De EU moet vrouwelijker en democratischer, vindt Sophie in ‘t Veld
De Europese Unie kan de grote uitdagingen waar we voor staan op dit moment niet aan, stelt Europarlementariër Sophie In ‘t Veld (D66). Ze is niet democratisch genoeg. En ze heeft geen antwoord op het onbehagen van de man.
De tegenstanders van de Europese Unie vormen een gesloten front. Dat ervaart Sophie In ‘t Veld (D66) dagelijks in het Europees Parlement. Daar vinden de leden van de fractie Europa van de Naties en Vrijheid,* waar onder meer de PVV en het Front National lid van zijn, elkaar uitstekend. Een tekst* waarin geweld tegen vrouwen in verband wordt gebracht met ‘massa-immigratie’? Allemaal voor.* Een resolutie* waarin de Europese Commissie wordt opgeroepen zich in te spannen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid? Allemaal tegen.*
De eurosceptische populisten voeren een gezamenlijke strijd tegen de open samenleving die de eigen identiteit zou bedreigen. En de voorstanders van de EU hebben daar nauwelijks een antwoord op. Want zij verdedigen de Europese samenwerking haast alleen in termen van materiële voordelen.
Een poging wél een gepassioneerd antwoord te vinden op de populistische aanval doet In ‘t Veld in haar onlangs verschenen boek Een Europees ID. Zonder gêne schrijft ze in de eerste zin dat ze een eurofiel is. Maar dan een die uiterst kritisch is over de huidige Europese Unie, een technocratisch gedrocht dat rijp voor het museum is.
Over haar ideeën voor democratische vernieuwing van de EU later meer. Maar eerst wat Europa in haar ogen in wezen is: een waarden- en rechtsgemeenschap.
In ‘t Veld gelooft in het bestaan van een Europese identiteit, gestut door typisch Europese waarden. Het zijn zachte, vrouwelijke waarden: consensus, compromis, overleg, samenwerking, gelijkheid. En die staan in schril contrast met de machowaarden van de populisten, de Poetins en de Trumps van de wereld. Vechten, overwinnen, gelijk krijgen ten koste van de ander.
De grote tegenstelling van nu is in haar ogen niet die tussen de natiestaat en Europa. Ten diepste gaat het om een cultuurclash rond het onbehagen van de man.
Symbolisch daarvoor is dat Alternative für Deutschland, de anti-immigratiepartij die bij de verkiezingen in Duitsland op 24 september hoge ogen gooide, de mannelijkheid wil redden* en campagne voerde met affiches met vrouwen in bikini erop.
‘Wat op het spel staat,’ zegt In ‘t Veld in een Gents café, ‘is de oude sociale orde waarin de blanke man van middelbare leeftijd bovenaan staat.’
Creperen in de woestijn
Goed, het is een mooi beeld, de EU als vrouwelijke, zachte macht. Maar stemt het ook overeen met de werkelijkheid? Wint in de EU dan ook niet juist de hard power het van de zachte macht? Is ze niet in rap tempo aan het militariseren?
‘Kom, kom. Militariseren is een beetje overdreven,’ antwoordt In ‘t Veld. ‘Dat nu meer aandacht is voor defensie, vind ik eerlijk gezegd logisch, als je de Russen ziet met hun megaoefening bij de Baltische staten, of meneer Trump die met jeukende vinger op de rode knop zit, of de Noord-Koreaanse president Kim Jong-un die met zijn spierballen rolt.’
En de manier dan waarop we met militairen en muren de grenzen afsluiten voor al wie naar het beloofde land Europa wil komen, hoe vrouwelijk en zacht is die? De EU maakt afspraken met de Libische kustwacht die mensen met geweld tegenhoudt.
‘Op die afspraken ben ik faliekant tegen,’ zegt In ‘t Veld fel. ‘De schendingen van de mensenrechten die daar plaatsvinden, tarten elke beschrijving. Over vijftig jaar gaan we daar een commissie van historici op zetten en dan komen we tot de ontdekking dat het allemaal schande was en gaan we boete doen.’
Jean-Claude Juncker, de voorzitter van de Europese Commissie, was er onlangs in zijn jaarlijkse ‘Staat van de Unie’ apetrots op dat het aantal mensen dat vanuit Libië Italië weet te bereiken 81 procent is gedaald ten opzichte van vorig jaar.
‘Als mensen in Libië in de hel terechtkomen in kampen of creperen in de woestijn en je noemt dat met droge ogen een succes...’ schampert In ‘t Veld.
Ook over de fel bediscussieerde Turkijedeal is ze zeer kritisch. ‘Duizenden kinderen die onder erbarmelijke omstandigheden in Turkse fabrieken werken,* noemen we dat een succes? Dat kan je toch niet menen. Ook komen mensen door allerlei regeltjes in die deal klem te zitten op de Griekse eilanden. Omdat er wordt gezegd: zodra ze doorgaan naar het Griekse vasteland neemt Turkije ze niet meer terug. Die eilanden lopen vol. De lokale bevolking heeft een wonderbaarlijk geduld getoond. De mensen in de kampen worden wanhopig. Zelfmoord, zelfverminking, geweld. Mensen die daar de ijskoude winter doorbrengen in tentjes in de modder.’
