Waarom mag je niet appen in de auto maar wel in de klas?
Eén krantenkop viel me deze zomervakantie in het bijzonder op: ‘Bestraf appen achter het stuur als drinken.’
Veilig Verkeer Nederland waarschuwde voor een toename van het aantal verkeersongelukken door bestuurders die append de snelweg over gaan.
Ik dacht: goed punt.
Ik dacht ook: als straks de zomervakantie voorbij is, gaan kinderen weer massaal Clash of Kings spelen, gokken op voetbalwedstrijden, netflixen, appen, instagrammen en snapchatten tijdens hun lessen. Uit onderzoek van Kennisnet, expertisecentrum op gebied van onderwijs en ict, blijkt dat twee op de drie jongeren aangeeft tijdens de les privéberichten te sturen. Vier op de tien zeggen Facebook of Instagram tijdens de les te checken. Dat was in 2015.
En toen dacht ik: waarom erkennen we in het verkeer wel dat smartphonegebruik een verslaving is die afleidt van waar je mee bezig hoort te zijn, maar in het onderwijs niet?
Smartphones zijn een verslaving, ook in de klas
Het is minder onschuldig dan de briefjes die je vroeger voor je buurman schreef of de potjes boter-kaas-en-eieren die je in je schrift speelde. Ook dat blijkt wanneer je smartphonegebruik op de weg vergelijkt met smartphonegebruik in de klas. Toen er nog geen mobieltjes waren, letten bestuurders beter op de weg; ze speelden geen boter-kaas-en-eieren op de A9.
Ik liet mijn 4 vwo-klas eens een week lang hun mobieltjes ’s ochtends inleveren op school; aan het eind van de dag mochten ze die dan weer ophalen. Ze hielden er dagboekjes over bij, waarin ze dingen schreven als:
- ‘Dinsdag hebben we wiskunde. Normaal kan je die les niet overleven zonder mobiel.’
- ‘Een blokuur geschiedenis zonder telefoon. Eén woord: DRAMA.’
- ‘Bij thuiskomt: 335 WhatsAppberichten, 2 Snapchats, 14 Twitterberichten, 15 berichten op Instagram en één voicemailbericht.’
De boter-kaas-en-eieraar is verveeld, de Instagrammer verslaafd.
Ook uit onderzoek blijkt: beter geen smartphones
Er is ook onderzoek naar het effect van smartphones op leerprestaties. Onderzoekers van de University of Southern Maine lieten twee groepen opdrachten uitvoeren. De ene groep mocht z’n telefoon bij zich houden, terwijl de andere deze moest inleveren. De groep zonder telefoons scoorde beter op de moeilijkere opdrachten.
Dat hoeft niet te verbazen als je meer weet over hoe onze hersenen werken.
Neuropsychiater Theo Compernolle schrijft in zijn boek Ontketen je brein dat mensen drie soorten breinen hebben: het archiverende, het reflecterende en het reflexbrein. Het reflecterende brein is verantwoordelijk voor logisch, analytisch, synthetisch en creatief denken, voor het oplossen van problemen, vooruitdenken, reflecteren op het verleden en diep nadenken.
Het is langzaam en heeft voortdurend aandacht en concentratie nodig. Het reflexbrein baseert zijn conclusies daarentegen uitsluitend op het hier en nu. Wie altijd online is, traint zijn reflexbrein en verwaarloost zijn reflecterende brein, schrijft Compernolle. Daardoor lopen onze intellectuele prestaties simpelweg terug.
Onderwijspsychologen Paul Kirscher, Richard Clark en John Sweller voegen daar nog iets aan toe. Leren, zo schrijven zij, is het overbrengen van informatie uit je kortetermijngeheugen naar je langetermijngeheugen. Het kortetermijngeheugen is beperkt en kan maar een paar dingen tegelijk opslaan. Belast je het kortetermijngeheugen met updates en likes, dan blijft er minder ruimte over om nieuwe informatie van je korte- in je langetermijngeheugen te krijgen.
En daarom hoeft het ook niet te verbazen dat uit Engels onderzoek blijkt dat vooral zwakke leerlingen beter presteren op een school die mobieltjes verboden heeft.
Bestuurders willen juist meer smartphones in de les
Je zou dus zeggen dat bestuurders en schoolleiders een eenvoudig instrument hebben om hun leerlingen meer te laten leren: doe die smartphone in de ban.
Maar nee: bestuurders en schoolleiders hebben juist de ambitie om smartphones meer in te zetten tijdens de les, bleek eerder dit jaar uit een enquête van Kennisnet. Zo’n 45 procent van de schoolleiders geeft aan de ambitie te hebben dat in 2019 in meer dan de helft van de lessen de smartphone als hulpmiddel in wordt gezet. Bestuurders leggen de lat nog hoger: bijna 70 procent van hen wil dat over twee jaar in meer dan de helft van de lessen mobieltjes worden gebruikt.
En de leraar? Van hen heeft nog geen 15 procent die ambitie.
Besturen hebben geen idee van wat er in de klas gebeurt en schoolleiders zijn bang dat ouders en kinderen voor een andere school kiezen als ze smartphones verbieden.
Leraren staan er dus alleen voor. Bij de leraar Frans mag je je telefoon gebruiken om woordjes op te zoeken en bij de docent wiskunde mag je een spelletje spelen als je klaar bent met je werk. Bij de leraar economie mag je telefoon op tafel liggen en bij de docent natuurkunde moet-ie in je broekzak zitten.
En beleid dat per lesuur verschilt, is geen beleid. Dus proberen kinderen les in les uit op hun schermpjes te kijken. Vaak met succes, want geen leraar kan tegelijkertijd lesgeven én op al die mobieltjes letten.
Tijd voor een experiment
Nu het nieuwe schooljaar is begonnen zouden bestuurders en schoolleiders zich achter de oren moeten krabben en bedenken hoe absurd het is dat ze hun leraren opzadelen met appende en instagrammende pubers die minder goed opletten tijdens de les en daardoor minder leren.
Om ze dat duidelijk te maken, zouden we een experiment kunnen starten: we brengen alle leerlingen komend schooljaar met de auto naar school, maar laten de bestuurder tijdens die rit appen, netflixen, instagrammen, appen en snapchatten. De schoolleider die niet mee wil doen, kan smartphones maar beter ook uit zijn lessen bannen.