Op zoek naar de ware Albert Drent, oud-directeur van het Hofnarretje

Ewoud Poerink
Journalist, gespecialiseerd in kinderopvang
Albert Drent (op 2 februari 2012). Foto: Joost van den Broek/Hollandse Hoogte

Na het bekend worden van de Amsterdamse zedenzaak in 2010 dacht ik: ik wil bloed zien! Albert Drent, voormalig directeur van Het Hofnarretje, waar mijn kind ook op zat, was daarvoor de perfecte kop van Jut. Maar waarom eigenlijk?

Binnenkort wordt duidelijk of het strafrechtelijke hoofdstuk in over kinderdagverblijf Het Hofnarretje kan worden afgesloten. Als het aan advocaat Richard Korver ligt wordt er nog een paragraaf aan toegevoegd: hij wil voormalig directeur en eigenaar Albert Drent vervolgd zien als mededader in de zedenzaak.

Op basis van berichtgeving en interviews in krant, radio en tv, onderzoeken van derden en mijn eigen ervaringen als klant bij zijn kinderopvang, kan ik zeggen dat ik mijn beeld van Albert Drent behoorlijk negatief gekleurd is.

Tegelijk vraag ik me af hoe zinvol het is om zoveel energie te steken in de strafrechtelijke vervolging van Albert Drent. Waar is het op gebaseerd en wat levert het op? Ik besluit op onderzoek uit te gaan. Ik ging ook in gesprek met Drent, maar voor ik daar verslag van doe, deel ik met jullie de voorgeschiedenis: wat er de afgelopen drie jaar is gebeurd en hoe ik er toe kwam hem te willen interviewen.

Eigen leed eerst

Als in december 2010 de Amsterdamse zedenzaak aan het licht komt, is Robert M. direct de grote verdachte. Zijn foto wordt op televisie vertoond en staat in de kranten. Later blijkt dat er meerdere verdachten zijn opgepakt in verband met de zedenzaak. De twee bekendste medeverdachten van Robert M., Edwin R. en Richard O., hebben hun straf inmiddels uitgezeten. Robert M. zien we waarschijnlijk nooit meer terug in de samenleving.

In de dagen na de persconferentie ontstaat er veel ophef rondom de directeur en eigenaar van Het Hofnarretje, Albert Drent. Zijn eerste reactie op de zaak vernam ik via AT5: ‘Verbijsterend voor mij, voor de ouders en voor de kinderen.’ Vanaf het begin zet hij zichzelf neer als slachtoffer. En dat siert hem niet.

In zijn spaarzame optredens in de media beklaagt hij zich vooral over zijn eigen leed. Nooit heeft hij het over zijn verantwoordelijkheid als directeur

Er duiken allerlei verhalen op: Drent zou thuis slaapfeestjes voor de kinderen organiseren (ouders niet welkom), hij zou doof zijn voor klachten van ouders en in de jaren negentig zou hij kleine meisjes hebben betast op een opvanglocatie. De negatieve beeldvorming rond zijn persoon wordt versterkt door zijn fysieke voorkomen: Drent lispelt een beetje en loopt moeilijk. Nog voor de week voorbij is, legt Drent zijn werk als directeur van Het Hofnarretje neer.

Mijn enige vraag destijds was: heeft Drents oud-medewerker Robert M. destijds bij mijn kind op de groep gestaan? Na maanden krijgen we de bevrijdende ontkenning, maar niet van hem. Hij reageerde niet eens op mijn vraag.

In zijn spaarzame optredens in de media beklaagt hij zich vooral over zijn eigen leed. Nooit heeft hij het over zijn verantwoordelijkheid als directeur. In mijn dagboek uit die periode beschrijf ik hem als volgt: ‘In het meest gunstige geval is hij een door geld gedreven cowboy die kinderopvang als werkterrein heeft gekozen.’ Daarmee was ik nog redelijk mild. De Telegraaf plaatste een foto van een woning van Drent op de voorpagina met de titel: ‘Pedopaleis?’

Is Drent schuldig of niet?

Bij de presentatie van het eindrapport van de onder leiding van Louise Gunning, die (het enige openbare) onderzoek deed naar de omstandigheden en achterliggende oorzaken die hebben geleid tot de zedenzaak, is de eerste vraag die gesteld wordt: ‘Is Albert Drent schuldig?’