En het is allemaal niet nodig. ‘Wij zijn het rijkste, geciviliseerdste continent van de wereld,’ zegt ze. Om er snel lachend aan toe te voegen: ‘Zo zie je dat alles relatief is. Als wij het niet aankunnen, wat maakt dan toch dat we denken dat Libië, Libanon en Turkije het wél aankunnen?’
Maar hoe peuter je dat de stemmers van Alternative für Deutschland aan het verstand, hoe neem je dat onbehagen van de blanke man weg?
De middenklasse vraagt zich af: krijgen we nog wel huisvesting, kunnen mijn kinderen nog wel naar een goede school?
‘De meeste Europeanen zijn geen racisten,’ zegt In ‘t Veld. ‘Maar ze hebben twee zorgen: ze zien dat het totaal chaotisch is en dat we er geen enkele grip op hebben. En de middenklasse die zelf aan het worstelen is, vraagt zich af: krijgen we nog wel huisvesting, kunnen mijn kinderen nog wel naar een goede school, behoud ik mijn baan wel? Ze zijn bang dat hun onzekerheden nog groter worden. Dat zijn twee dingen die wij als politici moeten oplossen. We moeten laten zien dat we het wel beheersen, we er wel controle op hebben. En we moeten laten zien dat het niet betekent dat jouw kansen verminderen.’
En dat moet lukken, denkt ze. ‘In het piekjaar 2015 ging het om 0,3 procent van de Europese bevolking. We proberen wanhopig fort Europa te bouwen. Maar het is een totale fictie dat je de grenzen kan afsluiten. Mensen in Egypte verkopen hun organen om geld te hebben voor de oversteek. Dat is het gevolg van ons beleid. Moet de halve wereld naar Europa komen? Nee. Maar dat is ook totaal niet aan de orde.’
De politica spat haast uit elkaar van verontwaardiging. ‘Niemand mag fort Europa in. Behalve als je een Rus bent en je brengt een miljoen mee. Ongeveer de helft van de lidstaten heeft zoiets. Ik was toevallig dit voorjaar op vakantie in Cyprus. Er staan overal grote billboards dat je van harte welkom bent. Dat is toch een schande? Het zijn vooral Chinezen, Russen, Syriërs, Libanezen, Turken en Oekraïners die er gebruik van maken. Dat zijn echt geen arme arbeidsmigranten. Er wordt willens en wetens gefaciliteerd dat zwart geld en crimineel geld hier geparkeerd wordt en dat mensen als een bonus EU-burgerschap krijgen. En ondertussen laten we mensen creperen in de woestijn in Libië.’
Selectieve verontwaardiging over systematische ondermijning
Niet alleen ten opzichte van de mensen die van buiten in ons huis willen komen, gedragen we ons niet conform de Europese waarden. Ook gaan we laks om met wie ze in eigen huis schendt.
‘Het is enorm gepolitiseerd,’ zegt In ‘t Veld. ‘Hongarije wordt met rust gelaten, want het heeft de bescherming van de EVP. Tegen Polen zegt iedereen: schande. Dat is het ook, maar de Poolse regering aapt exact na wat Orbán doet. De Commissie zoomt nu in Polen in op de rechterlijke macht. Maar ze gaat voorbij aan het systematische karakter van het ondermijnen van de rechtsstaat en de grondrechten. De vrouwenrechten, de homorechten, de vrijheid van media, van vergadering en van onderwijs. Daar is artikel 7 in het Europese Verdrag voor bedoeld. Als er een systematische ondermijning is van de rechtsstaat, dan moet de Commissie ingrijpen.’
Een eerste struikelblok is angst: landen hebben geen zin met de vinger te wijzen. Ze vrezen aantasting van de nationale soevereiniteit. Een tweede struikelblok is een achterdeurtje in het Europese Handvest van de Grondrechten.* In die prachtige tekst uit 2000, te lezen als een uitwerking van de waarden waarop de EU is gebaseerd, staat één artikel dat de werking ervan ernstig beperkt. Het stelt dat het handvest alleen van toepassing is als Europese wetten worden uitgevoerd, niet als het gaat om nationale wetten.
‘Dat is heel raar,’ zegt In ‘t Veld. ‘Homodiscriminatie mag niet als het is in een wet die een omzetting is van een Europese richtlijn, maar als het een puur nationale wet is, mag het wel. Dat klopt natuurlijk niet. Als we zeggen dat dit grondrechten zijn, moet het ook fundamenteel zijn.’
