Hoe de wereld geregeerd wordt door het hoogst uitzonderlijke
Onze samenleving heeft een obsessie met de uitzondering die het verpest voor de overgrote meerderheid. Het gevolg: een cultuur van angst, cynisme en wantrouwen. Een ode aan de brave buitenlander, de goedwillende gelovige en de werkende wet.
We moeten het eens hebben over de 1 procent.
- De 1 procent allerrijksten waar Occupy zich tegen verzette?
- De 1 procent kans dat het Nederlands elftal zich nog plaatst voor het WK?
- De 1 procent stijging van de zorgpremie die eraan zit te komen?
Nee, ik wil het hebben over een andere 1 procent.
Kijk goed om je heen en je ziet haar overal: die minuscule minderheid die - ook al is ze klein, bijna nietig - toch opvalt door haar onevenredig grote invloed op de samenleving. Overal drukt ze haar stempel op. De media. De politiek. Het bestuur. Het publieke debat. De gesprekken bij het koffiezetapparaat. Het wereldbeeld dat we koesteren.
Noem haar gerust: de uitzondering die de regels bepaalt.
De dictatuur van de minderheid.
Overal kwaadwillenden
Wie trouw De Correspondent leest, weet dat onze missie is nieuwswaardige journalistiek te maken van structuren in onze samenleving die bepalen hoe de wereld werkt. We richten ons niet op wat ‘vandaag’ gebeurt, zoals de gebruikelijke definitie van actualiteit voorschrijft, maar op wat ‘elke dag’ gebeurt. Of, zoals ik vaak zeg: niet het weer, maar het klimaat.
Door dat prisma gekeken valt al vrij snel op hoezeer onze wereld juist bepaald wordt door het omgekeerde. Hoe we denken, praten en debatteren over onze samenleving, en hoe we haar vervolgens inrichten, vormgeven en besturen, wordt enorm beïnvloed door het hoogst uitzonderlijke.
Van kroeggesprek tot spoeddebat, van wetgeving tot wereldbeeld: allemaal staan ze in het teken van een of andere minderheid - de kwaadwillende, het zwarte schaap, de uitglijder, het ongeluk.
De alomtegenwoordige 1 procent
Die alomtegenwoordige 1 procent manifesteert zich in talloze gedaanten: de bijstandsfraudeur, de terrorist, de voetbalhooligan. De criminele allochtoon, de geradicaliseerde moslim, de scheldende reaguurder. Maar ook: de vertraagde trein, de overbodige EU-wet, de dodelijke harddrug.
Zo uiteenlopend als deze punten mogen lijken, één ding hebben ze allemaal gemeen: ze zijn nagenoeg verwaarloosbaar in hun omvang én ze verpesten het grandioos voor de rest. Ze ruïneren het beeld dat we hebben van hun tegenpool - de overgrote meerderheid. De gerechtigde uitkeringsontvanger, de gematigde activist, de trouwe supporter. De brave buitenlander, de vrome gelovige, de constructieve contribuant. En ook: het vlekkeloze vervoersmiddel, de werkende wet, het gezellige genotsmiddel.
De 99 procent.
Hoe de verzorgingsstaat van een recht een plicht werd
Neem, als casus, eens die bijstandsfraudeur. In Nederland is deze onterechte ontvanger goed voor een kostenpost van grofweg 46 miljoen euro per jaar. Op een totaal aan uitkeringen van ruim 5,7 miljard. Letterlijk dus: minder dan 1 procent van alle uitkeringen die in ons land worden verstrekt.
En toch is praktisch ons hele uitkeringssysteem ingericht op die ene procent. Want u heeft vast wel eens gehoord van de luie Hollandse bankzitter of de criminele bijstands-Bulgaar - daar heeft De Telegraaf elke week wel een berichtje over. En omdat grofweg driekwart van de Kamervragen gebaseerd is op nieuwsberichten uit de media, heeft een parlementariër daar geheid wel eens een minister voor op het matje geroepen. En dus wordt er maatregel op maatregel, controlesysteem op controlesysteem, voorwaarde op voorwaarde gestapeld. Op zoek naar de fraudeur in de hooiberg.
