Zonder Eneco haalt het nieuwe kabinet de klimaatdoelen nooit
Eneco is het enige grote Nederlandse energiebedrijf met duurzame ambities. En het laatste in publieke handen. Het nieuwe kabinet dwarsboomt zijn eigen groene plannen door de verkoop te laten gebeuren. De 53 gemeenteraden die erover gaan, kunnen het plan ook blokkeren.
Op een dag zal er een nieuw kabinet staan. Dat zal lyrische woorden wijden aan zijn ambitieuze klimaatdoelen. Na het vertrek van GroenLinks zullen het vooral D66’ers zijn die er goede sier mee maken. Maar past die groene vlag de partij van Alexander Pechtold wel?
Terwijl D66 landelijk een baken van duurzaamheid wil zijn, willen D66-wethouders in Rotterdam en Den Haag gas- en elektriciteitsbedrijf Eneco verkopen. Dat is geen noodzaak maar een keuze. En het is de vraag of dat het beste is voor een zo snel mogelijke overgang naar een duurzame economie in Rotterdam, Den Haag en de rest van Nederland.
Gaat de discussie ergens over? Ja, het gaat ergens over.
Sinds de wereld in Parijs afspraken heeft gemaakt over het radicaal terugbrengen van de CO2-uitstoot weet Nederland wat er moet gebeuren. Het wordt een immense opgave om de aangegane verplichtingen na te komen.
Mijn stelling is dat het in die situatie op het roekeloze af is om het laatste grote energiebedrijf dat in publieke handen is te verkopen.
Hoe het zover is gekomen
Het verkoopplan is het logische eindpunt van het politieke visioen van weer een andere D66’er: coryfee en oud-minister van Economische Zaken Laurens Jan Brinkhorst. Met zijn Europese achtergrond hamerde hij rond de eeuwwisseling op splitsing van de bestaande energiebedrijven. Deze werden opgedeeld in netwerkbedrijven, die publiek bezit zouden blijven, en productie-en leveringsbedrijven - die als commerciële partijen op de Europese energiemarkt zouden opereren.
Toen Brinkhorst de splitsing van de energiebedrijven in 2006 door de Tweede Kamer loodste, waren er vier grote energiebedrijven, optelsommen van kleinere lokale en regionale voorgangers. Zo had je een Gemeentelijk Energiebedrijf in Rotterdam, Den Haag en andere gemeentes in de Randstad. Die gingen samen in Energiebedrijf Zuid-Holland (EZH), dat later opging in Eneco.
De verwachting dat andere Europese landen het Nederlandse voorbeeld zouden volgen kwam niet uit. Frankrijk, Duitsland en andere EU-partners keken wel uit. Zij zagen het strategisch en economisch belang van sterke nationale spelers op energiegebied en hebben hun energiebedrijven niet gesplitst.
Toen Nuon en Essent in 2007 wilden samengaan om de internationaal sterke Nederlandse speler te worden, waren we opnieuw het braafste jongetje in de Europese concurrentieklas. Ze werden het niet eens over de interne machtsverhoudingen.
Nederland heeft het laten gebeuren en zag geen bezwaren als de bedrijven door een buitenlandse concurrent zouden worden opgeslokt – zo goed zat het Europese marktheilsgeloof er al in. Elders niet. Nederland was de muis die het peloton aanvoerde en vergat over z’n schouder te kijken of de olifanten wel volgden.
Wat er gebeurde met de miljarden die de verkoop opleverde
Zodra de twee grootste Nederlandse energiebedrijven waren gesplitst stonden de buitenlandse kopers op de stoep. Hoe weinig Nederland het eigen splitsingsdogma én de toen al dringend noodzakelijke verduurzaming serieus nam, blijkt uit de verkoop in 2009 van Essent en Nuon.
Essent werd overgenomen door de Duitse branchegenoot RWE, een ongesplitst bedrijf dat sterk was in vervuilende bruinkool. Nuon werd eigendom van het Zweedse staatsbedrijf Vattenfall, dat ook niet gesplitst is.
De provincies verdienden samen 13 miljard aan de verkoop, een groot aantal gemeentes samen 5,7 miljard.
Provincies als Noord-Brabant en Gelderland en onder andere de stad Amsterdam waren grootverdieners, die maar in zeer beperkte mate in een duurzame toekomst investeerden. Amsterdam kon het geld goed gebruiken voor de tegenvallers bij de bouw van de Noord-Zuidlijn. De innovatieafdeling van Nuon is gewoon gesloten.
