Dit zijn de zes grootste missers in het klimaatbeleid van Rutte III
Rutte III noemt zich ‘het groenste kabinet ooit.’ Maar dit kabinet gaat de internationale klimaatdoelen niet halen. Om de industrie te verduurzamen worden niet bedrijven, maar burgers op kosten gejaagd.
Stel je een spaceshuttle voor die door de ruimte zweeft. Een wetenschapper aan boord heeft tegen de piloot in de cockpit gezegd dat de koers van de spaceshuttle moet veranderen, weg van de zon, omdat het anders te heet wordt aan boord en er slachtoffers zullen vallen. De piloot kijkt naar zijn dashboard, ziet tien knoppen waarmee hij de richting en snelheid van zijn schip kan controleren, en draait er aan vier.
Zes knoppen waarmee hij het lot van zichzelf en zijn bemanning bepaalt, laat hij ongebruikt. Het is alsof hij de helft van de coördinaten van de nieuwe bestemming invult. Niet genoeg om er te komen.
Dit is het klimaatbeleid van Rutte III. Waar 10 miljard euro aan investeringen nodig zijn, komt het kabinet met 4 miljard. Het doet iets, maar onvoldoende. Het laat de beste opties onbenut.
De piloten, Mark Rutte (VVD), Sybrand Buma (CDA), Alexander Pechtold (D66) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie), kunnen niet zeggen dat ze niet gewaarschuwd zijn. Wetenschappers zeggen al meer dan dertig jaar dat we van koers moeten veranderen, dat we moeten stoppen met het uitstoten van broeikasgassen omdat klimaatverandering anders catastrofale gevolgen krijgt.
De regeringen van alle landen - die samen de koers van ruimteschip aarde bepalen – zijn het in 2015 in Parijs eens geworden over de uitfasering van fossiele brandstoffen. In de tweede helft van de eeuw moet de uitstoot nul zijn, zodat we ons stabiele leefklimaat behouden.
Om als land bij te dragen aan het halen van dat klimaatdoel, moet je draaien aan alle knoppen die je tot je beschikking hebt. Sturen waar je sturen kan, vol overtuiging. Het nieuwe kabinet draait in het regeerakkoord aan te weinig knoppen, en deels zelfs aan precies de verkeerde.
Het nieuwe kabinet gaat vooral investeren in de afvang en opslag van CO2, een techniek die de corebusiness van de fossiele industrie ongemoeid laat
Begrijp me niet verkeerd: er staan ook hele goede dingen in. Zo komt er een kilometerheffing voor vrachtverkeer, moet het makkelijker worden voor burgers om te participeren in energiecoöperaties, gaat de aanleg van nieuwe windparken op zee dóór, wordt het storten van afval duurder, zullen nieuwe woningen vanaf 2021 ‘in de regel’ niet meer met aardgas verwarmd worden en komt er aan het einde van de kabinetsperiode waarschijnlijk een milieuheffing op vliegtickets.
Maar deze goede maatregelen worden overschaduwd door de kortzichtige en halfhartige besluiten van Rutte III. Het nieuwe kabinet gaat vooral investeren in de afvang en opslag van CO2, een techniek die de corebusiness van de fossiele industrie ongemoeid laat en alleen de broeikasgassen aan het einde van de pijp wegneemt. Het nieuwe kabinet verdeelt de kosten van de transitie niet eerlijk, en het mist aansluiting in Europa om zijn ambitieuze doelen waar te maken.
In zes punten: wat er mis is met het duurzaamheidsbeleid van het nieuwe kabinet.
1. De doelstelling is vaag en onvoldoende
‘Nederland wordt duurzaam,’ staat er in het akkoord. Bij de presentatie claimde Alexander Pechtold (D66) dat het ‘groenste kabinet ooit’ was aangetreden. Er komt een Klimaatwet waarin de groene doelen worden vastgelegd. Maar het regeerakkoord begint in de formulering van die doelen al te zwalken.
