Dit schuilt er achter je Fundaverslaving
Welke ervaringen scheppen het moderne leven? Urenlang gluren op Funda, bijvoorbeeld. Het glorieuze platform maakt het zoeken naar een ideaal huis steeds makkelijker. Je zou soms bijna vergeten dat je ideale huis niet bestaat en dat dit maar goed is ook.
Vraag eens een klein kind om een huis te tekenenen. Grote kans dat het resultaat weinig afwijkt van jouw eigen kleuterkunst, zoals die misschien nog ergens in een schoenendoos op zolder ligt. Een huis, in kinderbeeldtaal, is 2D, heeft twee muren en een puntdak, een rokende schoorsteen, er staat een boom naast, een stokkige familie en in een bovenhoek van het tekenpapier straalt een glimlachend zonnetje. En laten we het belangrijkste niet vergeten: het is een vrijstaand huis.
Ziehier de basis voor wat menig volwassene een leven lang ambieert, een plek onder de zon waar je omheen kunt lopen. Uit data van woonplatform Funda blijkt dat de meeste Nederlandse huizenkopers op zoek zijn naar een vrijstaande woning met zes kamers en een behoorlijke tuin.
De realiteit is een rijtjeshuis. Ook dat maakte Funda uit data op. De meeste kopers komen, zoals de meeste Nederlanders, in een woning terecht waar je de muren met de buren deelt (vier miljoen van de zeven miljoen woningen in Nederland zijn rijtjeshuizen).
Toch maakt dromen over wonen, je voorstellen waar jouw ‘thuis’ allemaal zou kunnen zijn, een essentieel onderdeel uit van de beleving op Funda, sinds 2001 het digitale toevluchtsoord voor wie wil zien wat er te wensen of te wanhopen valt op de huizenmarkt.
Daarvoor hoef je niet eens woningzoekend te zijn; naar schatting 80 procent van de vier miljoen unieke bezoekers die de site maandelijks krijgt, is niet serieus op zoek. Ze komen om zich al foto’s kijkend in een van de kastelen te fantaseren (want de meest bekeken huizen op Funda zijn miljoenenvilla’s), om bij de buren (of Justin Bieber) te gluren, zich te vergapen aan lelijke interieurs of gewoon om te zien wat de op hol geslagen huizenprijzen aanrichten in hun buurt.
Ergens in die zee van kleine oranje huisjes op de kaart van Nederland wacht een ideaal thuis
Huizen en hun binnenkant zijn fascinerend, blijkbaar. Ze zijn de fysieke vertegenwoordiging van levensfases, je kunt er een toekomst op projecteren, een verleden uit lezen. Een huis is hoogstpersoonlijk en toch ook altijd deel van een grotere geschiedenis en een reflectie van de tijdgeest. Hoe we onze huizen inrichten, vertelt een hoop over ons. Het kan bewondering wekken, ontroerend zijn, lachwekkend, maar ook beangstigend (zoals veel van de miserabele Funda-interieurs op de grappige site foutehuizen.nl en op Twitter #fundafun).
Ik ben al jaren een van die pretbezoekers van Funda. Maar de website speelt een grotere rol in mijn routine sinds ik echt overweeg een huis te kopen. De app staat prominent op mijn telefoon. Ik gebruik hem als informatiebron als ergens mijn nieuwe nieuwsgierigheid naar de plaatselijke huizenprijzen geprikkeld wordt, maar ook om op onbewaakte momenten jachtig de kaart af te stropen naar nieuwe ‘droomhuizen,’ zoals ik ze in makelaarstermen ben gaan beschouwen.
Ergens in die zee van kleine oranje huisjes op de kaart van Nederland (die je opent zoals de vakjes van een adventkalender – vol verwachting) wacht een ideaal thuis. Ik hoef het alleen maar te vinden en te kopen (als de bank het toestaat). Het is de vraag of die houding me uiteindelijk een gelukkige bewoner zal maken.