De Groene Amsterdammer en onderzoeksplatform Investico hebben speurwerk verricht naar wat er met die energiemiljarden is gebeurd. Het resultaat zou hilarisch zijn geweest, als het niet zo’n gotspe was.
Bij het nu Zweedse Nuon en Duitse Essent is de meeste technologische en commerciële deskundigheid naar het buitenland verdwenen. Van deze grote energieleveranciers zijn sindsdien weinig groene geluiden meer vernomen. RWE heeft zichzelf intussen in een vuil en een schoon bedrijf gesplitst – dat laatste rapporteert goede cijfers, geen kunst, het netwerkbedrijf levert altijd geld op.
Nederland heeft er allemaal niks aan. Dit land is niet voor niets laatkomer in de wereldwijde energietransitie. Pas de laatste tijd zijn velen ervan overtuigd geraakt dat iedereen mee moet doen met het afkicken van onze fossiele levensstijl. De politieke leiding kan nu volgen.
De enige grote speler die weerstand bood: Eneco
Het derde grote energiebedrijf, Eneco, is er onder leiding van topman Jeroen de Haas al tien jaar consequent mee bezig. Daarom verzette het zich hardnekkig tegen splitsing. Zonder de constante inkomensstroom van het netwerk moet het productie- en leveringsbedrijf meer betalen om geld te lenen voor investeringen. Ook voor groene investeringen. In de ogen van De Haas was de splitsingswet van het begin af aan verouderd en contraproductief. Nationaal en internationaal een fiks concurrentienadeel.
De splitsingswet is volgens de Hoge Raad niet in strijd met Europese regels, wat niet wil zeggen dat de wet moet
Het heeft niet mogen baten. Het nu demissionaire kabinet-Rutte heeft de splitsingsplicht doorgezet. Geen idee of toenmalig partijleider Diederik Samsom en vicepremier Lodewijk Asscher (beiden PvdA) zich er intern tegen hebben verzet, maar minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) stond pal voor het visioen van Brinkhorst.
Eneco moest er ook aan geloven. Het bedrijf verloor de strijd vorig jaar voor de Hoge Raad. De uitspraak luidde dat de Nederlandse splitsingswet niet strijdig is met het Europees recht* – wat niet wil zeggen dat de wet moest volgens de Europese regels.
Dit voorjaar werd Eneco gesplitst in netwerkbedrijf Stedin en productie- en leveringsbedrijf Eneco. Dat laatste moet nu in Nederland concurreren met Essent en Nuon, die onderdeel zijn van grote, ongesplitste buitenlandse concurrenten die nog steeds profiteren van de stabiele inkomsten uit hun netwerkbedrijven.
Eneco geeft het goede voorbeeld
Meestal levert het lot van dit soort nutsbedrijven weinig emotie op. Dat kan de komende weken anders worden. Via een crowdfundingactie wordt geld en morele steun ingezameld om Eneco in publieke handen te houden. De toegezegde duizendjes en miljoenen kunnen Eneco voorlopig niet kopen, maar zorgen misschien wel voor een groeiende bewustwording dat er iets op het spel staat.
Eneco is sinds jaar en dag in handen van 53 gemeentes in Zuid-Holland en een enkele in Noord-Holland en Friesland. Rotterdam, Den Haag en Dordrecht (samen voor 57 procent aandeelhouder) hebben gezegd dat zij hun aandelen in Eneco van de hand willen doen. Sindsdien is de discussie ontbrand.
De verantwoordelijke VVD-wethouder Herbert Raat van aandeelhouder Amstelveen (1,5 procent) is voorlopig een witte raaf. Hij wil Eneco niet verkopen – het college is het met hem eens dat de omslag naar duurzame energievoorziening een publieke taak is,* en dat Eneco daarmee goed bezig is.
We hebben bij Essent en Nuon gezien dat Nederland qua leveringszekerheid en qua actieve verduurzaming de macht uit handen heeft gegeven.
Steeds meer mensen zullen op den duur hun eigen stroom gaan opwekken, hun huis isoleren en over twintig jaar zullen we massaal energieneutrale huishoudens hebben. Dus tegen die tijd kan de rol van energieleveranciers kleiner worden.
Maar zover zijn we nog niet. Er moet nog veel geïnnoveerd en geprobeerd worden. Mensen hebben daar hulp bij nodig die Eneco, naast de netwerkbedrijven als Alliander en Stedin, op vrij grote schaal organiseert. Bovendien: straten en kantoren, spoorwegen en havens zullen voorlopig veel stroom van buiten nodig hebben. Daar heeft Eneco na jaren van puur prijsgedreven onderhandelingen steeds meer groene contracten mee afgesloten.