Rutte III wil dat de CO2-uitstoot in 2030 – over 13 jaar – 49 procent lager ligt dan in 1990. Dat is ambitieus. Maar het probleem is dat je het doel van Parijs – maximaal 2 graden Celsius opwarming, streven naar 1,5 – hiermee niet haalt. Voor 2 graden is volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een reductie van 55 procent in 2030 nodig. En om uit te komen op 1,5 graad is een reductie van 60 procent noodzakelijk. Daar komt Nederland zo bij lange na niet.
Het kabinet schrijft trots dat Nederland de lat nu hoger legt dan Europa, dat streeft naar 40 procent minder CO2 in 2030. Rutte III wil in Europa zelfs gaan lobbyen voor een hogere doelstelling, van 55 procent minder CO2 in 2030.
Maar ondertussen durft het kabinet met een eigen doelstelling van 49 procent niet écht voorop te lopen - waarschijnlijk uit angst de concurrentiestrijd met andere landen te verliezen. Het is alsof je in een trainingsgroep voor renners voorstelt de marathon samen onder vier uur te lopen, en vervolgens je eigen trainingsschema op 4 uur en 10 minuten richt. Dan gaat de groep het niet halen en is je voorstel weinig waard.
En is dit het groenste kabinet ooit? De ambitie voor CO2 is flink. Maar in het regeerakkoord van het vorige kabinet stond nog: ‘Wij streven internationaal naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050.’ Dat staat er nu niet meer omdat dat streven is losgelaten. Dat brengt me op punt twee.
2. De dure, falende opvang van CO2 moet het zware werk doen
Dit kabinet streeft er niet naar de oude fossiele economie te vervangen door een nieuwe groene. De droom van een circulaire economie staat als een afterthought aan het einde van het hoofdstuk over duurzaamheid. Voor duurzame energie worden nauwelijks nieuwe plannen aangekondigd, integendeel, de subsidie voor zonnepanelen wordt versoberd, wat vrijwel zeker zal leiden tot minder zonnepanelen op Hollandse daken.
Nee, de belangrijkste inzet van Rutte III is het opschonen van het fossiele-energiesysteem door de afvang en opslag van CO2, de zogenaamde Carbon Capture and Storage (CCS). Bijna een derde van de extra uitstootreductie die Rutte III wil bereiken, moet komen van het onder de grond stoppen van CO2. Dat is om verschillende redenen een discutabele ambitie.
Vooral omdat het in Nederland nog helemaal niet werkt. Er is nog nooit CO2 opgeslagen onder Nederlandse bodem. Toen het in Barendrecht werd geprobeerd, ontstond zo ongeveer een volksopstand. In Europa zijn al twaalf proefprojecten gefaald.* Het is nogal wat om van zo’n technologie het speerpunt van je klimaatbeleid te maken. Zelfs als het wél werkt, moet je permanent monitoren of de CO2 niet weer weglekt uit de bodem. Geen garanties.
Het grootste proefproject voor CCS in de Rotterdamse haven is in juli gesneuveld. Kolenstokers die al vanaf 2010 een investering in CCS voor zich uit schoven, besloten er definitief van af te zien. De plannen voor afvang en opslag kregen in Nederland niet eerder zo’n harde knauw.
De industrie zelf was dan ook hoogst verbaasd dat het kabinet in 2030 desondanks maar liefst 18 megaton CO2 wil afvangen - bijna 20 procent van de totale uitstoot van de industrie en de energievoorziening. In De Telegraaf zei de directeur van VEMW, de belangenbehartiger van de industrie, dat hij ‘steil achterover sloeg’ toen hij het regeerakkoord zag. ‘Aanvankelijk dacht ik dat het een typefout was, maar toen ik de getallen optelde bleek dat het inderdaad de bedoeling is dat de industrie die 18 megaton gaat afvangen en opslaan. Maar dat is absoluut niet realistisch.’
De formateurs hebben het cijfer van 18 megaton waarschijnlijk uit een rapport van het PBL gehaald. Maar de industrie zelf heeft dus helemaal geen vertrouwen dat het gaat lukken. Consultants van McKinsey brachten net deze week een rapport uit dat spreekt over 3 megaton in 2040 als reële mogelijkheid. Verreweg de meeste winst in de industrie (11 megaton in 2040) is volgens McKinsey te halen bij de elektrificatie van industriële processen. Heel ergens anders dus dan waar het kabinet het zoekt.
