Ze hebben een discotheek voor haar afgehuurd. Op het podium midden in de zaal staat eerst een volkszanger die haar favoriete nummer zingt, later is er een dj. Tijdens haar eerste stappen op de dansvloer staat een haag van familie en vrienden met vuurwerkfonteintjes om haar heen. Uit drie kokers achter het podium schieten vlammen metershoog de lucht in. Een stroboscoop verlicht het feestgezelschap: glanzende blote benen, opgestoken haar, pailletten. Op de achterste wand van de zaal wordt haar naam getoond in grote letters van licht: Ilana.

Ilana is acht jaar oud en deed eerder vandaag haar heilige communie. Ze is een kermiskind. Haar ouders, Sarah en Pierre Swinkels, reizen door het land met friet, hamburgers, trampolines en een autobaan. De communie is een heugelijke gebeurtenis in een kermisleven.

De voorbereidingen voor het feest begonnen maanden terug, toen moeder Sarah haar dochter meenam naar de kleermaker die haar communiejurk ontwierp. Die jurk is crème met wit, met een hoepelrok. Op het topje zitten strass steentjes, in Ilana’s oren ook. Haar blonde haren zijn gekruld en opgestoken, met een wit kanten bandje erin. Ze lijkt op Assepoester.

Niet meer op vakantie

Al het spaargeld van de familie zit in het feest. Sinds de geboorte van Ilana zijn Sarah en Pierre niet op vakantie geweest. Dat geld is apart gezet. Sarah: ‘Ilana was vorig jaar op de communie van een ander meisje en vond dat zo machtig mooi dat ze ook graag zo’n feest wilde. Dus dat hebben we haar gegeven.’

In 2013 was het tot en met mei stervenskoud, en klanten gaan niet in het reuzenrad zitten als het sneeuwt

De familie Swinkels heeft, zoals vrijwel alle Nederlandse kermisfamilies, financieel gezien een aantal achter de rug. Klanten zijn minder uit gaan geven. Tegelijk zijn de brandstof en stroom duurder geworden en zijn de huurprijzen van een standplaats voor attracties gestegen. In 2013 was het tot en met mei stervenskoud, en klanten gaan niet in het reuzenrad zitten als het sneeuwt. Daarna was het twee maanden zo heet dat mensen massaal het water opzochten in plaats van de kermis. Een rampjaar.

Uit de fotoserie ‘Van de reis - mensen van de kermis en het circus’. Foto: Jac Weerts

Sarah en Pierre dachten na over hoe ze hun inkomen konden verbeteren, en ruilden onlangs een van hun attracties, in voor een paar eetkramen. Het was een vrije keus; met de Polyp redden ze het ook, maar nu ze friet en hamburgers verkopen kunnen ze ook in de winter open blijven met hun zaak; op braderieën, kerstmarkten en tijdens carnaval. De Polyp gaat elk najaar een loods in en staat dan stil tot het volgende kermisseizoen. Sarah: ‘En vroeger kon dat ook gewoon. Dan lachten mensen je in je gezicht uit als je ook in de winter door bleef werken. Maar werken in de winter is al lang geen grapje meer. Het is noodzaak.’

Sarah werkt dan ook fulltime deze winter. Daarnaast zorgt ze voor haar drie kinderen en stak ze immens veel tijd in het organiseren van Ilana’s Sarah is van huis uit geen kermisvrouw, maar komt uit wat op de kermis ‘de burgermaatschappij’ wordt genoemd: de wereld buiten de kermis. Op haar zestiende werd ze smoorverliefd op Pierre, de kermisjongen die in de winter tegenover haar woonde, en in de zomer altijd ‘op de reis’ was. Met de trein ging ze hem in de weekenden opzoeken, tot ze zich op haar twintigste definitief bij hem voegde.

Ze trouwden en kregen drie dochters: Ilana, Roosanna en Dana. Dit was het eerste communiefeest dat Sarah ooit gaf; ze zat dan ook even in de zenuwen over hoe haar vrienden en familie het zouden beleven. ‘Maar als je dan naderhand al die mensen ziet die leuke foto’s en positieve berichten op Facebook zetten, dan valt er wel een last van je schouders hoor. Een feest kun je plannen, maar gezelligheid niet.’