Het is de vraag die op ieders lippen ligt bestorven. Maar precies die schuldvraag is aan het Openbaar Ministerie en de rechter om te beantwoorden, niet aan de commissie. Wel levert het rapport stevige kritiek op de bedrijfsvoering van Het Hofnarretje. Maar, zoals de commissie benadrukt, het is een illusie om te denken dat misbruik valt te voorkomen.

De wolk van verdenking en verdachtmaking rondom Drent trekt niet op

De wolk van verdenking en verdachtmaking rondom Drent trekt niet op. Als het Openbaar Ministerie na elf maanden onderzoek besluit om Albert Drent níet strafrechtelijk te vervolgen, geeft Richard Korver, de advocaat van de ouders van de kinderen, direct aan dat hij het hier niet mee eens is. Hij overweegt in beroep te gaan door een zogenoemde te beginnen. De rechtbank kan het OM dan opdragen alsnog over te gaan tot strafrechtelijke vervolging.

Wie klaagt Drent aan?

Enkele maanden later dringt de zedenzaak opnieuw mijn leven binnen. Richard Korver heeft gehoord dat ik me als betrokken ouder inzet voor de positie van ouders in de kinderopvang. Welnu, hij wil Albert Drent strafrechtelijk vervolgd zien. Volgens Korver zijn er voldoende aanwijzingen dat Drent zelf niet helemaal schoon is. Ook met het oog op eventuele schadevergoeding is een gang naar de strafrechter wenselijk. Oftewel: het OM moet Drent alsnog vervolgen als verdachte in de strafzaak.

De enige mogelijkheid om dat voor elkaar te krijgen is via een artikel 12 procedure. En daar loopt Korver vast. Zo’n procedure kan alleen door een rechtspersoon (bijvoorbeeld een stichting) worden aangevraagd. Hij zoekt een ouder die niet tot de directe slachtoffergroep behoort, maar wel enig recht van spreken heeft. Kort gezegd: of ik voorzitter en enig bestuurslid van die stichting wil zijn.

Maar wat zijn de argumenten waaruit moet blijken dat Drent heeft geweten wat Robert M. uitspookte en hem, door niet in te grijpen, daarmee bewust heeft gefaciliteerd?

Maar waaruit moet blijken dat Drent heeft geweten wat Robert M. uitspookte en hem, door niet in te grijpen, daarmee bewust heeft gefaciliteerd? Als daar geen duidelijk antwoord op te geven is, dan moet je die strafrechtelijke weg toch niet voortzetten? En mocht dat niet het geval zijn: waarom is er dan niet opgetreden?

Ik heb zelf niet de middelen om zo’n civiele zaak aanhangig te maken. Een ouderbelangengroep zou zoiets wellicht kunnen proberen, of misschien Korver zelf. Maar Korver houdt voet bij stuk: die artikel 12 procedure moet en zal er komen. Kort na ons gesprek maakt hij via de media zijn nieuws bekend: Drent moet als mededader in de zedenzaal vervolgd worden.

Verantwoordig afleggen

Een paar dagen later staat er een met Albert Drent in de Volkskrant. De man is failliet verklaard en gaat als paria door het leven. Aan het eind krijgt het interview een onverwachte wending. Drent wordt gevraagd of hij een gebrek aan inlevingsvermogen heeft. Drent wordt eerst boos, maar zegt vervolgens dat hij geen peuter of kinderwagen kan zien zonder aan de slachtoffers te denken. Er volgt een oproep: mochten er ouders zijn die er behoefte aan hebben, dan wil hij graag contact.

In de uitzending van Pauw & Witteman op 22 februari 2012 Korver op de oproep van Drent: het interview is ongeloofwaardig en waarschijnlijk een opzetje van de journalist. Verder beklaagt hij zich over Drent: het is onduidelijk waar en of hij een aansprakelijkheidsverzekering heeft. Ook weigert Drent een opgevraagd jaaroverzicht aan een cliënt te verstrekken.

Het interview met Albert Drent en het optreden van Korver zetten me aan het denken. Het lijkt alsof Drent in beweging komt en bereid is om te zien wat er onder de ouders leeft.