Het ideale thuis bestaat niet, en dat is maar goed ook
De dopaminerush is in ieder geval aanzienlijk als tussen de eindeloze fotootjes ineens een onbekende, met rozen begroeide, oude gevel opduikt, waarachter in de rustieke, doorgebroken huiskamer ook nog eens de ideale designkeuken blinkt, én een schuur blijkt te zitten die zich perfect tot logeerkamer/atelier laat omdopen. Als een bezetene tik ik het hartje aan en stuur de link door naar mijn toekomstige huisgenoot, die hem waarschijnlijk opent met die typische mengeling van hoop en vermoeidheid, Fundaverslaafden eigen.
Wil ik ooit weer wonen in een mooi, oud huis met ruimte, – zoals dat waarin ik ben opgegroeid en waarin ik vermoed dat ik me nog steeds het fijnst voel – dan zal ik het met mijn schrijversloon buiten de Randstad moeten zoeken. (Het maakt de Funda-ervaring ongetwijfeld een stuk prettiger. Voor wie een huis in een van de oververhitte grote steden zoekt, is Funda momenteel een bron van stress en frustratie.)
De geschiedenis van het naoorlogse wonen in Nederland wordt gekenmerkt door compromis
Serieus zoeken op Funda bestaat voor een deel uit vaststellen in wat voor een huis en omgeving jij je thuis voelt (en waar niet). Je kindertijd speelt daarbij ongetwijfeld een rol, denkt ook Pieter Hoexum, filosoof en schrijver van het boek Kleine filosofie van het rijtjeshuis (2014). Hij werd geboren in een galerijflat en is zich altijd prettig blijven voelen in nieuwbouw. In zijn rijtjeshuis in Purmerend praten we over ‘thuis,’ het onderwerp van zijn volgende boek.
Hoexum is verrassend onsentimenteel over dat begrip, thuis, toverwoord van makelaars en hypotheekverstrekkers. ‘Wonen is een oppervlakkige bezigheid, waar je niet te veel achter moet zoeken,’ schreef hij al in zijn eerste boek. Hij prijst de Nederlander juist om zijn realiteitszin waar het op wonen aankomt, vertelt hij me. ‘Je hoort weleens zeggen dat de ideale woning van de Nederlander bij wijze van spreken een voordeur heeft op de Dam, en een achtertuin grenzend aan de vrije natuur. Maar we zijn ons er terdege van bewust dat dat een droom is en schikken ons eigenlijk vrij makkelijk naar de realiteit. Paradoxaal genoeg maakt juist die houding Nederland een fijn woonland.’
Het rijtjeshuis is, als gulden middenweg tussen flat en villa, een mooi symbool voor de geschiedenis van het naoorlogse wonen in Nederland, die wordt gekenmerkt door compromis. Woningbouw is decennialang geen zaak van vraag geweest, maar van aanbod. Anders dan bijvoorbeeld in België, waar het gebruikelijk is om een eigen huis te bouwen, heeft de modale Nederlander nooit veel te zeggen gehad over de precieze vorm van zijn huis. Overheidsbeleid speelde altijd een hoofdrol bij ruimtelijke ordening. De laatste grootschalige voorbeelden daarvan zijn Vinex-wijken, die sinds de jaren negentig rond de al eerder door de overheid gestimuleerde groeikernen werden gebouwd.
Dat heeft mislukkingen tot gevolg gehad (of teleurstellingen, zoals utopisch, volledig gepland Almere). Wonen en leven laten zich nu eenmaal niet echt regisseren. Maar het heeft ook grote voordelen. Voor de infrastructuur, bijvoorbeeld, het openbaar vervoer, maar ook voor onze woonethiek, waarin het algemeen belang altijd een plaats had, in de vorm van een stevige sociale huursector, bijvoorbeeld.
De ideologie van het huizenbezit
Gaandeweg is de overheid zich gaan terugtrekken uit de woningbouw om plaats te maken voor een uitdijende vrije markt. Het kopen van een huis werd al veel langer gestimuleerd, sinds de overheid het vanaf de jaren vijftig op allerlei manieren aantrekkelijk maakte om een hypotheek te nemen.
