Wat een krantenartikel uit 1970 ons kan leren over de milieuproblemen van vandaag
Onlangs kreeg ik post uit 1970. Of nou ja, een envelop met een aantal krantenartikelen uit dat jaar. Een lezer had ze gevonden in een oud archief en schreef me: ‘Misschien interessant om te zien hoe ongeveer een halve eeuw geleden de sfeer was! Waardoor zijn de jonge, toen-actieven, toch gestopt?’
Het eerst viel mijn oog op een gedicht dat destijds was afgedrukt in de krant, vrij naar het beroemde gedicht Herinnering aan Holland van Hendrik Marsman:
Dat laatste - in de natuur [wordt] al het leven op tragische wijze vermoord – is een rake karakterisering van wat we nu de ‘zesde massa-extinctie’ zijn gaan noemen. Een tweede artikel – vermoedelijk uit NRC Handelsblad van 1 april 1970 – ging over een bijeenkomst van honderden wetenschappers in de RAI van Amsterdam. Onderwerp was de ‘biosfeer.’
Het stuk begon zo: ‘De aarde heeft op het ogenblik nog ruim voldoende capaciteit om ons allemaal en ons zeer talrijke nageslacht in leven te houden. Maar als we die capaciteit niet aanzienlijk zorgvuldiger gebruiken dan we tot nu toe hebben gedaan, dan is het einde in zicht.’
‘De biosfeer, het dunne laagje aarde, water en gas om onze planeet waarin zich alle leven afspeelt, is een uiterst fragiel ding. Plaatselijk hebben we daar al zo in huisgehouden, dat er onherstelbare schade is aangericht, met o.a. als gevolg dat er hele menselijke culturen zijn ondergegaan. Daarvoor kan nog de verontschuldiging worden aangevoerd van onwetendheid. Als we nu hetzelfde doen is dat onvergeeflijk.’
Toen we de grenzen van de aarde overschreden
Vernietigende woorden zijn het, vooral omdat ze in 1970 werden geschreven en het debat niet wezenlijk is veranderd: nog steeds horen we dit soort waarschuwingen en nog steeds ontbreekt het aan massale actie. Of misschien is er ook wel iets veranderd: het gaat nu vooral – ook in mijn stukken – over klimaatontwrichting. (Het woord ‘biosfeer’ heb ik geloof ik nog nooit in een van mijn artikelen gebruikt.)
Hoe dan ook, de voorspelling uit het artikel klopt. In de jaren zeventig begon de mensheid structureel meer van de aarde te nemen dan de aarde kon reproduceren (denk: ontbossing, overbevissing). We begonnen ook meer broeikasgassen uit te stoten dan de bossen en oceanen op aarde kunnen vastleggen, met opwarming tot gevolg. We begonnen aan wat de Engelsen ‘overshoot’ noemen.
En daar zitten we nog altijd in. Dit jaar hadden we op 2 augustus alle voorraden opgebruikt die de natuur in een jaar weer kan aanvullen - die dag was ‘Earth Overshoot Day.’ We gebruiken op dit moment 1,7 aardes om onszelf te voeden en van energie te voorzien.
Het artikel uit 1970 waarschuwde nog: ‘Er is snel en veel wetenschappelijk onderzoek nodig om de gevaren te onderkennen en om snel tegenmaatregelen te nemen. Daarbij is het onverstandig te wachten totdat het duidelijk is wat er precies mis is. In dat geval is de schade vaak onherstelbaar, op zijn minst heel moeilijk te repareren.’
Waarom deden we onvoldoende?
Waarom hebben we onvoldoende gedaan? In een stuk dat me deze week werd getipt, wordt de oorzaak gelegd bij ons onvermogen om de systemische oorzaken van milieuproblemen te onderkennen. We denken tegenwoordig te smal. We focussen te veel op klimaatverandering en technologische oplossingen daarvoor.
In de woorden van milieujournalist Richard Heinberg: ‘Our core ecological problem is not climate change. It is overshoot, of which global warming is a symptom.’
Het is een goed stuk dat tot nadenken stemt. Zonder systeemverandering zullen we onze milieucrises niet oplossen. Technoligische fixes zijn onvoldoende; een verandering in ons consumptiepatroon is noodzakelijk.
‘We must restrain ourselves,’ schrijft Heinberg, ‘like an alcoholic foreswearing booze. That requires honesty and soul-searching.’ Op De Correspondent hebben denkers als Naomi Klein en paus Fransiscus dat eerder ook bepleit.
Wat kunnen we doen?
Hoe gaan we weer binnen de draagkracht van de aarde leven? Een deel van het antwoord is dus overmijdelijk: dat de rijkste consumenten hun impact moeten verkleinen. De gemiddelde Nederlander vervuilt en verbruikt alsof er 3,6 aardes zijn, stelt Babette Porcelijn in haar boek De verborgen impact. Het grootste deel van de impact die we veroorzaken zien we niet.
Porcelijn schoof vorige week samen met zeven andere duurzaamheidsexperts aan op onze redactie om over de voetafdruk van De Correspondent te praten. Ook onze organisatie leeft op te grote voet: er zijn ongeveer 3,5 aardes nodig om ons consumptiepatroon te dragen, zei Porcelijn. Maar we kregen goddank allerlei adviezen om daar iets aan te doen. Ik werk het gesprek zo snel mogelijk uit tot een stappenplan voor alle organisaties die willen verduurzamen.
Tot slot: in Duitsland, vlak over de grens bij Venlo, bezetten vanaf vandaag duizenden mensen een bruinkoolmijn. Zij hebben de analyse gemaakt dat je klimaatverandering bij de bron moet aanpakken: waar de vervuilende brandstoffen uit de aarde worden gehaald. Vorig jaar vond een vergelijkbare bezetting plaats. Journalist Josta van Bockxmeer was toen voor ons ter plaatse: hier vind je haar verslag van de mensen die wél protesteren voor het klimaat.
Tot de volgende,
Jelmer
P.S. Wat zou je ervan vinden als de brancheverengiging van sigarettenfabrikanten op de voorpagina van een landelijke krant adverteerde met de boodschap: ‘minder doden door light-sigaretten’? Vorige week deed de Nederlandse gasindustrie iets vergelijkbaars.