Ooit droomden we van auto’s en spaceshuttles. Waar brengt onze verbeelding ons nu?
Van Klimaatverdrag tot Regeerakkoord: politici zoeken de oplossing voor de grote crises van deze tijd in documenten die tot achter de komma zijn dichtgetimmerd. Planoloog Maarten Hajer denkt dat we betere oplossingen kunnen vinden als we gebruikmaken van onze verbeelding.
Het blijft vreemd. We horen al decennia dat we de aarde uitputten en het klimaat ontwrichten. We weten al lang dat het systeem waarin we leven mensen uitbuit en steeds grotere verschillen creëert tussen arm en rijk. Dat diersoorten versneld uitsterven en dat het voortbestaan van onze eigen soort onzeker is omdat we eindeloze economische groei nastreven op een eindige planeet.
Waarom doen we alsnog te weinig? Waarom zwijgen onze politici en opiniemakers op tv over de klimaatcrisis? Geloven we echt dat het Klimaatverdrag – geschreven in onbegrijpelijk jargon door een groep technocraten in Parijs – ons gaat redden? Geloven we dat een regeerakkoord met tientallen dichtgetimmerde deals ons gaat redden?
Nee. We zitten klem. In de twintigste eeuw hadden we nog grootse ideeën die ons voortstuwden. We bouwden ongelofelijke beschavingen, we kregen wolkenkrabbers, ruimteschepen, internet en, in deze eeuw, steeds gladdere smartphones.
Ondertussen bleven miljoenen mensen steken in de marge van de mondiale economie. Zij leven nog altijd in uitgestrekte sloppenwijken en in steden die alleen maar voller, chaotischer en viezer werden. Ze hebben geen schoon water, geen sanitair, geen zekerheid.
We weten dat er iets grondig mis is, maar we kunnen ons nauwelijks nog een betere toekomst voorstellen. Het vooruitgangsdenken van de vorige eeuw zwijgt over onze toekomst op een warmere aarde. Onze verbeelding is gestokt.
Nou goed, één ding kunnen we ons wel goed voorstellen: onze ondergang. We weten al hoe de wereld uit elkaar valt als de opwarming uit de hand loopt en miljoenen mensen op drift raken - daar hebben we apocalyptische films uit Hollywood voor. En het nieuws. Orkanen, overstromingen, droogtes - de klimaatcrisis komt live tot ons in fenomenen die zo oud zijn als de wind in de bomen. Dáár hoeven we onze verbeelding niet meer op los te laten.
De vragen waar we nu voor staan zijn: hoe gaat ons leven de komende eeuw veranderen? Hoe gaan we wonen, hoe gaan we ons verplaatsen, hoe gaan we onze steden inrichten? Wat zijn de alternatieven voor het huidige systeem en hoe gaan we standhouden in een wereld waarin het klimaat steeds minder menslievend is?
Dat is nu onze opgave; de gestokte verbeelding nieuw leven inblazen en inzetten voor een betere toekomst. Want het is best armoedig, dat we in zo’n penibele situatie zijn beland - dat giraffes dreigen uit te sterven* - maar dat we nog steeds geen vet nieuw verhaal voor de toekomst hebben bedacht.
Laten we daar wat aan doen.
Waarom hebben we het zover laten komen?
Om onszelf verder te helpen, moeten we eerst begrijpen hoe we in deze shit terecht zijn gekomen. Een cruciaal puzzelstuk is dit: we zijn kinderen van de Verlichting, de filosofische stroming waarin de rede voorop werd geplaatst, niet de verbeelding.
Daar ging iets verloren.
Het is geen toeval dat René Descartes, de Franse filosoof die de mens in de zeventiende eeuw definitief als onafhankelijk subject definieerde en ons daarmee losmaakte van de natuur, zei dat de verbeelding ‘eerder belemmerend dan behulpzaam’ was. Alles en iedereen moest plaatsnemen aan de tafel van de rede.
Moderne wetenschappers gebruikten de rede vanaf de achttiende eeuw om de natuur volledig te doorgronden en alles wat daarin voorkwam te definiëren en te objectiveren. We begonnen te geloven dat we alles in de wereld konden kennen, controleren en gebruiken. Met de uitvinding van de stoommachine en de Industriële Revolutie die erop volgde, nam deze manier van denken een vlucht.
Tegen deze achtergrond ontstonden in de negentiende eeuw oliemaatschappijen zoals Shell en ExxonMobil. Zij kijken onder de grond, zij meten de voorraden, selecteren de juiste boor, controleren de druk, pompen het spul omhoog, en verhitten het tot de juiste temperatuur om er de prachtigste producten van te maken. Ze floreren in een kenbare wereld waarin ze controleren, regelen, rekenen.