En in de praktijk maken landen dankbaar gebruik van dit achterdeurtje. Hongarije nam een belastingwet aan. Belasting, een nationale bevoegdheid, daar gaat Europa niet over. Die belastingwet was zo ingericht dat er maar één bedrijf door werd geraakt, een kritisch mediabedrijf. Een inperking van de vrijheid van de pers, maar de EU staat machteloos.
Dat gewraakte artikel moet dus uit het handvest, vindt In ‘t Veld. Maar dat vereist een verdragswijziging en dus unanimiteit. En dat die te bereiken is, lijkt vooralsnog een volstrekte illusie.
‘Een stip op de horizon noem je dat,’ zegt de politica optimistisch. ‘Die geeft een richting aan. Ik weet niet wie onlangs riep dat wie visie heeft langs de oogarts moet, maar ik vind visie een mooi ding. Je dobbert toch maar niet wat rond, je moet weten waar je heen gaat. Dan zegt men weleens: daar is toch geen meerderheid voor? Nou en? Dertig jaar geleden was er toch ook geen meerderheid voor het homohuwelijk?’
Democratische nieuwbouw
Angst voor vergezichten heeft In ‘t Veld zeker niet. Het intergouvernementele Europa, van de EU als een vergadering van tot op grote hoogte zelfstandige landen die er samen uit proberen te komen, is naar haar overtuiging passé. Het is te traag, te stroperig, te weinig democratisch om de grote uitdagingen waar we voor staan aan te kunnen.
Het slothoofdstuk van haar boek is gewijd aan de ‘democratische nieuwbouw’ die de EU nodig heeft. Geen geneuzel over instituties, naar haar diepe overtuiging, want hervormingen ‘zijn bepalend voor het vermogen van de Europese Unie om onze manier van leven te waarborgen.’
In plaats van de Raad (de vergadering van regeringsleiders en vakministers) moeten de Commissie en het Parlement het voortouw krijgen. De Raad wil ze intomen tot een soort Eerste Kamer, het Parlement opwaarderen met het recht van initiatief, het vermogen niet alleen over wetsvoorstellen te stemmen maar ze ook te maken. En de 73 zetels van het Europees Parlement die vrijvallen na de brexit wil ze op een pan-Europese lijst zetten, zodat mensen kunnen kiezen voor een kandidaat uit een ander land.
Waarom zou je naar de stembus gaan zolang Europa als een technocratisch, intergouvernementeel project wordt verkocht?
Maar heeft dat Europees Parlement dat ze de rol wil geven van een heuse Europese volksvertegenwoordiging wel voldoende legitimiteit? Met een opkomst van 43 procent kun je toch moeilijk zeggen dat het Europese volk zich erdoor vertegenwoordigd voelt?
Het is een kwestie van de kip en het ei, denkt In ‘t Veld. ‘Mensen gaan stemmen als er politiek is. Waarom zou je naar de stembus gaan zolang Europa als een technocratisch, intergouvernementeel project wordt verkocht? Als je in Nederland gaat stemmen voor de Tweede Kamer laat je feitelijk weten hoe de regering eruit moet zien. Die tweede stap is er niet in Europa. Dat moet anders. De Europese Commissie moet kleiner. Na de verkiezingen moet je kijken welke partijen een meerderheid kunnen vormen. Op basis daarvan moet de Europese Commissie worden samengesteld.’
De Europese Commissie wordt dan dus een soort Europese regering. ‘Ik ben niet bang voor dat woord,’ bevestigt In ‘t Veld. ‘Maar hoe je het ook wilt noemen, voor mij is het belangrijkste dat mensen in het stemhokje kunnen bepalen wie hun politieke leiders zijn en welke kant het op moet. Dat het Europees Parlement ze ter verantwoording kan roepen en ze naar huis kan sturen. Dat het wetsinitiatieven kan nemen. Dat er een rechtstreekse verbinding komt tussen de kiezer en het Europees bestuur. Ze noemen Donald Tusk de Europese president. Maar door wie is hij verkozen? Zijn benoeming is de uitkomst van paardenhandel achter gesloten deuren. Vertegenwoordigt zo iemand iemand? Nee.’
Het lijken vergezichten waar eurofielen al decennia van dromen maar die nimmer naderbij komen. Maar voor In ‘t Veld heeft de waterval aan crisissen van de afgelopen jaren bewezen dat de EU in de huidige vorm hopeloos en machteloos is.
Helemaal alleen staat ze niet. Ook de Franse president Emmanuel Macron vindt dat Europa geen andere keuze heeft dan veranderen. En hij doet voorstellen* in dezelfde richting. In zijn spraakmakende toespraak over Europa van 26 september stelde hij een Europese Commissie van vijftien leden voor en zei hij te willen dat vanaf 2024 maar liefst de helft van de leden van het Europees Parlement verkozen wordt via transnationale lijsten.
Op de vraag of haar ideeën kansrijk zijn, antwoordt In ‘t Veld met een krachtig ‘ja.’ En ze voegt eraan toe: ‘Heel veel politici zeggen voor de bühne iets anders dan ze eigenlijk vinden.’