Het gevolg: de verzorgingsstaat is van een recht naar een gunst naar een plicht gegaan. Wie tegenwoordig om een klein beetje hulp komt vragen bij de overheid, moet voldoen aan een identificatieplicht, een arbeidsplicht, een inlichtingenplicht, een budgetteringsplicht, een medewerkingsplicht - en sindskort ook een taaleis.
Plichten en eisen die, stuk voor stuk, weer moeten worden gehandhaafd door sociale dienstverleners, incasso-agenten en controleurs. Die weer bergen administratie verschaffen aan verzekeraars, accountants en agenten. Die weer in de gaten worden gehouden door wethouders, staatssecretarissen en ministers.
Allemaal regelaars van de uitzondering.
Hoe ‘massa’-immigratie muren tussen ons in zet
Nog een voorbeeld: massa-immigratie. Een term waar onze samenleving nu al bijna vijftien jaar van in de ban is. In de politiek, op de opiniepagina’s, in de comment-secties, aan de bar: overal wordt de term gebezigd alsof ons laatste uur geslagen is. Massa-immigratie maakt de verzorgingsstaat onhoudbaar, zorgt voor een explosie aan criminaliteit, knaagt aan de fundamenten van Europa, bedreigt zelfs de gehele westerse cultuur. ‘Tsunami’, ‘cultuuroorlog’, ‘vijfde colonne’ - u kent de hyperbolen ongetwijfeld.
Te midden van die hyperbolen is het misschien niet populair, maar wel ontnuchterend om te bedenken dat, op deze hele aardbol, grofweg 3 procent van de wereldbevolking buiten het land van origine woont. 97 procent (!) van de wereld sterft waar hij geboren wordt. En ook in relative zin is het woord ‘massa’ overtrokken: in Europa bijvoorbeeld is circa tien procent van de bevolking van niet-Europese oorsprong. Zorgt dat voor een explosie aan criminaliteit? ‘Allochtonen’ komen, niet gecorrigeerd voor andere sociale factoren, inderdaad grofweg twee keer zo vaak in aanraking met de politie als ‘autochtonen’: 2 tot 3 procent versus 1 tot 1,5 procent. Oftewel: 97 op de 100 niet.
Maar ondertussen hebben we het er wel de hele dag over. Spreken invloedrijke opiniemakers van ‘homeopatische verdunning’ van onze bevolking. Protesteren we tegen burgemeesters vanwege hun buitenlands klinkende achternaam. Wil de tweede grootste partij van Nederland boeken verbieden en gebedshuizen opdoeken uit angst ‘gekoloniseerd’ te worden door een religieuze groep die zes procent van de Nederlandse en vier procent van de Europese bevolking uitmaakt. Vloeien er miljarden naar meer grenscontroles, om ‘het buitenland’ buiten de deur te houden. Zijn er de afgelopen vijftien jaar zelfs meer grensmuren gebouwd dan in alle menselijke geschiedenis ervoor.
Europa, de bananenregelrepubliek
Ook op abstracter niveau geldt deze uitzonderingscultus. De Europese Unie is daar een goed voorbeeld van. Bijna dagelijks hebben we het over hoe groot, duur en bureaucratisch deze supranationale moloch is. Hoeveel geld er verspild wordt aan regels die nergens goed voor zijn, of erger nog, alleen maar in de weg zitten.
Zoom je een beetje uit, dan zie je - warempel - weer diezelfde wetmatigheid: 1 procent (!) van ons gezamenlijke bruto binnenlands product gaat naar het project genaamd Europa. En hoeveel overbodige regels worden daar van gemaakt? Ongetwijfeld een paar, u kent de voorbeelden wel: ‘Zo krom mag een banaan zijn van Europa.’