Politici zijn probleemmanagers geworden, ze denken in termen van het bbp, koopkrachtplaatjes en emissiemarkten
De moderne staat speelt volgens dezelfde regels: onze overheden zijn probleemoplossers die floreren als ze problemen volledig kennen en het gedrag van burgers en instanties kunnen controleren. Politici zijn probleemmanagers geworden, ze denken in termen van het bbp, koopkrachtplaatjes, kosten-batenanalyses, begrotingen, beurskoersen en emissiemarkten - allemaal dingen die niet ‘natuurlijk’ zijn, maar bedacht, en die onze ruimte om adequaat te reageren op de grote crises van deze tijd eerder verkleinen dan vergroten.
Humans ‘are mightily govern’d by the imagination,’ wist de filosoof David Hume. Maar we worden tegenwoordig geregeerd door armzalige ideeën.
‘Onze opvoeding en ons onderwijs trappen hard op de rem van de verbeelding,’ zei wetenschapper Robbert Dijkgraaf onlangs in de Volkskrant. ‘Voor veel mensen is onderwijs een plek waar leerlingen in een vierkantje worden geduwd, ook als ze een rondje zijn, omdat de maatschappij nu eenmaal vierkantjes nodig heeft. Toekomstige generaties zullen op deze tijd terugkijken in ongeloof over de manier waarop wij creativiteit en ontdekkingsdrang wisten te beteugelen.’
Dit is geen niche-probleempje waar linkse mensen mee zitten. Iedereen is hier de dupe van, van jong tot oud. Young professionals werken om hun targets te halen, leerlingen leren voor hun toetsen, dokters en psychologen moeten werken met diagnose-behandel-combinaties, protocollen en productiedoelen.
Zelfs de ‘competenties’ van kunstenaars in opleiding worden geregistreerd. Van de volgende Vincent van Gogh staat ergens op papier dat hij ‘goed’ scoort op de competentie ‘creërend vermogen.’
Waar gaat het naartoe als we zo doorgaan?
In de jaren zestig en zeventig werkten burgers en politici nog met de leus ‘De verbeelding aan de macht!’ Ze droomden van een andere wereld. Maar het lukte ze bepaald niet om die dichterbij te brengen. De enige verbeelding die over de hele wereld heerste, was die van de vrije markt, de mondialisering en grenzeloze consumptie. De iPhone X.
Het is niet moeilijk om je voor te stellen waar we naartoe gaan als we niet ingrijpen. Daarvoor hoef je alleen maar de lijnen van vandaag door te trekken naar een wereld met méér moderne technologie voor de rijken, méér kapitalisme en méér ongelijkheid. Wetenschapper Blake Robinson en vormgever Karl Schulschenk (die eerder aan de indrukwekkende dystopische televisieserie Black Mirror werkte), maakten er deze voorstelling van:
In deze ‘slimme stad’ zien we een wereld die totaal verdeeld is tussen arm en rijk. Er zijn twee realiteiten ontstaan. In het rijke deel van de stad is duurzame technologie doorgedrongen, bepalen zelfrijdende elektrische auto’s het straatbeeld, leven mensen in hun eigen cocon en zorgen soldaten voor ordebewaking. De arme massa is naar de marge gedrukt, naar steeds grotere sloppenwijken, buiten zicht.
Soms dringt een eenzame man met een HELP-bordje de cocon van de elite binnen.
Dit is, helaas, een realistisch toekomstbeeld: dat de rijksten zich verschansen, ver weg van de stervelingen die vatbaar zijn voor het weer en honger en de grillen van de natuur. Zij voeren de controledrang van de Verlichting tot het uiterste door. Ze stellen zich een wereld voor die breekt, en willen zich erbuiten plaatsen. Zij zijn de uitverkorenen die de crises uitzitten, met alle geweld, militairen, en grensmuren die daarvoor nodig zijn.
Dit is de toekomst waar journalist Naomi Klein voor waarschuwt: eentje van ‘rode zones’ en ‘groene zones.’ Voorrechten en veiligheid zijn in deze wereld extreem ongelijk verdeeld. De ongelijkheid die kapitalisme sowieso al creëert wordt nog extremer naarmate klimaatverandering voor meer verstoringen zorgt.
Dat is één mogelijke toekomst, en het is er verschrikkelijk. Voor arm én rijk. Want de vrede en veiligheid in de ‘groene zones’ is broos en gebouwd op het lijden van anderen.
