Herdenk met dit klassieke boek de waanzin van Wereldoorlog I
Voor de serie ‘Moderne Klassiekers’ kijk en lees ik samen met andere correspondenten meesterwerken die ook in deze tijd nog indruk maken. Omdat 2014 het herdenkingsjaar van de Eerste Wereldoorlog is, lees ik als eerste ‘Van het westelijk front geen nieuws.’ Nooit eerder las ik zo’n indrukwekkende beschrijving van de waanzin van de oorlog.
Oorlogsromantiek. Op je kamer, Red Bull in de hand, vrienden op de bank, en dan Band of Brothers aanzetten. In de wijk waar je woont gebeurt niets, op televisie zie je jochies, een paar jaar ouder dan jij, met mokken slappe koffie rond een vuurtje zitten. In een kapot geschoten pand hebben ze gesprekken die ertoe doen en morgen zijn ze weer bereid voor elkaar te sterven.
Mijn schoolvrienden en ik verslonden die oorlogsfilms en -series. En waarom was die dienstplicht eigenlijk afgeschaft? Onze vaders deden er altijd moeilijk over, maar toen we de oude legerspullen van een van hen vonden, konden we ons geen betere besteding van onze late tienerjaren voorstellen.
Als iemand ons toen Van het westelijk front geen nieuws (1929) van Erich Maria Remarque had gegeven, waren we waarschijnlijk snel genezen van die valse oorlogsromantiek.
In de serie Moderne Klassiekers lees en kijk ik samen met andere correspondenten meesterwerken terug die we volgens leden van De Correspondent niet gemist mogen hebben. We proberen ons niet voor te stellen wat de impact van die werken destijds was, maar richten ons volledig op de vraag hoe het boek nú overkomt. Heeft het de tand des tijds doorstaan? Wat voor indruk maakt dit boek uit 1929 over een oorlog die dit jaar een eeuw geleden begon?
Na lezing van Remarque’s boek kan ik met zekerheid stellen dat ik nog nooit iets las wat de zinloosheid en gruwelijkheid van de oorlog zo krachtig beschrijft
Na lezing van Remarque’s boek kan ik met zekerheid stellen dat ik nog nooit iets las wat de zinloosheid en gruwelijkheid van de oorlog zo krachtig beschrijft. Hoewel er veel artillerievuur, opengereten jongenslichamen en loopgraven vol stront, gifgas en ratten langskomen, zijn het niet de gruwelijkheden die het meeste indruk maken.
Dat doen de overpeinzingen van de hoofdpersonage, Paul Baumer.
Baumer is nog geen twintig als hij samen met zes klasgenoten voor het Duitse leger naar het westerlijke front vertrekt. Opgehitst door de leraar. En door bijna iedereen uit de generatie van hun vaders, met hun vaderlandsliefde. Baumer vertelt over de loopgraafgevechten en het leven in de barakken. Zijn herinneringen aan zijn jeugd zijn nooit ver weg.
Bijvoorbeeld als hij ’s nachts op het slagveld, na het aanleggen van een prikkeldraadversperring, in slaap valt: ‘Eenmaal slaap ik diep in. Als ik plotseling met een ruk overeind kom, weet ik niet meer waar ik ben. Ik zie de sterren, ik zie de raketten en heb een ogenblik het idee dat ik op een tuinfeest ben ingedut.’ Later vertelt een soldaat hem dat hij in zijn slaap wegdook voor een losse flodder. Dat het soldateninstinct en de herinneringen aan vroegere tuinfeesten zo dicht bij elkaar liggen, is hartverscheurend.
Baumer spreekt bitter over hoe zijn generatie zich liet opjutten door hun vaders en hoe ze nu door de verschrikkingen van de oorlogen voorgoed verloren zijn. De oudere soldaten hebben tenminste nog een leven om naar terug te keren - een baan, een gezin - maar Baumer en zijn leeftijdsgenoten zullen zonder enige band de maatschappij weer betreden. Als ze het al overleven.
‘We zijn aangetast door feiten, we calculeren als een koopman en zijn nuchter als een slager. We zijn niet langer onbezorgd - we zijn gruwelijk onverschillig. We zouden in het landschap van onze jeugd rondstappen, maar zouden we er ook leven? We zijn eenzaam als kinderen en ervaren als oude mensen, we zijn grof en somber en oppervlakkig - ik denk dat we verloren zijn.’
Overpeinzingen van een jonge soldaat
Dat Baumers angsten gegrond zijn, blijkt als hij even op verlof mag. Hij kan aan niemand - zijn moeder, zijn zus, de stamgasten - vertellen hoe gruwelijk het aan het front is en herkent in zijn oude kamer niets meer terug van het ‘elan van zijn jeugd.’ Hij herleest oude schoolboeken en gedichten en voelt niets anders dan vervreemding. ‘In deze kamer heb ik geleefd voordat ik soldaat werd.’ Als Baumer terugkeert naar het front, denkt hij: ‘Ik had nooit met verlof moeten gaan.’
In de loopgraven treft hij versterkingen aan, jongens van achttien jaar. ‘Tegen één ervaren man sneuvelen er vijf tot tien rekruten.’ Baumer, twintig jaar oud, is een ervaren man zonder toekomst geworden. Waar andere boeken en films over de oorlog de gruwelen vooral tonen met bloed, splinters en massagraven, laat Remarque met sobere overpeinzingen van een jongen de echte waanzin zien. ‘Hoe zinloos is alles wat ooit werd geschreven, gedaan, gedacht, als zoiets mogelijk is! Het moet allemaal gelogen en zonder belang zijn, wanneer eeuwenoude cultuur niet eens kan verhinderen dat deze stromen van bloed worden vergoten.’
Grijp dit WOI-herdenkingsjaar aan als een gelegenheid om dit definitieve boek over de waanzin van de oorlog te (her)lezen.