Maar vraag eens aan Groot-Brittannië hoeveel Europese bureaucratie domweg blijkt te werken. Nu de Brexit eraan komt, moeten de Britten liefst 759 verdragen heronderhandelen. Ga de lijst af en je ziet hoeveel vanzelfsprekendheden we aan deze EU-wetten te danken hebben: dat ons voedsel, ons verkeer en onze vliegtuigen veilig zijn; dat de dokter, accountant en agent aan ethische standaarden worden gehouden; dat onze mobiele telefoon, pinpas en internetverbinding overal werken; dat je hulp krijgt als je in nood bent en je rechten hebt als je iets fout hebt gedaan.
Deze lijst is bijna net zo eindeloos als dat ze vanzelfsprekend is. En die vanzelfsprekendheid maakt dat het ons nooit opvalt dat er talloze wetten, regels en instituties aan ten grondslag liggen die ons dagelijkse leven gemakkelijker en rechtvaardiger maken. Of zoals correspondent Maite Vermeulen al eens schreef over bureaucratie: we hebben er een hekel aan, maar het is wel de redding van de wereld.
Noem het de tragiek van de werkende wet: die ken je niet, omdát-ie werkt. De bananenregel, die valt op. En verpest het voor de rest.
Zelfs problemen worden gedicteerd door de uitzondering
Nu is het absurde dat we dezelfde gerichtheid op de uitzondering óók hebben als het om onze grote, structurele problemen gaat. Neem het maatschappelijke debat over klimaatverandering. Uit wereldwijde opiniepeilingen blijkt dat grofweg de helft van de wereldbevolking niet gelooft dat klimaatverandering door mensen wordt veroorzaakt; meer dan de helft (55 procent) ziet klimaatverandering niet als gevaar.
Die perceptie is ook wijdverspreid geraakt onder politieke elites, met serieuze consequenties. De bewoner van het Witte Huis is een volbloed klimaatontkenner, die de opwarming van de aarde ‘een hoax, verzonnen door de Chinezen’ noemt. Onder zijn leiding zegde de grootste vervuiler ter wereld het klimaatakkoord van Parijs eenzijdig op. Zijn Republikeinse partijgenoten, met van oudsher zeer nauwe banden met de olie-industrie, scharen zich bijna allemaal in verschillende variaties achter deze klimaatscepsis. En ook in de grootste partij van Nederland, de VVD, klinkt de klimaatscepsis nog steeds. De Telderstichting, nota bene het wetenschappelijke bureau van de liberalen, toont zich ronduit laconiek over het klimaatprobleem.
En ook hier is weer een minuscule minderheid de boosdoener: grofweg drie procent van de wetenschappelijke publicaties over klimaatverandering trekt het fenomeen zelf, of de menselijke oorzaken erachter, in twijfel. Honderd procent van deze ‘studies’, blijkt uit meta-onderzoek, bevat verkeerde veronderstellingen of fundamentele fouten en behoren daarmee in de wetenschappelijke prullenbak.
Maar ondertussen eisen ze wel veel meer dan 3 procent van de aandacht op. Want niets zo vertrouwd in de media als het voor- en tegenstander-format. Kom met de meest knotsgekke klimaattheorieën, zoals columniste Marianne Zwagerman onlangs deed, en je krijgt in praktisch elke actualiteitenrubriek ruim baan. Samen met de democratiehatende salafist en de protesterende neo-nazi. Zoals trouwens ook bijna alle online commentsecties gedomineerd wordt door 1 procent van de bezoekers. Daar is zelfs een internetwet naar vernoemd: de 1-procent-regel.
En zelfs als er wél consensus over klimaatverandering is, zijn we nog geneigd de verkeerde kant op te kijken. Want, zoals correspondent Tamar Stelling al eens scherp opmerkte: ‘99 procent van het nieuws gaat over 29 procent van de aarde’ - de minderheid genaamd ‘het land.’ Maar juist op zee - de overige 71 procent - is waar het gros van de vervuiling plaatsvindt en terechtkomt. Je kunt spaarlampen draaien wat je wil: zolang we onze zeeën wetteloos en ongereguleerd gebied laten, is iedere poging milieuvervuiling fundamenteel tegen te gaan een kwestie van - bij voorbaat excuus - water naar zee dragen.
