Programmeren heeft de toekomst, hoor ik steeds. Wat als dat onzin is?
Eén vraag stond deze week centraal: hebben we in de toekomst meer programmeurs nodig?
Op de Universiteit van Amsterdam vertelde een informaticaprofessor me: je kan iedereen negeren die zegt te weten wat er in de toekomst nodig is. We weten daar niets over.
Een universitair docent informatica van de TU Delft vertelde me: in de toekomst hebben bijna alle banen iets met programmeren te maken.
Gesprekken met beiden publiceer ik deze en komende week op De Correspondent.
Ik ben nog op zoek naar meer bronnen die iets zeggen over het aantal programmeurs dat we in de toekomst nodig hebben. Jullie ideeën zijn welkom!
Meer programmeurs = lagere salarissen
Ook verscheen er een artikel in The Guardian dat antwoord geeft op de vraag. Volgens auteur Ben Tarnoff is de belofte van programmeerlessen dat wie kan programmeren, later een goed salaris krijgt. Die belofte ben ik in Nederland (nog) niet zo direct tegengekomen.
Tarnoff beargumenteert dat we in de toekomst helemaal niet zoveel programmeurs nodig hebben. Uit een studie van het Economic Policy Institute blijkt bijvoorbeeld dat het aantal Amerikaanse afgestudeerden met een diploma in computerwetenschap 50 procent hoger is dan het aantal studenten dat ieder jaar in de techindustrie wordt aangenomen. Veel van die afgestudeerden kunnen dus geen baan vinden.
Een ander argument is dat salarissen in de techindustrie (gecorrigeerd voor inflatie) al sinds de jaren negentig niet gestegen zijn. Als er zo’n tekort aan programmeurs zou zijn, zouden die salarissen flink gestegen moeten zijn.
Dat betekent niet dat die salarissen laag zijn: iemand die in de ict-sector werkt, verdient gemiddeld twee keer zoveel als een ‘gewoon’ salaris. En daar maakt Tarnoff een interessant punt dat ik nog nergens anders gelezen heb: ongeacht of we in de toekomst meer of minder programmeurs nodig hebben, is het in het voordeel van de techindustrie dat zo veel mogelijk mensen kunnen programmeren. Want hoe meer mensen kunnen programmeren, hoe lager het salaris van een programmeur wordt. En salarissen zijn een grote kostenpost voor techbedrijven.
Verder las ik… bijzonder weinig
Ik heb vooral veel gesprekken gehad afgelopen week. Met Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) bijvoorbeeld, het expertisecentrum op ‘t gebied van wat kinderen op school moeten leren. En met FutureNL, een stichting die binnenkort 45.000 kinderen een apparaatje (een ‘micro:bit’) geeft waarmee ze zelf kunnen programmeren. Ook ging ik langs bij Microsoft om te zien wat het bedrijf voor het onderwijs in petto heeft.
Naast het stuk in The Guardian las ik nog één artikel, dat niets met onderwijstechnologie te maken heeft. In De Groene Amsterdammer stond afgelopen week een goed stuk over het toenemende aantal studenten met ‘een stempel.’ Wat ik goed vind aan het stuk, is dat het die ontwikkeling niet vanuit het individu verklaart, maar vanuit het systeem.
Kern van het verhaal: ‘Hoe komt het dat studenten zo prominent en in zulke groten getale zorg zoeken? Zijn studenten kwetsbaarder dan vroeger? Met name in het Amerikaanse debat worden deze ontwikkelingen vaak afgedaan als identiteitspolitiek. Een cultuur van slachtofferschap zou de verminderde mentale gezondheid aan de universiteit moeten verklaren. Universiteiten zelf wijzen graag naar sociale media. Met hoge cijfers, vrijwilligerswerk en ski-tripjes maken studenten zichzelf en elkaar gek, totdat iedereen met een burn-out thuis zit. Maar te weinig wordt gekeken naar de gezondheidspolitiek van de universiteit zelf. In een klimaat waarin iedereen zo goedkoop mogelijk zo excellent mogelijk moet zijn, blijkt de diagnose een belangrijke rol te spelen.’
Het hele stuk lees je hier.
Nu ga ik de twee interviews uitwerken tot leesbare stukken!
Met groet,
Johannes