Maar waar ze zich eerder nog in hoge mate bemoeide met het plannen van koop- en huurwoningen, laat de overheid dat tegenwoordig veelal over aan projectontwikkelaars en particulieren, met alle gevolgen van dien. De sociale huursector, bijvoorbeeld, wordt steeds verder uitgekleed door sociale huurwoningen te verkopen, waardoor wonen (vooral in de stad) steeds duurder wordt en de sociale ongelijkheid toeneemt.
Een perfecte voedingsbodem voor zulke ontwikkelingen is wat sommige academici de ‘ideologie van het huizenbezit’ hebben genoemd: het breedgedragen en diepgewortelde idee dat een huis kopen een cruciale stap in een mensenleven is, die zekerheid, aanzien en voldoening met zich meebrengt.
Het breedgedrag idee is: een huis kopen is een cruciale stap in een mensenleven, die zekerheid, aanzien en voldoening met zich meebrengt
Die tendens, waaraan de overheid sinds de invoering van de nationale hypotheekgarantie in 1956 maar al te gewillig heeft bijgedragen, laat zich in cijfers uitdrukken. Bedroeg het aantal koopwoningen in 1948 slechts 28 procent van de totale woningvoorraad, inmiddels is dat percentage gestegen tot 60 procent.*
Maar menig starter die ’s avonds in het blauwe schijnsel van zijn iPad zijn geluk zit te beproeven op Funda, weet wat de ideologie van het huizenbezit écht behelst, gevoelsmatig: de hoop een ideaal ‘thuis’ tegen te komen en het helemaal jouw eigendom te maken, zodat je die mijlpaal kunt aantikken, dat ultieme teken van onafhankelijkheid, volwassenwording en financiële stabiliteit.
Veilig, zou het boven alles moeten voelen om de koopakte te tekenen. Reken niet op je schamele pensioentje, drukt ook mijn financieel adviseur mij op het hart, maar steek je (geleende) geld in stenen. Dan zit je safe. Daar word je beter van.
Maar, zo waarschuwt Hoexum, er loert een gevaarlijke tegenstrijdigheid. Hoe vrijer de markt, hoe veeleisender de consument en hoe groter de illusie dat zijn unieke woondroom te benaderen valt. Terwijl juist die discrepantie tussen droom en werkelijkheid, volgens hem, tot een prettig woonklimaat leidt, een klimaat waarin het besef leeft dat wonen net zozeer een publieke aangelegenheid is, waarbij we rekening houden met elkaar, als een steeds verfijnder keuzemenu voor het individu.
Een keuzemenu voor droomhuizen
Funda belichaamt dat keuzemenu, in zekere zin, als ‘droommachine,’ zoals Hoexum het grappend noemt. Het bestaan van een glorieus platform als dit, is behalve met de komst van het internet, onlosmakelijk verbonden met een steeds vrijere markt. Daarin drijft concurrentie de prijs en kwaliteit van alles op, ook de dingen die Funda zo mooi maken: het hoogwaardige, uitgebreide beeldmateriaal van woningen, bijvoorbeeld, waardoor het zoeken op Funda steeds meer lijkt op bladeren door vtwonen.
Rond het aantrekkelijk maken van woningen voor de verkoop is dan ook mede door Funda een hele industrie uit de grond geschoten. Tal van bedrijfjes bieden fotografie en styling aan om je huis er zo huiselijk én generiek mogelijk uit te laten zien. Complete, hippe interieurs kun je laten aanrukken om een zo groot mogelijk publiek het gevoel te geven dat ze zich in jouw piekfijn opgeruimde huis wel op die Eames-lounger zien zitten op een zonnige zondag, met een macchiato uit die glimmende espressomachine op het aanrecht.
Het is wat Funda zo uniek maakt, zeggen de mensen bij Funda, de hoogwaardigheid van het beeldmateriaal. En niet alleen het beeldmateriaal, maar alle informatie die de koper via de site over het huis kan vinden, is ongekend nauwkeurig. Het is voor de zoeker in die zin nog nooit zo makkelijk geweest. En Funda stelt alles in het werk om het voor die consument nóg makkelijker en leuker te maken om zijn droom te benaderen.