Wat fout kan gaan...
De vraag is waar die obsessie met de exceptie toch vandaan komt. Hoe langer ik over die vraag nadenk, hoe meer de term self-fulfilling prophecy zich aan me opdringt. We zijn gericht op de uitzondering, waardoor die belangrijker wordt, waardoor we erop gericht zijn.
Zo belangrijk zelfs dat we er hele sociale wetten uit destilleren, die voortleven als cliché over hoe de wereld ‘echt werkt.’
Wat fout kan gaan, zal fout gaan. Zeven diep pessimistische woorden die een plekje veroverden in ons collectieve geheugen als de beroemdste ‘sociale wet’ ter wereld - beter bekend als ‘de wet van Murphy.’ Bedacht door een werktuigbouwkundige van de Amerikaanse luchtmacht, bestudeerd door wetenschappers die er een diepzinnige waarheid in meenden te ontwaren en bewezen verklaard door iedereen die wel eens in de langzaamste rij in de supermarkt heeft gestaan.
Het hoeft geen verbazing te wekken dat de meest cynische kijk op het leven tot sociale wet van wereldfaam wist uit te groeien. Het geschiedenisboek dat wij als mensheid schrijven, van nieuws tot encyclopedie, kent vooral zwarte bladzijden. En dat pathologisch pessimisme verraadt waar die geschiedschrijving aan ontspruit: het menselijke brein. De mens is uiterst gevoelig voor de lokroep van wat er misgaat. Negativity bias noemen sociaal-psychologen dat.
Vervelende gebeurtenissen, onprettige gevoelens, ruzies met en fouten van anderen: ze vallen ons vaak sneller op dan hun tegenpolen. We zien de wet van Murphy dan ook voortdurend bevestigd in ons alledaagse leven: toen je je paraplu thuisliet vlak voor het ging regenen; toen je een taalfout ontdekte in een verder vlekkeloos artikel; toen je een sluiproute koos en juist zo in de file belandde.
De misvatting van Murphy
Er is alleen een probleem: de wet klopt van geen kant. Correspondent Rutger Bregman stelt in zijn essay ‘Wie goed doet, komt nooit op het journaal’ - je ziet het nu gebeuren met de plunderaars na orkaan Irma in het Caraïbische gebied - dat het met de menselijke natuur veel minder cynisch gesteld is dan wij geneigd zijn te denken. De meeste mensen, zo schrijft hij, doen zelfs in de meest pessimistisch stemmende omstandigheden het goede.
Sterker nog: bijna alles wat fout kan gaan, gaat meestal goed.
En nee, nu niet direct in een cynismekramp vervallen. Met die constatering wil ik, uiteraard, niet de ellende in de wereld ontkennen of bagatelliseren. De wereld barst van het onrecht.
Het punt is alleen: de wereld barst nog veel méér van dingen die goed gaan - zowel op het meest alledaagse microniveau als op wereldschaal. Zozeer zelfs dat de wet die onze wereld nog wel het beste beschrijft, zou moeten luiden: wat fout kan gaan, gaat in verreweg de meeste gevallen vlekkeloos.
Hoe bijzonder het doodgewone is
Sluit daarom even je ogen en denk terug aan een willekeurige ochtend van de afgelopen week.
Je wordt wakker, staat op, springt onder de douche en kleedt je aan. Met een kop koffie en een bakje yoghurt met fruit lees je de nieuwste stukken op (laat ik even onbescheiden doen) De Correspondent. Vlak voor je weg moet, check je nog even snel je e-mail. Dan, hup in de trein: op naar je werk.
Niets bijzonders, dat ochtendritueel.
Zo lijkt het. Maar in werkelijkheid is alles er bijzonder aan. Want achter de volstrekte vanzelfsprekendheid van dat warme water uit de douche, die verse koffie uit het koffiezetapparaat, dat frisse fruit in de yoghurt, het draadloze internet op je laptop en de trein die keurig volgens schema arriveert, schuilen een technologische complexiteit en menselijk vernuft die hun weerga niet kennen.
