Noem leerlingen studenten
De dag dat ik voorstelde leerlingen zelf hun vakken te laten kiezen om hen zo meer verantwoordelijkheid te geven over hun eigen leren, stuurde ik een halve klas de les uit. De leerlingen hadden hun huiswerk niet gemaakt en dus had het geen zin de les te volgen. Ze hoefden geen briefje te halen, want uitsluiting van de les moest genoeg straf zijn. Toen ik de resterende leerlingen vroeg of zij vonden dat ik juist gehandeld had, merkte een leerling op: ‘Ik denk dat ze het juist wel chill vinden. Of krijgen ze ook nog straf?’
Tot zover de verantwoordelijkheid van de leerling. Verwende pubers zijn het, zelfgenoegzame profiteurs die parasiteren op de goede wil van docenten. Terwijl ik tot 11 uur ’s avonds teksten aan het opknippen ben voor een nieuwe werkvorm die ik uit wil proberen, flappybirden zij zich hangend in hun stoel mijn lessen door. Ik zou mijn leerlingen niet eens gunnen hun eigen vakken te kiezen.
Dat was mijn frustratie van die dag. Maar toen ik de volgende dag enigszins was gekalmeerd en de Bas Heijne over mijn eigen gevoel kon spelen, zag ik in wat mijn werkelijke frustratie was. Ik wil dat mijn leerlingen zich verantwoordelijk voelen voor iets waar ik hen nauwelijks de verantwoordelijkheid over geef: hun eigen leren. Ik heb niet alleen bepaald wat leerlingen moeten weten (de toetsstof), maar ook hoe zij aan die kennis moeten komen (huiswerk en aanwezigheidsplicht).
Voor de leerling telt alleen het wat, dat hij de toets haalt, niet het hoe. Toch wordt hij voortdurend afgerekend op het hoe. De leerling die verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen onderwijs door te spijbelen, krijgt twee strafmiddagen. Maakt een leerling geregeld zijn huiswerk niet, gaat er een brief naar zijn ouders. Dat zijn onnatuurlijke straffen.
De leerling leert weliswaar dat hij lessen moet volgen en dat hij zijn huiswerk moet maken, maar niet waarom hij dat moet doen
De leerling leert weliswaar dát hij lessen moet volgen en dát hij zijn huiswerk moet maken, maar niet waaróm hij dat moet doen. Zou hij de les nodig hebben om een voldoende te halen voor de volgende toets, dan zou zijn gespijbel zichtbaar moeten zijn in het cijfer dat hij haalt voor die toets, niet in de papiertjes die hij op woensdagmiddag op het schoolplein staat te prikken.
Moeten we leerlingen dan maar de volledige vrijheid geven om de lessen te volgen die zij willen volgen? Dat is te makkelijk, want dat ontneemt alle verantwoordelijkheid van de docent. Maar roepen dat zestienjarigen helemaal geen verantwoordelijkheid over hun eigen leren kunnen dragen, is ook te eenvoudig.
Twee jaar later, wanneer zij gaan studeren, krijgen zij namelijk wel alle verantwoordelijkheid voor hun studie. Zijn jongeren in de zomervakantie tussen eindexamen en universiteit dan zoveel verantwoordelijker geworden?
Het is interessant om de doorstroomcijfers van de bovenbouw van het vwo te vergelijken met die van de eerste drie jaar, de bachelorfase, op de universiteit. Op mijn school haalt 60 procent van de leerlingen die het tot 3 vwo geschopt hebben het vwo-diploma zonder vertraging. 40 procent blijft een jaar zitten, of stroomt door naar havo. haalde in studiejaar 2007/2008 slechts 26,4 procent van de studenten zijn bachelordiploma in drie jaar. 51,4 procent van de studenten haalde ook na vier jaar studeren de bachelor nog niet.
Jongeren leren veel tijdens de vakantie naar Blanes die zij na het eindexamen boeken, maar een verantwoordelijkheidsgevoel en studievaardigheden lijken daar niet bij te horen.
De tendens is dat ook op de universiteit doorstroomcijfers en efficiëntie belangrijker worden. Hoorcolleges worden verplicht gesteld en in wekelijkse scriptiewerkgroepen worden studenten zo begeleid dat zij in drie maanden een scriptie kunnen schrijven. De maatregelen lijken succes te hebben. In vijf jaar steeg het percentage studenten dat zijn bachelor in drie jaar haalt van 21,5 procent (2002/2003) naar de eerder genoemde 26,4 procent.
Het gevolg van die maatregelen is dat universiteiten steeds meer op middelbare scholen gaan lijken. En dat is om twee redenen kwalijk. Enerzijds zou het de taak van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) moeten zijn om leerlingen klaar te stomen voor de universiteit. Door de relatieve kleinschaligheid van de middelbare school is het bovendien eenvoudiger om scholieren, en niet studenten, verantwoordelijkheid bij te brengen en bij te sturen wanneer het misgaat. Anderzijds zorg je zo voor een systeem waarin studenten ook nadat zij hun diploma gehaald hebben nog nooit de verantwoordelijkheid voor hun eigen leren hebben hoeven nemen. Hoe moeten zij dan in staat zijn een leven lang te leren?
Ik pleit daarom voor een omgekeerde tendens. Laat de universiteit niet schoolser worden, maar het middelbaar onderwijs, of: de bovenbouw van het vwo, meer universitair. Dat betekent niet dat leerlingen volledig verantwoordelijk moeten worden voor hun onderwijs, dat zij geen les meer verplicht hoeven bij te wonen en dat huiswerk uit den boze is, maar wel dat er gezocht moet worden naar een nieuwe balans tussen wat de maatschappij van leerlingen verwacht, wat de school van leerlingen wil en wat de leerling zelf wil bereiken.
Die nieuwe balans, daar ga ik de komende maanden naar op zoek.