Wat er kan gebeuren als we de verbeelding herontdekken
Maar we kunnen beter. We kunnen onszelf uit dit rampscenario dromen. We kunnen de ‘crisis van de verbeelding’ doorbreken. We kunnen toekomsten verzinnen die zowel rijk als arm verleiden, die een verhaal bevatten over een vreedzame mondiale samenleving ondanks een steeds vijandiger klimaat.
Dat is de stellige overtuiging van Maarten Hajer. Deze planoloog, politicoloog en oud-directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) leidt sinds oktober vorig jaar de Urban FuturesStudio, een plek waar hij met een team van jonge honden onderzoekt hoe verbeelding een nieuw duurzaam tijdperk kan inluiden.
Hajer (55) wil niet alleen de klassieke wetenschap meer bedrijven, maar ook nieuwe vormen zoeken om de toekomst voorstelbaar te maken en mensen te inspireren. Hij zoekt hulp bij creatieven, de mensen die sowieso al met hun verbeelding werken en niet al te verstrikt zijn geraakt in de taal van het technocratisch kapitalisme die onze machthebbers zo saai maakt.
We kunnen toekomsten verzinnen die zowel rijk als arm verleiden
Met hulp van de creatieven wil Hajer ‘de toekomst naar het heden halen.’ Dat klinkt vaag, maar het komt neer op het maken van concrete voorstellingen – beelden, maquettes, films en verhalen – van de toekomst. Zodat mensen kunnen zeggen: ‘ja, zo willen we het.’
Hajer heeft zelf gezien dat die methode werkt. Vorig jaar maakte hij samen met landschapsarchitect Dirk Sijmons een korte film waarin ze een bijna grotesk voorstel deden: bouw 25.000 windmolens op de Noordzee. Daarmee zouden de Noordzeelanden een derde van hun energie kunnen opwekken; een grote sprong richting duurzaamheid.
Hajer en Sijmons gingen niet zelf zitten rekenen en tekenen, maar betrokken bedrijven zoals Shell, de overheid en groene lobbyclubs bij het plan. Ze spoorden iedereen aan om groot te denken. Gaandeweg ontstond een realistisch plan waar iedereen zich achter schaarde. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) was zelfs zo enthousiast dat het alle Europese energieministers optrommelde om een vloerprojectie van de film te bekijken. Ineens begonnen ze te zien wat er mogelijk was. Minister Kamp van EZ zei letterlijk: ‘Het kan. We hebben er omheen gestaan.’*
‘Het is een oeroud middel,’ zegt landschapsarchitect Dirk Sijmons, ‘bijna net zo oud als een grotschildering maken van je toekomstige jachtbuit. Maar het werkt nog steeds.’
Kunnen duurzame wijken aantrekkelijk zijn?
Vanuit zijn Urban Futures Studio zoomt Hajer nu vooral in op de stad - de plek waar historisch gezien altijd nieuwe ontdekkingen zijn gedaan en nieuwe dromen zijn gedroomd. Architecten, stedenbouwkundigen en alle andere creatieven moeten ons weer laten zien dat we erop vooruit kunnen gaan, vindt Hajer.
Een van zijn nieuwe voorstellen is om ‘wijken van de toekomst’ te bouwen. ‘Overal in Nederland zijn van die twintigste-eeuwse bedrijventerreinen, waar van die uitdeukbedrijven zitten,’ zegt hij. ‘Er is onvoorstelbaar veel potentie om te zeggen: daar gaan we iets beters voor verzinnen. Een wijk met andere winkels, ander vervoer, dichtere bebouwing.’
Als je zo’n wijk duurzaam ontwerpt, hoef je niet tegen mensen te zeggen dat ‘ze van het gas af moeten,’ wat we sinds het Klimaatverdrag van Parijs regelmatig horen. Praten over ‘een gasloze wijk’ spreekt niet tot de verbeelding, integendeel; het roept onzekerheid op, omdat het klinkt alsof onze mooie gasfornuizen en onze comfortabele verwarming moeten verdwijnen. Een ‘wijk van de toekomst’ waar iets te beleven valt, is een veel beter middel om de scepsis en de onzekerheid die er toch al heerst over duurzame energie te bezweren.
Hajer gaat het, net als bij de windmolens op zee, niet zelf zitten bedenken. Hij wil burgers vragen wat ze van de toekomst willen. ‘Laat het maar even heel irreëel zijn, maar zeg ons wat u graag zou willen. Dan geef ik je op een briefje dat er dingen komen als een veilige omgeving, dat mensen het fijn zouden vinden dat er een goede relatie is met de buren, enzovoort.’