Wat er op het spel staat als Eneco nu wordt verkocht
Kan Nederland zich veroorloven de grootste groene-energiespeler de markt op te jagen? In de hoop dat de aanstaande koper(s) de duurzame strategie van Eneco omarmt? Het contractpapier is geduldig. De kopers van Nuon en Essent bewezen ook lippendienst aan groene wensen. Als het erop aankomt zijn die snel vergeten, als de koper andere prioriteiten heeft.
Door verkoop aan een commerciële partij riskeert Nederland via de gemeentelijke aandeelhouders de kans te laten schieten met hulp van Eneco de energietransitie optimaal vorm te geven.
Nederland geeft dan – na Essent en Nuon – de zeggenschap uit handen en maakt zich geopolitiek nog verder afhankelijk van buitenlandse belangen.
De rammelende argumentatie voor verkoop
Waarom hebben de gemeentebesturen van Rotterdam, Dordrecht en Den Haag toch besloten dat zij willen verkopen? De Rotterdamse D66-wethouder Adriaan Visser is de drijvende kracht; hij wist al vóór de splitsing van Eneco dat hij de aandelen wilde verkopen. De argumentatie is met veel omhaal van woorden heel simpel: na splitsing is Eneco een commercieel bedrijf dat steeds meer in het buitenland investeert, het is geen publieke taak daar risico’s in te dragen.
De drie gemeentes die samen de meerderheid hebben onder de aandeelhouders wijden in de voorstellen aan hun gemeenteraden weinig woorden aan hun medeverantwoordelijkheid voor de snelle verduurzaming van Nederland. Zij hebben via de aandeelhouderscommissie een consultatiedocument opgesteld dat leest alsof het is bedoeld om de kleine gemeentes te overtuigen van hun eigen visie: verkopen want het kan, risicovol beleggen is niet iets voor gemeentes.
Het commentaar van NRC Handelsblad (‘Bestuur Eneco moet niet plaatsnemen op stoel aandeelhouders’) steunt deze benadering en is even kort door de bocht. Niemand betwist de aandeelhoudende gemeentes het recht hun aandelen te verkopen. Het NRC-commentaar gebruikt een oude debattruc: iets ontkennen wat niet is beweerd.
Het probleem is niet of aandeelhouders bevoegd zijn tot verkoop, noch of de Eneco-leiding ook iets mag vinden. De vraag is of het een goed idee is dat de overheid het laatste grote energiebedrijf overdoet aan marktpartijen waarvan het afwachten is of die evenveel urgentie zien voor de energietransitie als de huidige Enecoleiding.
Gezien de rij binnen- en buitenlandse belangstellenden, van familiebedrijven tot energiebedrijven en puur financiële investeerders, Europeanen, Noord-Amerikanen en Aziaten, kandidaten van zeer uiteenlopende aard die zich schijnen te melden, is het zeer de vraag of de hoogste bieder gemotiveerd is om voluit in te zetten op duurzaamheid.
Wat de overheid te winnen heeft
De verantwoordelijke wethouders in Rotterdam,* Den Haag* en Dordrecht ontkennen dat publiek eigendom van Eneco toegevoegde waarde heeft voor de verduurzaming. Zij beargumenteren dat nauwelijks. Maar zij besturen de overheid die de aandelen bezit én een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de duurzame transitie in hun gemeentes. Die laatste taak benoemen zij alleen in het voorbijgaan zonder een overtuigende afweging te maken.
Er zit nog een onzuiver element in de verkoopkeuze. De gemeentes zijn nu nijdig dat zij weinig invloed hebben op de koers van Eneco – iets waar zij jarenlang mee hebben kunnen leven. Impliciet steunden zij tien jaar lang de duurzame koers van het bedrijf. Nu de dividendstroom van het gesplitste Eneco minder zeker is, lijken zij daar in navolging van Rotterdam niet meer zo in geïnteresseerd. Het grote geld lonkt.
De Rijksoverheid is zeker zo verantwoordelijk voor de duurzame transitie van het land, maar die bezit geen aandelen Eneco. Die overheid heeft gezorgd voor de splitsingswet die al achterhaald was toen die werd ingevoerd en die nu de transitie hindert.
Als het Rijk niets doet dan zal dit najaar de verkoopopwinding groeien, de eurotekens worden steeds groter en wethouders beginnen te peinzen over wat zij allemaal kunnen doen met al die miljoenen die zullen binnenstromen. De verwachte opbrengst van drie à vier miljard is fijn verdelen.