‘CCS is een technologie die ingezet wordt wanneer er geen andere optie is om te verduurzamen,’ schrijft de koepelorganisatie van de duurzame sector in een reactie op het regeerakkoord. ‘Dat is in de industrie zeker niet het geval.’
3. De kosten zijn niet eerlijk verdeeld
De keiharde inzet op CCS heeft wel flinke financiële gevolgen. Om het wegstoppen van CO2 mogelijk te maken, wil het kabinet de subsidieregeling voor duurzame energie verbreden. Het geld van die regeling ging tot nu toe vooral naar de bijstook van biomassa in kolencentrales en naar windmolens.* Maar nu zouden ook industriële bedrijven die CO2 willen afvangen, in aanmerking komen voor deze subsidie.
Dat is een besluit met enorme gevolgen omdat CCS peperduur is - het is een van de minst kostenefficiënte manieren om CO2-uitstoot te voorkomen. Het PBL schat dat het in 2030 ongeveer 75 euro kost om één ton CO2 af te vangen bij een staalbedrijf of een olieraffinaderij. Om 18 megaton CO2 af te vangen – de ambitie van Rutte III – is dan vanaf 2030 jaarlijks 1,4 miljard euro subsidie nodig.
De totale beschikbare groene subsidiepot zal tegen die tijd naar verwachting oplopen tot 3,2 miljard euro per jaar. Meer dan een derde van al het geld dat bestemd is voor ‘duurzame energie,’ zal tegen die tijd dus naar industriële bedrijven gaan die CCS gaan toepassen.
Geld van burgers dat bestemd is voor duurzame energie gaat dankzij Rutte III naar de industrie
De inzet op CCS beperkt daarmee de doorgroei van duurzame energie, tenzij de subsidies verder worden verhoogd. De vraag is of dat wenselijk is. Want de subsidie wordt opgehaald bij burgers, die op hun energierekening een steeds hogere opslag betalen voor duurzame energie. Dat geld gaat dankzij Rutte III dus naar de industrie, die verder geen enkele concrete prikkel krijgt om te vergroenen.
Rutte III verhoogt de energiebelasting. Huishoudens gaan vanaf 2019 ieder jaar 337 miljoen euro méér betalen, bedrijven 56 miljoen euro per jaar. Daarnaast verlaagt het kabinet de vennootschapsbelasting met 3,3 miljard per jaar. ‘We vergroenen het belastingstelsel,’ heet dat dan in het regeerakkoord, alsof hier substantieel wordt ingezet op een milieubelasting volgens het principe ‘de vervuiler betaalt.’
Het tegendeel is waar. Grootverbruikers en transportbedrijven worden jaarlijks al met 4,4 miljard euro gesteund door de Nederlandse overheid, door kortingen op energierekeningen en -belastingen. Sinds 2008 hebben industriële bedrijven samen al 1,16 miljard euro verdiend aan uitstootrechten die de Nederlandse overheid gratis heeft uitgedeeld.
De buffers van bedrijven die volgens het Europese emissiehandelssysteem moeten betalen voor hun uitstoot, lopen in de honderden miljoenen. Het kabinet lijkt niet van plan daar iets aan te doen, sterker nog, het geeft bedrijven nog méér voordelen. De minimumprijs voor CO2 die in het regeerakkoord is aangekondigd, gaat alleen gelden voor elektriciteitsbedrijven.
4. Het kabinet mist aansluiting in Europa
De belangrijkste pijlers van het Europese klimaatbeleid blijven in het regeerakkoord ongenoemd. Het kabinet maakt wel duidelijk waar het in Europa voor gaat lobbyen: het wil een kopgroep van landen vormen die snel verduurzamen. Rutte III wil zich in Europa ook inzetten voor een doel van 55 procent minder CO2 in 2030. ‘Het jaar 2018, wanneer de EU besluit over de inbreng tijdens de mondiale review van de Parijs-afspraken in 2019, is daarvoor het geëigende moment,’ schrijft het kabinet.
