Wat als het nieuws echt zou zijn?
Soms denk ik weleens: wat als het nieuws echt zou zijn? En dan bedoel ik: écht écht. Live. Real time. In your face.
Stel, je surft naar Nu.nl en leest daar over gewelddadige onlusten in een Australisch detentiecentrum, waar een groep vluchtelingen probeerde te ontsnappen: 77 gewonden, 1 dode. Precies op dat moment hoor je een klap op je voordeur. Je doet open en een dooie asielzoeker valt over je drempel. Achter hem een menigte wanhopigen - schreeuwend, in paniek, zich aan je vastklampend. In je ooghoek zie je de ME al aankomen. Met traangas en gummiknuppels. Wat zou je doen? Deur dicht en doorklikken naar Nu-Achterklap?
Schat, hedje ’t g’hoord? ‘Gordon begint eigen koffieketen.’
Of, je slaat de krant open en leest over inlichtingendiensten die, methode sleepnet, communicatiegegevens van tientallen miljoenen burgers wereldwijd verzamelen, op zoek naar die ene terrorist in de hooiberg die zichzelf via zijn belgedrag verraadt. Net als je oog valt op het rubriekje ernaast - de tien beste wijnen van 2014! -, gaat de deurbel. Je doet open en voor je staat een man in regenjas met een hoed op. Hij zegt niks, loopt naar binnen, kopieert je telefoon, zet je adressenboek op een usb-stick, neemt z’n hoed af, knikt en vertrekt. Wat dan? Zou je denken: ik heb toch niks te verbergen? Tijd voor een debatje over ‘de draai van Plasterk’?
Of, je zapt langs het journaal, ziet een item over verwoeste natuur in Sotsji, over duizenden hectaren bos die plaats moesten maken voor een paar stadions en vergiftiging van water door gedumpt afval. Je wil een slokje koffie nemen, maar wordt afgeleid door geronk uit je achtertuin. Door het raam zie je een graafmachine je begoniaperkjes omploegen, terwijl een zaag het op je eik heeft gemunt. ‘Hier komt de shorttrackbaan,’ zegt de opzichter. Wat dan? Gordijnen dicht en doorzappen naar The Voice Kids?
Het is de paradox die mij al fascineert sinds ik het journaal kijk en een krant lees, en die mij om de zoveel tijd in een half-existentiële beroepscrisis stort sinds ik in de journalistiek werk: de paradox van groeiende én krimpende afstand tussen het leven van alledag en de gemediatiseerde werkelijkheid om ons heen.
Aan de ene kant maken moderne nieuwsmedia die afstand minuscuul: de wereld is dichterbij, concreter, voelbaarder dan ooit; wie zien dingen live gebeuren waar we vroeger nog niet eens van wisten dat ze bestonden, laat staan dat we ‘erbij’ waren toen het plaatsvond. We zijn permanent op de hoogte, van de kleinste drama’s tot de grootste abstracte ontwikkelingen. Een real time, tot in het oneindige in- en uitzoombare Google Earth.
In de praktijk fungeert de buitenwereld dus vooral als ochtendritueel, een momentje afleiding in de file, een onderbreking van de lunch
Tegelijkertijd is diezelfde wereld ver, verder, verst. Er ligt nooit een lijk op onze drempel, er staat nooit een geheim agent voor onze deur, er walst nooit een graafmachine door onze achtertuin. Het is allemaal elders, verderop, dáár. In de praktijk fungeert die buitenwereld dus vooral als ochtendritueel, een moment afleiding in de file, een onderbreking van de lunch, een handige manier om ’s avonds in slaap te vallen. Een nooit echt bedreigend contrast met ons eigen leven - iets waar je even over praat tijdens de pauze, iets wat je misschien af en toe zelfs een zuchtje ontlokt, alvorens weer over te vloeien in de orde van de dag.
In zijn column Schijnwereld in De Groene Amsterdammer van 13 februari schrijft Chris van der Heijden: ‘We leven in een volstrekt gemediatiseerde cultuur. Sterker wellicht nog: we leven in een virtuele cultuur. […] Waar en niet waar zijn vlottende begrippen, werkelijk is een bijkomstige categorie.’
Dat is - ik durf het woord bijna niet te gebruiken - waar. Verhield je je vroeger hoogstens tot een directe werkelijkheid, nu verhoud je je ook constant tot een wereld die op z’n best secundair is. Maar is er een tegenstelling die dat veroorzaakt, die tussen ‘waar’ of ‘onwaar’? Tussen ‘werkelijk’ en ‘virtueel’?
De Amerikaanse mediafilosoof Thomas de Zengotita denkt van niet. ‘Het omgekeerde van "realiteit," schrijft hij, ‘is niet langer "nep" of "onecht," zoals tijdens de romantiek in de negentiende eeuw, het omgekeerde van "realiteit" is "optionaliteit" geworden.’
We ervaren de werkelijkheid als ‘virtueler’ naarmate hij optioneler is. Of, in gewoon Nederlands: als er een knop op zit. Het is die optionaliteit die onze 24-uurs nieuwsvoorziening zo’n bevreemdende ervaring maakt, die ons heen-en-weer slingert tussen betrokkenheid en desinteresse, tussen schok en schouderophalen, tussen activisme en cynisme. Wat daaraan te doen valt: werkelijk geen idee.
Vaker doen alsof het nieuws echt is?