Nu de communie van Ilana eropzit, sparen Sarah en Pierre verder voor de communies van hun andere twee dochters. De eerste is over vier jaar aan de beurt.

Maar waarom heeft een kermisfamilie zoveel tijd en geld over voor een communiefeest? Enerzijds is er de behoefte van veel kermismensen om hun tradities voort te zetten. Een behoefte die, juist wanneer het financieel slecht gaat, sterker lijkt te worden. Het overgrote deel van de kermisexploitanten is katholiek. In een gemeenschap die zo klein is - er zijn ongeveer 800 kermisexploitanten in Nederland - is de behoefte aan deze tradities des te sterker.

In een gemeenschap die zo klein is - er zijn ongeveer 800 kermisexploitanten in Nederland - is de behoefte aan tradities des te sterker 

Het groots vieren van de communie is van oudsher iets dat wordt gedaan door de kermis. Om God te eren, om familie en vrienden bij elkaar te krijgen, en ergens misschien ook als bedankje voor het kind, dat altijd maar meereist en zich aan moet passen aan het leven van zijn ouders. Anderzijds is zo’n groot feest, zoals een andere exploitant vertelt; ‘een manier om eventjes te ontsnappen aan de harde werkelijkheid van de kermis.’

Opmerkelijk is dat die harde werkelijkheid buiten de kermiswereld nauwelijks voelbaar lijkt. Voor de consument staat de kermis er elk jaar gewoon opnieuw. En die lichtjes, die branden toch wel. De klappen vallen bij de exploitant zelf. De exploitant die honderd uur per week werkt. De exploitant die een week na haar bevalling weer aan het werk moet. Op de kermis heeft een slechte zomer direct zijn weerslag op de hele familie. Laat staan een slecht decennium.

Uit de fotoserie ‘Van de reis - mensen van de kermis en het circus’. Foto: Jac Weerts

Al wordt het zijn dood

is zelfbenoemd kermisjongen. Hij is één van de eerste exploitanten in Europa die op het idee kwam zijn kraam om te bouwen: frietkraam in de zomer, oliebollenkraam in de winter. Op die manier kon hij het hele jaar door goed geld verdienen. Zo was althans het idee. Intussen leven hij, zijn vrouw en zijn zoons al jaren van een bedrag dat vergelijkbaar is met een kleine uitkering.

Ondanks alle tegenslagen is het voor Vermolen geen optie om de kermis te verlaten. Hij is te trots. Zijn vader was ook een kermisjongen. En zijn opa. En zijn opa’s vader. Vermolen zal de kermis nooit de rug toekeren. Hij schudt resoluut het hoofd. ‘Al wordt het mijn dood.’ Het ombouwen van de kraam werkte een tijdje, maar na de magere zomer van 2013 is Jan genoodzaakt er een attractie naast te gaan draaien.

Hij liet zijn oog vallen op een verwaarloosde spelletjeskraam in België, die hij voor een goed bedrag kon overkopen en renoveren. Hij heeft er een compleet nieuw spel ingezet, waar hij nog niet over wil vertellen uit angst dat andere exploitanten zijn idee gaan stelen. Schoorvoetend ging hij een tijdje geleden bij zijn twee zoons langs om ze te vragen of hij hun spaargeld alsjeblieft mocht gebruiken voor de aanschaf van het spel.

Schoorvoetend ging Jan langs zijn twee zoons om ze te vragen of hij hun spaargeld alsjeblieft mocht gebruiken voor de aanschaf van het spel

Jan, Sarah en Pierre zijn niet de enige exploitanten die moeten inleveren om op de kermis te kunnen blijven. Vrijwel alle kermismensen zoeken naar manieren om bij te verdienen. Sommigen hebben naast hun kermiswerk in de zomer een seizoensbaan in de winter. Anderen ruilen hun oude attracties in voor nieuwere, in de hoop dat ze minder kwijt zijn aan onderhouds- en vervoerskosten. Weer anderen nemen Pools of Roemeens personeel aan, omdat Nederlandse hulp schaars is en meer salaris verwacht.