Met de nadruk op dat benaderen, want de nachtmerrie die volgens Hoexum hoort bij die steeds verdere perfectionering is een algoritme, dat voor iedereen precíés het perfecte huis uitzoekt. Dan hebben individuele woonwensen het definitief gewonnen van socialere opvattingen van wonen.
Zo werkt het gelukkig (nog) niet, vertellen de mensen bij Funda ook. Ze hadden het best gewild, zo’n algoritme, maar kwamen tot de conclusie dat het vinden van een huis nog steeds voor een groot deel op toeval en emotie en uiteindelijk realisme berust. ‘En dat is juist zo mooi,’ zegt directeur marketing Jacqueline Post. ‘Zoeken naar een huis is een avontuur. Het kijken, het dromen, de hele weg ernaartoe. Dat proces is belangrijk.’
Ook dat herkent de Fundaverslaafde in mij. De functie ‘zoeken op de kaart’ heeft met die kleine oranje huisjes hoekjes van Nederland voor me ontsloten waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Ineens is daar de mogelijkheid van een leven (met moestuin) in pittoresk Onderdendam. Een verjaardagsfeest (met tijdelijke privécamping) in onze gigantische tuin in Sijbrandaburen. Een eigen werkkamer (met ingebouwde boekenkast) in Lutjegast.
Een socialer alternatief
Fundaverslaving blijkt trouwens niet zomaar genezen met het kopen van een huis. Van veel nieuwe eigenaars weet ik dat het gluren gewoon doorgaat. Het is te makkelijk, met zo’n droommachine binnen handbereik. Zoals bij wel meer onuitputtelijk online aanbod – dates, vakanties, handtassen – loert behalve keuzestress ook altijd het gevoel dat om de hoek nog iets beters wacht.
Bij wonen heeft dat misschien altijd gehoord. De kloof tussen droom en werkelijkheid is daaraan inherent, zoals Hoexum aangeeft. Fundakoorts doet je nog weleens vergeten dat wonen meer is – meer zou moeten zijn – dan het verzilveren van een individuele droom in vierkante meters. Het is ook een compromis met je landgenoten, de mensen met wie je uiteindelijk een schutting deelt. Zo maakt mijn scrollzucht mij bovendien weleens blind voor het idee dat er ook andere opties bestaan dan je diep in de schulden steken om een aftakelende stapel stenen te bemachtigen.
Zoals bij meer online aanbod – dates, vakanties, handtassen – loert behalve keuzestress ook altijd het gevoel dat nog iets beters wacht
Huren, bijvoorbeeld. Alle mensen die ik spreek voor dit stuk benadrukken dat er, zeker in grote steden, een groeiende groep jonge mensen met onzekere banen is, die geen hypotheek kunnen krijgen. Vaak zijn zij het die de steden maken tot de bruisende, creatieve toeristentrekkers die ze zijn. Maar ze kunnen er ook steeds vaker niet wonen. Het is, voor de leefbaarheid van de stad, van het grootste belang dat er een betaalbaar middensegment aan huurwoningen komt, dat is er nu amper.
Een kwestie van beleid, of van hernieuwde corporaties. Of van projectontwikkelaars die hun verantwoordelijkheid nemen (haha). Van een cultuurverandering, uiteindelijk. Want, zoals sociaal geograaf Rowan Arundel begin dit jaar tegen de Volkskrant zei, de ‘mythe van massaal woningbezit’ vergroot de sociale ongelijkheid. Volgens hem heeft de overheid het toegenomen woningbezit regelrecht gebruikt om de welvaartsstaat te verschralen.
Het is ongeveer het laatste waar je aan denkt in die heerlijke, hypnotiserende scroll door potentiële toekomsten. Maar bij Funda zijn ze zich er, met hun neus op de grillige woningmarkt, bewust van dat dingen altijd en onverwacht kunnen veranderen. Mocht huren op een dag het nieuwe kopen worden, zegt de persvoorlichter laconiek, dan zullen we daarop moeten inspelen. De klant is immers koning.
Met dank aan Theo Baart, Prof. Dr. Richard Ronald van de UvA en Jurriaan van Gent en Jacqueline Post van Funda.