankwoord aan jullie, de leden die onze journalistiek mogelijk maken en voeden met jullie expertise, jullie meningen en jullie kritiek.
Jullie zullen vast en zeker nog van mij horen - ik hoop dat andersom ook het geval is.
Op de dag die ik overhoud naast mijn nieuwe baan hoop ik op termijn de pen weer op te pakken en te schrijven over de zaken die het leven, of in elk geval het mijne, mooi maken: muziek, helden, religieloos christendom, cultvoetballers, en poëzie. En ook als ik me weer eens ergens boos over maak of heb laten raken zal ik vast en zeker de weg naar onze redactie weten te vinden.
Maar dit zullen losse flodders zijn. Van een vast correspondentschap is voorlopig geen sprake. En ook aan mijn tijd in de hoofdredactie komt nu officieel een eind.
In mijn drie jaar in de hoofdredactie zag ik ons publiek drie keer zo groot worden en de groep correspondenten - freelance en in dienst - groeide in dat tempo met het platform mee.
Ook achter de schermen werd het drukker en drukker, met onze uitgeverij, ons sprekersbureau, onze beeldredactie en onze evenemententak. Er kwamen podcasts bij, we zijn met video gaan experimenteren, met internationale auteurs gaan samenwerken.
Steeds meer modder, steeds meer klei en steeds meer kunstwerkjes dus, om weer bij de beeldspraak uit te komen waar ik dit artikel mee begon. En uit dat middagje mijmerend kleien hield ik nog een les over.
Ik kijk met trots en verwondering naar de stappen die we op het moment aan het zetten zijn om een internationale editie van De Correspondent uit de grond te stampen. Maar om daar daadwerkelijk een succes van te maken zul je de klei waaruit je gevormd bent niet moeten vergeten.
Als ik nog een ding van jullie mag vragen: help mijn collega’s daaraan te herinneren.
Dan nog iets. De eindredactie vroeg mij bij deze gelegenheid een aantal producties waar ik met trots op terugkijk te selecteren. Nu kan ik een aantal van mijn eigen pennenvruchten noemen, maar veel leuker vind ik het om jullie een kijkje in de keuken te geven en te laten zien hoe ik als ‘adjunct’ geprobeerd heb mijn eigen accenten te zetten.
Bij dezen een greep uit mijn werkweek, de afgelopen drie jaar:
1. Auteurs ontmoeten
Werken in de hoofdredactie betekent in de eerste plaats: voorkomen dat je onzin publiceert. Om dat te voorkomen maakte ik er een punt van iedere (gast-)auteur eerst persoonlijk te leren kennen voor we iets van hem of haar publiceren. Want de auteur is in mijn ogen onlosmakelijk verbonden met de tekst.
Deze check is geen overbodige luxe, zo bleek toen ik een mail van ene Nizar Mourabit ontving. Volgens hemzelf een Marokkaans-Nederlandse politicoloog, met unieke toegang tot bronnen die als Syriëstrijder waren vertrokken en teruggekeerd.
Hij bleek een verzinsel van de Zwolse kunstenaar Nelle Boer, ‘professioneel leugenaar,’ met al tal van publicaties achter zijn naam. Hij gaf niet thuis toen ik hem wilde ontmoeten. En dus besloot hij op De Correspondent ‘uit de kast te komen’:
Die kop zou ik nu niet meer verzinnen. Maar in elk geval bleef ons een zeperd bespaard.
2. Ervaringsdeskundigen laten spreken
Ik ben een groot liefhebber van de rubriek ‘First Person’ op de website Vox. Persoonlijke, provocatieve mini-essays die een nieuwsfeit of ontwikkeling beschrijven vanuit het perspectief van een betrokkene. Dit type stukken zorgt ervoor dat iets wat anders algauw abstract blijft tastbaar en concreet gemaakt wordt.
Het past bovendien uitstekend bij onze nieuwsfilosofie, namelijk dat de kennis en ervaring van onze lezers onze journalistiek kunnen voeden. Lees bijvoorbeeld Masja Schakenbos’ verhaal over haar ervaringen als jeugdpsycholoog:
En het verhaal van de gevluchte Iraanse filmmaker Nafiss Nia over het welkom heten van vluchtelingen:
3. Journalistieke rondleidingen publiceren
Ook op de pitchdagen die ik heb georganiseerd kwam de expertise van aspirant-auteurs op ons platform naar voren. Zo leerde ik in Nijmegen een architect in opleiding kennen. Zij had een ontwerp gemaakt voor het asielzoekerscentrum van de toekomst en dit voorgelegd aan het COA. Zij liet uiteindelijk de Correspondentlezer als het ware rondlopen door haar ontwerp.
De vorm van de journalistieke rondleiding pasten we vaker toe. Neem bijvoorbeeld deze tour door Bagdad:
Of deze rondleiding door het Nederlandse slavernijverleden in New York:
Een voordeel van deze vorm is dat beeld en tekst mooi op elkaar aansluiten.
4. Leve de series!
Een van de leukste dingen in mijn rol als adjunct vond ik het uitdenken van series, met een coherente rode draad die tot het eind toe blijft boeien. Want de grote kunst met (online) publiceren is: hoe maak je lezers als het ware verslaafd, nieuwsgierig naar wat volgt? En, hoe zorg je ervoor dat je de lezer meeneemt in jouw zoektocht?