Maar één ding hebben vrijwel alle exploitanten gemeen: de kermis verlaten is geen optie. Soms uit trots, maar vaak ook doordat de exploitanten het bedrijf ooit hebben overgenomen van familie en verder geen opleiding hebben gevolgd. Probeer dan anno 2014 nog maar eens aan het werk te komen. Voor degenen die de kermis wél verlaten, blijkt werken voor een baas vaak lastig: een exploitant die gewend is aan zijn vrijheid, die zijn leven reizend heeft doorgebracht, kun je niet ineens veertig uur per week opsluiten in een fabriek of kantoor.

Uit de fotoserie ‘Van de reis - mensen van de kermis en het circus’. Foto: Jac Weerts

Een standplaats op de kermis van Tilburg: 95.000 euro

Hoe heeft het zover kunnen komen? Allereerst door de economische crisis, die vooral mensen met een gemiddeld tot laag inkomen trof: precies die mensen waar de kermis het van moet hebben. Consumenten zijn minder uit gaan geven. Jan: ‘Ik zie regelmatig ouders overleggen met hun kind. Dan vragen ze hun zoontje of ‘ie een frikandel wil, of nog een rondje in de draaimolen. Natuurlijk kiest zo’n jongen dan voor de draaimolen. Zou ik ook doen als ik zes was.’

Ook bij andere attracties blijft het publiek weg. Mensen komen vaker naar de kermis om te kijken, dan om daadwerkelijk ergens in te gaan. Om toch nog een beetje te kunnen verdienen, zouden exploitanten de prijs van hun kaartjes kunnen verhogen, zodat de kaartjes die wél verkocht worden in elk geval wat opleveren. Maar gemeenten stellen vaak een maximum aan hoeveel zo’n kaartje mag kosten. Daarmee ben je gelijk bij reden twee waarom het slecht gaat met de kermis: het dubbelzinnige beleid van sommige gemeenten.

‘De gemeente plukt mij kaal, omdat ze verder nergens kunnen plukken’

Jan Vermolen is vrij duidelijk over wat hij van de gemeente vindt: ‘Ik heb al zo vaak geprobeerd de dialoog aan te gaan met wethouders. Ik heb zoveel goede plannen om de kermis beter te maken, maar ze luisteren al jaren niet meer. Intussen plukken ze mij kaal, omdat ze verder nergens kunnen plukken.’ Vermolen doelt op het feit dat de kermis voor veel gemeenten het enige evenement van het jaar is dat haar geld oplevert. In tegenstelling tot de meeste andere evenementen, die juist gesubsidieerd moeten worden. De verwachte opbrengst van elke kermis wordt dan ook opgenomen in de gemeentelijke begroting.

Hoeveel een gemeente precies aan een kermis verdient, is afhankelijk van de opbrengst van de het systeem dat bepaalt hoeveel geld een exploitant moet betalen voor de grond die hij ‘huurt’ van de gemeente om zijn attractie op neer te zetten. Nicole Vermolen, directeur en voorzitter van de kermisvakbond BOVAK, zei hier vorig jaar al over: ‘Op het moment dat die begroting tegenvalt, zal de gemeente zelf moeten gaan zoeken hoe ze dat gat gaan vullen. Dus zetten ze van tevoren hoog in op de verwachte pachtprijzen om zichzelf in te dekken.’

Er zijn drie manieren van verpachten: de open verpachting, de gesloten verpachting en de onderhandse verpachting. Nicole Vermolen is van mening dat gemeenten die exploitanten eindeloos tegen elkaar op laten bieden, de kermis verzieken. ‘Met een open verpachting geef je een standplaats gewoon aan wie het meeste geld heeft, zonder te kijken naar welke attractie het mooist of gezelligst is. Op die manier sluit je ontzettend veel exploitanten buiten. Een exploitant met een prachtige achtbaan, maar met een klein budget, legt het dan sowieso af. Sommige exploitanten ‘overbieden’ zichzelf en raken in de problemen. Andere exploitanten die minder geld te besteden hebben, komen alleen nog maar terecht op kleinere, minder drukbezochte kermissen. Omdat ze die verpachtingen wél kunnen ‘winnen.’ En dan kom je in een soort neerwaartse spiraal terecht, want wie minder verdient, kan bij de volgende kermis nog weer minder bieden.’