Potentiële kopers: pensioenfondsen, Shell en private-equity
Eneco zat niet te wachten op deze uitverkoop maar hoopt nu dat een werkelijk duurzame koper is te vinden. Dat zouden één of meer pensioenfondsen kunnen zijn. Volgens insiders zou de duurzame strategie van Eneco ook doorgezet kunnen worden als een ander energiebedrijf met een aantoonbare verwante koers een bod uitbrengt. Er zijn alleen nog maar buitenlandse concullega’s, geopolitiek minder aantrekkelijk, waarbij een Europese bieder relatief veiliger is dan een verdere kandidaat.
Veel wordt gespeculeerd over de belangstelling van Shell, dat langzamerhand op een meer groene koers zou willen uitkomen. Het is de vraag of Eneco daar de inspirator van kan worden, of dat de supertanker te langzaam draait om iets van Eneco’s inspiratie intact te laten. Als Shell om gaat heeft het wel veel kennis en kapitaal om grote stappen te maken.
Als het niet Shell maar een private equity-overnemer wordt is de kans groot dat Eneco wordt leeggezogen, met schulden volgehangen en beroofd van wezenlijke innovatiekernen. Wie de redenering van Rotterdam, Den Haag en de aandeelhouderscommissie consequent volgt, komt uit bij de hoogste bieder. Dus niets is uitgesloten.
Wat het nieuwe kabinet hieraan kan doen
Daarom de volgende vraag. Wat let de onderhandelaars voor een nieuw kabinet om de 53 gemeentes een boodschap te sturen met de strekking: kunt u pas op de plaats maken, voorlopig niet verkopen en proberen met Eneco een duurzame strategie voor de lange termijn af te spreken die goed is voor uw gemeentes en voor Nederland? Dan kunt u elkaar trachten te overtuigen van nut of onnut van buitenlandse investeringen.
Heel ingewikkeld is het niet. Den Haag en Rotterdam hebben veel warmteklanten – die zal Eneco graag duurzaam door de winter blijven helpen. En reken maar dat de gemeentes jaarlijks meer dividend krijgen van Eneco dan wanneer zij de verkoopopbrengst op de bank zetten, in hun geval verplicht bij het Rijk. Dus een financieel offer voor de goede zaak is het allerminst.
Wat let de onderhandelaars voor een nieuw kabinet om de 53 gemeentes de verkoop af te raden?
Een wild klinkend alternatief is dat het Rijk zelf Eneco koopt. Als een nieuw kabinet de splitsingswet intrekt zal het ook miljarden kwijt zijn aan schadevergoedingen die Vattenfall en RWE zullen vragen. Een staats-Eneco kan de trend zetten die hard nodig is. Maar dat zal een paar bruggen te ver zijn voor het dogmatisch neoliberale ministerie van Economische Zaken.
Toegeven dat je twintig jaar een illusie hebt verkocht.
Toch zou het nieuwe kabinet zichzelf in één keer als vernieuwend én duurzaam kunnen presenteren. De huidige VVD heeft niet veel meer ideeën dan de markt en het weerbare individu. D66 zou als sociaal-liberale partij met duurzame ambities meer moeten willen en in één keer de eigen splitsingsmisser kunnen goedmaken. Welk deel van het CDA-programma zou zich tegen een duurzaam publiek Eneco verzetten?
De ChristenUnie heeft in de persoon van senator Roel Kuiper een van de helderste denkers over privatisering en het publiek belang in huis. Een verrassend duurzaamheidsgebaar zou voor D66 en de ChristenUnie een groene pleister op het medisch-ethische litteken kunnen zijn.
Het nieuwe kabinet kan de duurzame transitie kortom goed beginnen met een symbolisch betekenisvolle daad: stoppen met het tafelzilver aan de hoogste bieder verkopen. Houd Eneco in publiek bezit en zorg dat het bedrijf ons snel helpt duurzamer te worden.
Oké, dat was even dromen. Waarschijnlijker is dat een nieuw kabinet met koopkrachtplaatjes komt en dat de discussie over Eneco doorgaat. De aandeelhouders gaan gelukkig pas echt over verkoop beslissen na de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar maart.
Stel dat voldoende partijen lokaal campagne voeren voor behoud van Eneco, dan zouden nieuwe meerderheden kunnen zeggen: meneer De Haas van Eneco, kunnen we nog es praten over onze zeggenschap in uw groene koers? U heeft de duurzame aandeelhouders die u wenst. Dat zijn wij.