Het lijkt alsof Drent in beweging komt en bereid is om te zien wat er onder de ouders leeft

Via een journalist achterhaal ik zijn e-mailadres en stuur Drent een bericht. Ik meld hem dat ik weinig sympathie voor hem koester. Desondanks wil ik me toch proberen zijn situatie voor te stellen.

Jarenlang timmerde hij gestaag aan de weg in de kinderopvang. Dat de GGD veertien keer vaststelde dat er iets niet op orde was, maakte niet uit. En waarom zou hij ook het braafste jongetje van de klas zijn? De enige speler die kon ingrijpen - de gemeente - hoefde hij niet te vrezen. De GGD stelde in december 2010 dat het geen zin heeft kritische inspecties uit te voeren als de gemeente niks doet wanneer kinderopvangorganisaties de wet overtreden.

De commissie Gunning stelt het diplomatieker: ‘niet-optimale uitvoering van handhaving’ door het stadsdeel. En dat gold niet alleen voor Het Hofnarretje. Drent kon dus redelijk ongestoord zijn gang gaan, zij het ten koste van de kwaliteit van de opvang. Het maakte hem een succesvol ondernemer.

Maar het kan verkeren. De zedenzaak blijft aan hem plakken. De suggestie van actieve betrokkenheid bij pedofilie blijft aanwezig. Financieel zit hij aan de grond. Dieper kan hij niet zinken, tenzij hij alsnog strafrechtelijk wordt vervolgd.

Ik raad hem in mijn e-mail twee dingen aan: leg publiekelijk verantwoording af over hoe het op zijn crèche zo uit de hand heeft kunnen lopen en ga tot het uiterste om de getroffen ouders te compenseren.

Recht om zijn verhaal te vertellen

Een maand later, in april 2012, heb ik een afspraak met Louise Gunning, voorzitter van de onderzoekscommissie. Ik ben benieuwd hoe zij, een jaar na het afronden van haar onderzoeksopdracht, naar de wereld van de kinderopvang kijkt. Ook heb ik een specifieke vraag over Albert Drent. ‘De directeur van het Hofnarretje gebruikte uw rapport om zich vrij te pleiten. Vindt u dat hij daarin gelijk heeft?’ Er valt een korte stilte. Dan: ‘Iedereen kan in principe een crèche beginnen, ook minder zorgvuldige ondernemers. Je hebt geen speciale kwalificaties of opleidingen nodig. Ergens heb ik er wel begrip voor,’ antwoordt ze.

Kortom: als iemand de ruimte neemt die geboden wordt en hij maakt er een zootje van, wie moet je dat dan verwijten? Het zijn de omstandigheden die het handelen mogelijk maken, en niet andersom.

Iedereen kan in principe een crèche beginnen, ook minder zorgvuldige ondernemers

Een halfjaar nadat ik Drent de e-mail heb verstuurd, krijg ik een lang bericht terug. Hij stelt voor om in gesprek te gaan. Maar ik wil dat hij eerst zijn verantwoordelijkheid neemt. Mijn reactie op zijn oproep aan ouders was duidelijk: hij moet nu eerst een stap zetten.

En zo kabbelen maanden voorbij tot ik afgelopen zomer op vakantie het nieuws uit Nederland lees. Albert Drent heeft zijn verhaal over Het Hofnarretje in een boek gegoten, maar – en dat is het nieuws – hij ziet voorlopig af van publicatie, omdat een betrokken ouder een klacht bij de uitgever heeft ingediend.

Ik laat het nieuws op me inwerken en vraag me af wat er achter zou zitten. Dat Drent met een boek bezig was, dat wist ik al. Op LinkedIn werd maanden geleden mijn profiel een paar keer bekeken door ‘de schrijver’ Albert Drent. Op zich is een boek een prima manier om je verhaal te vertellen. Maar waarom dan nu dit bericht over het opschorten van de publicatie? Zou hij werkelijk handelen uit piëteit met de klagende ouders? Dat zou voor hem pleiten. Aan de andere kant vind ik dat ook hij het recht heeft om zijn verhaal te vertellen. Ik besluit weer contact op te nemen.

En zo rijd ik uiteindelijk op een stormachtige dag naar Den Haag, op weg naar een afspraak met Albert Drent.