Sommige exploitanten ‘overbieden’ zichzelf en raken in de problemen

Zo kost de duurste standplaats op de kermis van Tilburg, de drukstbezochte kermis van Nederland, rond de 95.000 euro. De exploitant betaalt dat bedrag aan de gemeente en moet het terugverdienen met de kaartverkoop. Van het geld dat hij met de kaartverkoop verdient, gaan dan weer de kosten van het onderhoud, het vervoer, en de brandstof voor de attractie af. Een plaats op een grote kermis mag gewild zijn vanwege de zichtbaarheid van je attractie: een exploitant verdient er zelden veel geld aan.

Uit de fotoserie ‘Van de reis - mensen van de kermis en het circus’. Foto: Jac Weerts

Geen rode diesel meer

De derde reden dat de kermismens nu harder moet vechten dan ooit, is dat de brandstofkosten de afgelopen jaren zijn gestegen. Het Lenteakkoord van 2012 stelt, uit milieuoverwegingen, dat het gebruik van voortaan verboden is. Dat is diesel die onder een verlaagd accijnstarief getankt kon worden door voertuigen die niet van de openbare weg gebruikmaken. Veel kermisexploitanten gebruikten aggregaten van energiebedrijven die daar rode diesel voor gebruikten, zodat ze niet aangewezen waren op algemene - duurdere - stroomvoorzieningen. Rode diesel was per liter 17 cent goedkoper dan normale diesel.

Nu het voordeel van rode diesel niet meer bestaat, zit er voor de vakbond nog maar één ding op: het gesprek aan gaan met gemeenten in een poging hen het beleid te laten aanpassen, om zo de stroomprijzen weer betaalbaar te maken voor de exploitant. Met sommige steden, waaronder Purmerend, zijn intussen door de BOVAK al positieve prijsafspraken gemaakt.

Er is in Nederland nog een andere kermisvakbond, de NKB. Ook zij zijn bezig met acties om de positie van de kermisexploitant te verbeteren, maar zoeken het daarbij in een andere hoek. Zo vertelt Jan Boots, voorzitter van de vakbond: ‘We zijn nu bezig met een stichting, gerund door exploitanten, die de organisatie van de kermissen in kleinere steden en dorpen over kan gaan nemen van gemeenten.’ Op die manier hoopt de NKB dat de exploitant meer zeggenschap krijgt over hoe een kermis georganiseerd wordt, en onder welke voorwaarden.

Kermismensen zijn taai

Ondanks de inzet van de vakbonden en sommige toeschietelijke gemeenten, ligt het uiteindelijk toch vooral bij de exploitant zelf om zijn bedrijf weer gezond te maken. Maar die vraagt niet snel om hulp van buitenaf. Sarah: ‘Ik wil het liever zelf redden, om te voorkomen dat je van iemand anders afhankelijk wordt. Kermismensen zijn taai. We zijn sterk. We zijn niet vies van hard werken voor weinig geld, hoewel de buitenwereld dat soms anders ziet. Burgers hebben vaak het idee dat kermismensen steenrijk zijn, omdat we bijvoorbeeld in grote auto’s rijden. En ja, we hebben ook een dikke auto. Maar hoe wil je anders vier enorme aanhangers meenemen, dag in dag uit, van kermis naar kermis? Als dat met een Volkswagentje Polo zou kunnen, dan zou ik het doen hoor.’

Een reizend bestaan De foto’s bij dit verhaal zijn onderdeel van het project ‘Van de reis - mensen van de kermis en het circus’ van fotograaf Jac Weerts. Voor dit project fotografeerde hij alle facetten van de eeuwenoude volkscultuur van de kermis en het circus anno 2014. Nu door beleidsmakers de kermis en het circus steeds meer worden benaderd als een economische aangelegenheid, dreigt de bijzondere cultuur erachter verloren te gaan. Zelf heeft Jac Weerts achtentwintig jaar als leraar lesgegeven bij de Rijdende School, een school voor de kermis- en circuskinderen. Hierdoor heeft hij jarenlang zelf in een circuscaravan geleefd en zo de structuren van het reizende bestaan leren kennen. Dit najaar zal zijn fotoboek over dit project verschijnen. Bekijk meer foto’s uit dit project op zijn website