Laat een goede stedenbouwkundige de wensen van de bewoners vertalen én de wijk zo ontwerpen dat die duurzaam is - zonder fossiele brandstoffen, met groene energiebronnen. Dan kun je radicaal betere steden en samenlevingen bouwen.
De crux is het voorstelbaar te maken – mensen te laten zien dat het kan. Een wijk van de toekomst is een goed begin. Voordat je het weet wil iedereen daar wonen.
Zo zou de inzet van de verbeelding kunnen werken
Om de verbeelding een zetje te geven, riep Hajer een wedstrijd uit: de Post-Fossil City Contest. Hoe ziet een stad die niet langer verslaafd is aan fossiele brandstoffen eruit? Kunnen we ons een toekomst voorstellen waarin we ondanks de klimaatcrisis een betere samenleving hebben gebouwd?
De eerder genoemde Robinson en Schulschenk deden aan de wedstrijd mee, net als 250 anderen. Ze richten zich specifiek op Afrika, waar de bevolking in de steden nog bijna zal verdrievoudigen tot 2050. Wat als je die stad radicaal anders ontwerpt? Wat als je probeert alle tekortkomingen van moderne steden te voorkomen? Dan kom je hier uit:
Dit is een stad die een kikkersprong over de twintigste eeuw heen heeft gemaakt. Hier zijn werk, winkels en woningen dicht bij elkaar gebouwd, zodat er veel minder grondstoffen en veel minder auto’s nodig zijn. In plaats daarvan hypermodern openbaar vervoer en veel ruimte voor voetgangers en fietsers. Er is groen, op straat en op gebouwen. Zonnepanelen en windmolens leveren duurzame energie. Deze stad is niet gebouwd om de elite te behagen en arme stakkers buiten te houden, maar geeft ruimte aan mensen van alle inkomensgroepen. Hier kunnen verschillende culturen floreren.
De makers laten de keus aan ons: in welke stad zou jij willen wonen?
De mensheid heeft zich al vaker uit benarde situaties gered…
De groene stad van Robinson en Schulschenk is geen blauwdruk, geen oplossing voor al onze problemen. Het is een beeld, gemaakt om ons voorstellingsvermogen te prikkelen en te laten zien dat het anders en beter kan.
Zo kan verbeelding ons helpen: door te laten zien dat er wat valt te kiezen. Niet alleen voor de inrichting van de steden, maar voor de samenleving als geheel. Zo gauw we ons dat realiseren, kunnen we samen toewerken naar de toekomst die we willen. Het zal oefening vergen. Vallen en opstaan. We zijn veel bekender met doemscenario’s dan met utopische verhalen. Maar daar kunnen we aan werken.
Bewijs dat het kan is overal om ons heen: kijk naar de stad, de vliegtuigen en de schermen om je heen en je ziet hoe het vooruitgangsdenken van de vorige eeuwen tot leven is gekomen. Waarom zouden we de grote sprong van toen niet kunnen herhalen, maar nu mét respect voor de grenzen van de aarde?
De onderhandelaars zoeken naar zekerheid die er niet is
Het beperken van klimaatverandering vraagt om durf. Ook van politici in Den Haag, die zich nu verschuilen achter projecties van economische groei en koopkrachtplaatjes. Dat ze zich maandenlang terugtrekken voor de formatie van een nieuw kabinet is een ‘onbegrijpelijk gedateerde’ manier van werken, vindt Hajer. ‘Dit is niet de tijd van ‘aan de voorkant’ precies op papier zetten wat er moet gebeuren.’
De onderhandelaars zoeken naar zekerheid die er niet is, zegt Hajer. Beter zou het Regeerakkoord bestaan uit tien doelen waar het kabinet naar gaat streven. Dat zou een erkenning zijn van het feit dat de overheid niet alles kan controleren. Dat we de toekomst niet vanuit een vergaderkamer kunnen dichtregelen. Een dichtgetimmerd regeerakkoord gaat ons niet redden, een technisch document zoals het Verdrag van Parijs evenmin.
Nee, om verder te komen moeten we een sprong wagen. Naar een tijd waarin we weer proberen en dromen, in plaats van alles controleren en berekenen. ‘Vanuit het heden lijkt alles groot en onoverkomelijk,’ zegt Hajer. Als we de verbeelding durven aan te wakkeren, zullen we er ook achter komen dat er alternatieven zijn. Dat we gezamenlijk een helder beeld van een betere toekomst kunnen vormen, en dat we daar collectief voor kunnen kiezen. Dat we verder komen als we dromen. Zonder absolute zekerheid vooraf, maar met de moed en de hoop die de mensheid al vele malen uit benarde situaties heeft gered.
Stel je voor dat het ons weer lukt.