Neem alleen al die douche: in de negentiende eeuw een utopische luxe, in de jaren dertig slechts voor een kleine elite weggelegd, en pas een halve eeuw geleden langzaam maar zeker de norm in een doorsnee huishouden. Geen wonder: achter de douchekop gaat een infrastructuur schuil die met recht wonderbaarlijk te noemen is. Een ondergronds stelsel van 120.000 kilometer aan leidingen* levert glashelder water aan ieder huishouden in Nederland - een technologie die pas ver in de twintigste eeuw normaal werd. Via waterpompen, langs opslagtorens en zuiverinstallaties, door hypermoderne waterleidingen, met behulp van cv-ketels, draaiend op een uitgestrekt gas- en elekticiteitsnetwerk, belandt het uiteindelijk achter de draaiknop die wij gedachteloos opendraaien voor een warme duik in eigen huis.
En het werkt. Nagenoeg altijd.
Hetzelfde geldt voor bijna ieder ritueel is ons dagelijks leven. Wie beseft wat er voor nodig is om een trein te laten rijden, een banaan in een fruitmand te doen belanden of een e-mail naar een collega in China te versturen, kan niet anders dan verbijsterd zijn dat bijna al ons vervoer op tijd, al ons voedsel vers en al onze communicatie geruisloos is.
En dat is pas de technologische kant. De immateriële kant van ons persoonlijke leven is zo mogelijk nog indrukwekkender. Ruim acht op de tien Nederlanders zegt gelukkig tot zeer gelukkig te zijn in het leven van alledag. 95 procent van de beroepsbevolking heeft een baan - meer dan 90 procent daarvan is blij met het werk dat hij doet. Driekwart van alle Nederlanders voelt zich gezond, onder jongeren tot 25 jaar is dat bijna 94 procent.
Natuurlijk, het aantal burnouts neemt toe, bijna veertig procent van de huwelijken strandt en vier op de tien Nederlanders voelt zich wel eens eenzaam. Maar bekijk dat eens andersom en je ziet plots de norm in plaats van de uitzondering: ruim acht op de tien Nederlanders is niet overwerkt; zes op de tien huwelijken houdt stand, meer dan de helft van ons heeft een bloeiend sociaal leven.
De banaliteit van het goede
Gek genoeg voelt het vaak alsof er een sociaal taboe rust op die constatering. Eigenlijk mag je zoiets niet zeggen, want dan ‘bagatelliseer’ je de problemen of ‘ontken’ je onrecht of ellende. Ik kan met mijn hand op het hart zeggen dat dat niet de bedoeling is.
Ik heb familie wonen in het Caraïbische gebied die nu rechtstreeks getroffen is door de zwaarste orkaan uit de geschiedenis van de Atlantische Oceaan. Uitzonderlijker kan je het niet krijgen; rampzaliger wordt het bijna niet. En ja, ik kan u vertellen dat ik meer nieuws heb gevolgd in de afgelopen weken dan in alle jaren ervoor. Fijn dat het er is.
Maar, tegelijkertijd verzet iedere vezel in mij zich tegen de angst, het cynisme en het wantrouwen dat dat in mij - en in ons allemaal - losmaakt. Want dat is uiteindelijk de meest ernstige consequentie van de dictatuur van de minderheid: de cultuur van angst, cynisme en wantrouwen die het kweekt.
Een cultuur waarin we schoolreisjes annuleren uit angst voor een aanslag. Waarin we gewaarschuwd worden voor meekijkers op ieder pinautomaat. Waarin we protesteren tegen een burgemeester met een buitenlands klinkende achternaam. Waarin we tegenstellingen voortdurend bemesten met vooroordelen over elkaar. Waarin we steeds verder militariseren, controleren en polariseren.
Terwijl: de banaliteit van het goede is vele malen banaler dan die van het kwaad.
Laten we daar een regel van maken.