Hoewel niet elke serie uitpakte als gepland zijn er vele geslaagde voorbeelden te noemen, maar één springt er voor mij uit. Zo vroeg ik schrijver Philip Huff om een reeks verhalen te maken over welke moeilijke zaken het leven de moeite waard maken. Jullie dachten uitgebreid mee tijdens een virtuele redactievergadering en wat volgde was een zomer vol schitterende essays.
5. Verbreek de stilte pas als je hem kunt verbeteren
Een van de moeilijkste redactionele beslissingen die ik de afgelopen drie jaar heb genomen ging niet over wat we wel, maar wat we niet hebben gepubliceerd. Toen ik op 13 november 2015 in de pauze van de nieuwe James Bondfilm even op mijn telefoon keek zag ik dat er een aanslag plaatsvond in Parijs. Het was helemaal mis, zoveel was duidelijk. Direct na de film volgde koortsachtig overleg met collega Rob Wijnberg.
Hij had net die avond een column afgemaakt over wat die week #stiekemgate was gaan heten. De strekking: de toenemende bevoegdheden van onze inlichtingendiensten hollen de rechtsstaat uit. Het is nu niet het juiste moment voor dit geluid, besloten we. Bovendien: wat zouden we op dit moment kunnen toevoegen aan het koor van speculatie, verwarring en (mis-)informatie dat nu eenmaal bij elke terreuraanslag hoort?
Laten we wachten, kortom, en een dag lang helemaal niets publiceren. En onze leden een lege nieuwsbrief sturen. Dit alles onder het motto: verbreek de stilte pas als je haar kunt verbeteren. In de weken die volgden konden we diepgaande analyses en verhelderende interviews brengen (onder meer dit fenomenale college van Beatrice de Graaf).
Wachten tot je iets te publiceren hebt, dat druist in tegen de natuur van een journalist, die het liefst zo snel mogelijk met duiding, achtergrond en analyse op de proppen komt. Toch bleven we dit doen.
6. Een constructieve invalshoek vertellen
Er zijn wel duizend manieren om een verhaal te vertellen. Een belangrijk deel van mijn werk als adjunct was dan ook: samen met de journalist in kwestie de juiste vinden. De invalshoek die niet alleen het verhaal recht doet, maar ook de lezer helpt om aan een stuk te beginnen en het uit te lezen.
Die uitdaging is het grootst bij journalisten die thema’s oppakken die letterlijk ver van het bed van de lezer zijn. Onze correspondent Vergeten oorlogen, Lennart Hofman, kan er over meepraten.
Hoe kun je originele en als het even kan constructieve invalshoeken bedenken bij verhalen die zich doorgaans afspelen in de brandhaarden van de wereld?
Dat lukt lang niet altijd, en je moet het vooral niet forceren. Maar toen ik voor publicatie het werkelijk schitterende verhaal van Lennart las over de lotgevallen van de Rohingya-moslims in Birma, ging ik er eens goed voor zitten. Ik koos er met Lennart voor om het stuk niet te presenteren als het verhaal van slachtoffers, maar als het verhaal van een volk dat door de tijd heen ‘kampioen overleven’ werd. Door het verhaal zo - jargonalert - in te steken, werd het een verhaal dat duizenden lezers wist te boeien.
Kill the victim, kortom, een devies dat ik sindsdien nog vaak herhaald heb. Maar soms waren juist andere invalshoeken weer beter: de historische parallel bijvoorbeeld, of spiegelstukken waar je een ander land als voorbeeld stelt voor een probleem uit onze eigen situatie.
7. Stellig zijn, maar durven twijfelen
Ik heb onze (gast-)correspondenten altijd aangemoedigd zo stellig mogelijk te zijn. Een stuk dat niets poneert of opwerpt, kan al gauw een beetje ‘niksig’ aanvoelen. Alle kanten op zweven, en daardoor de lezer precies nergens brengen.
In de loop der jaren ben ik tegelijkertijd steeds meer gaan houden van auteurs die twijfel in hun stukken toelaten of er een meer mijmerende, overpeinzende stijl op na houden. Zo was ik er trots op dit schitterende stuk van schrijver Peter Vermeersch te mogen publiceren. Ik vond zijn essay zo mooi dat ik hem vroeg het in te spreken zodat je er ook naar kunt luisteren:
Toen we mochten stemmen voor de Provinciale Staten besloot ik een dag met een lid van het Gouvernement in Limburg mee te lopen. Ik nam onderzoeksassistent Anne Schepers mee naar Maastricht en besloot onze gesprekken over wat we tegenkwamen tot leidraad van het artikel te maken.
Door intermezzo’s in te lassen waarin we als het ware boven de tekst gingen hangen, probeerden we tot een rijker beeld te komen dan een stellig oordeel als ‘wat een nietsnut’ of ‘wat een heldin.’ Dit is het resultaat.
P.S.: De hoofdredactie bestaat nu uit Rosan Smits en Rob Wijnberg. De komende maanden versterkt correspondent Maurits Martijn de hoofdredactie. Voor vragen over ons redactionele beleid kunnen jullie dus bij hen terecht.
P.P.S.: Ik zet het gesprek met jullie graag voort. Op 23 november a.s. mag ik in de Lebuïnuskerk in Deventer een avond beleggen over een thema dat mij momenteel erg bezighoudt. Op 30 november a.s.zal ik in in de Lebuinuskerk in Deventer over spreken. Over een onderwerp dat mij nu bezig houdt. Namelijk: wat betekent het dat vrijwel alle landelijke media in Amsterdam zijn gevestigd? En: wat valt daaraan te doen?