Maar op dit moment wordt in Europa onderhandeld over een uiterst belangrijke bouwsteen van het klimaatbeleid: de zogeheten ‘Effort Sharing Regulation’ (ESR). Die Europese wet legt vast hoeveel de lidstaten de uitstoot van broeikasgassen moeten terugdringen voor alle sectoren die niet onder het systeem van emissiehandel vallen. Het gaat om cruciale sectoren zoals transport, landbouw en gebouwen, die voor ongeveer 60 procent van de Europese uitstoot zorgen.
De Commissie heeft voor alles wat hieronder valt een reductie van 30 procent voorgesteld. Wat elk land moet presteren, hangt af van het welvaartsniveau. Bulgarije mag tot 2030 gelijk blijven, Nederland heeft 36 procent minder uitstoot als doel. Opnieuw geldt: het is veel te mager om Parijs te halen. Voor deze sectoren is een reductie van minstens 47 procent nodig.
Het zittende kabinet-Rutte II onderhandelt as we speak over dit commissievoorstel en doet zijn best om de plannen nog verder te verzwakken. Wat gaat Rutte III doen? Er is een goeie kans dat de onderhandelingen nog lopen als het nieuwe kabinet op het bordes staat. De nieuwe regering zou alvast kunnen aangeven dat het verstevigen van deze hoeksteen van het Europese klimaatbeleid de hoogste prioriteit heeft, maar laat dat in het regeerakkoord na.
Dat geldt evengoed voor de andere hoeksteen waarop het Europese klimaatbeleid rust, of liever wankelt: het systeem van emissiehandel (ETS). Ook dat systeem is lek als een mandje. Als dat niet wordt gerepareerd, is er weinig kans dat alle mooie dromen over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen door de industrie worden gehaald.
Het zijn twee nare afkortingen, ESR en ETS. Maar als die twee hoekstenen niet goed gemetseld zijn, stort het hele bouwwerk van het Europese klimaatbeleid in elkaar. Een kabinet dat pretendeert koploper op klimaatgebied te willen zijn, zou dus kwistig moeten strooien met deze afkortingen, of althans met aansprekende plannen om beide te versterken. Dat het kabinet de hoekstenen niet eens noemt, is een veeg teken. Ook over inzet rond de Europese doelen voor energiebesparing staat geen woord in het akkoord.
5. Rutte III wil energie besparen zonder te investeren (en zonder stok)
De potentiële klimaatwinst van energiebesparing is enorm: volgens een scenario van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) kan energiebesparing in industrie, transport én gebouwde omgeving tot bijna 50 procent* van de nodige CO2-reductie tot 2030 leveren. Om besparing te bereiken, zijn er twee smaken: verplichten of subsidiëren. Rutte III verplicht niets en subsidieert nauwelijks.
‘Voor het eind van de kabinetsperiode’ moeten 30.000 tot 50.000 woningen per jaar gasvrij gemaakt kunnen worden, wat een stap is richting de verduurzaming van 200.000 woningen per jaar die nodig is om aan de doelen van Parijs te voldoen, zo stelt het akkoord. Hoe deze enorme operatie uitgevoerd gaat worden, staat er niet. Wel wil het kabinet de komende vier jaar ‘uitwerken’ welke financieringsconstructies besparing aantrekkelijk maken voor particuliere woningeigenaren.
Honderd miljoen euro krijgen woningcorporaties jaarlijks, vanaf 2021, om hun huizenbestand te verduurzamen. Maar uit eerder onderzoek blijkt dat corporaties, om echt vaart te maken, jaarlijks zeker 765 miljoen euro moeten kunnen besteden aan isolatie en het energieneutraal maken van woningen.
Wat voor woningen geldt – een groot verschil tussen benodigde en beloofde investeringen – geldt ook voor het duurzaamheidsbeleid als geheel. In het regeerakkoord staat dat er opgeteld bijna 4 miljard euro per jaar beschikbaar is voor de energietransitie. Maar uit een toonaangevend rapport van McKinsey bleek vorig jaar al dat tot 2040 10 miljard* nodig is om de klimaatdoelen uit Parijs te halen en Nederland duurzaam te maken.
6. Halfhartigheid heeft de overhand terwijl een revolutie nodig is
Het kabinet doet dus onvoldoende. Voor de vee-industrie zijn nauwelijks maatregelen aangekondigd, terwijl we weten dat een drastische krimp van de veestapel nodig is om de opwarming te beperken.* Het kabinet sluit dat bij voorbaat uit: ‘technische maatregelen’ zoals mestvergisting hebben de voorkeur ‘boven volumebeperkende maatregelen.’
Het kabinet wil de winning van aardgas in Groningen vanaf 2020 een klein beetje terugschroeven, maar komt niet met een plan om van de gaswinning af te komen.
En zo gaat het door. Er komt een ‘green deal’ voor de scheepvaart, maar geen enkele harde toezegging dat een van de vervuilendste vormen van transport aan banden wordt gelegd. Het kabinet wil in Europees verband ‘bezien of een heffing op lawaaiige en vervuilende vliegtuigen mogelijk is.’ (Zijn niet alle vliegtuigen dat?) Lukt dat niet, dan wordt in 2021 in Nederland een vliegbelasting ingevoerd. Er komt ook een nieuwe Luchtvaartnota waarin ‘slim en duurzaamheid’ kernbegrippen moeten worden. Maar dat is niet hetzelfde als zeggen dat het luchtverkeer wordt beperkt om het klimaat te ontzien. De uitbreiding van luchthaven Lelystad gaat gewoon door.
Rutte III had de CO2-uitstoot in één klap met 31 procent* kunnen verminderen door alle kolencentrales te sluiten, maar laat die keuze boven de markt hangen tot na de eigen kabinetsperiode - pas in 2030 moeten ze allemaal sluiten. Rutte III had door snelle sluiting van de kolencentrales een bijdrage kunnen leveren aan de ‘piek’ in uitstoot die volgens klimaatwetenschappers uiterlijk in 2020* bereikt moet worden, maar doet dat niet. In het akkoord staat het ‘streven ' dat in 2030 alle nieuwe auto’s elektrisch zijn. Dat is vijf jaar later dan nodig.*
Er ontbreekt ook veel. De langverwachte nieuwe Klimaatminister is nergens te bekennen. Ambitieus natuurbeleid ontbreekt. Over de inzet van waterstof geen woord, terwijl dat gas kan fungeren als drager van duurzame stroom en om staal* en kunstmest* te maken - wat nu met kolen en gas gebeurt.
Van sommige afspraken weet niemand precies wat ze betekenen. ‘De subsidiëring van bijstook biomassa in kolencentrales wordt na 2024 stopgezet,’ staat er bijvoorbeeld. Dat is goed, want biomassa bijstoken is de minst innovatieve manier om stroom op te wekken. Maar is nou afgesproken dat alle subsidies die toegekend zijn vanaf 2024 niet meer worden uitgekeerd, of dat vanaf 2024 geen nieuwe subsidies meer worden toegekend? Niemand die het weet.
Dus?
Het gebrek aan daadkracht straalt door het hele akkoord heen. Voor een kabinet dat zich - bij monde van Pechtold - het ‘groenste ooit’ noemt, zijn de plannen echt zwaar onvoldoende. De overheid gebruikt bij lange na niet alle knoppen die ze heeft om de Nederlandse economie te verduurzamen. Ruimteschip aarde is bij dit kabinet niet in goede handen.
De grote open vraag is nu wat er van het nieuwe Energieakkoord terechtkomt. In 2013 werd een eerste Energieakkoord gesloten door bedrijven, overheden en milieu-organisaties. Ze werden het na acht maanden aan onderhandelingen eens over de verduurzamingsplannen tot 2023.
Het nieuwe kabinet wil een nieuw akkoord om de doelen tot 2030 in te vullen. Maar het heeft ondertussen al verregaande keuzes gemaakt, zoals de keuze voor CCS. De grote vraag is of die keuzes ook kunnen worden herzien in een nieuw Energieakkoord. Zo niet, dan heeft het – zeker voor de groene belangenbehartigers in Nederland – weinig zin om opnieuw om tafel te gaan.
Met dank aan alle leden die vooraf vragen stelden over het regeerakkoord. De passage over de gebrekkige inzet in Europa schreef ik met input van Tomas Vanheste, correspondent Europa tussen macht en verbeelding.