Wat te verwachten van het kabinet-Rutte III? 4 kansen en 5 risico’s
Het kabinet-Rutte III is een mix van kansen en risico’s. In dit Politiek Dagboek een inventarisatie van de opvallendste. Waar werd zo lang over onderhandeld en wat leverde het op?
Staand op een ander bordes, maar met de koning als symbool van continuïteit, lijkt het een bedrieglijk gewoon kabinet, alweer Mark Ruttes derde. Met vooral bekende namen en vertrouwde formuleringen. Grote problemen worden rondgeschoven, sommige oude kwiek aangepakt. Wat zal het opleveren?
Kans 1. Het centrum wankelt maar regeert
Gezien de instabiliteit van het Nederlandse kiezersvolk is het een klein wonder dat er een kabinet op het bordes staat. Alsof er niets aan de hand is.
De helft van de kiezers uit 2012 stemde in 2017 op een andere partij. De VVD bleef nog net de grootste, met niet meer dan een vijfde van de zetels in de Tweede Kamer. De anderen bleven daar nog bij achter. Het kiezersveld is verkruimeld.
Na de langste formatie in de parlementaire geschiedenis zagen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie kans met de krapst mogelijke meerderheid een kabinet te vormen. Dat is een prestatie in een tijd waarin het compromis als deugd heeft afgedaan en het uitdrukken van het eigen gelijk hoogtij viert.
Het aantal liefhebbers voor de oppositie was groter dan het aantal dat bereid was te regeren met de daarvoor beschikbare partijen. De coalitie zal daar regelmatig met een mengsel van trots en verwijt naar verwijzen. Zeker als een meerderheid niet vanzelfsprekend is.
Veel voorgesteld beleid was voor de PvdA en GroenLinks nog kort geleden aanvaardbaar. Maar in de nieuwe verhoudingen is het waarschijnlijk dat Rutte & co moeite zullen hebben oppositiepartijen te verleiden voorstellen te steunen waar zij het eigenlijk mee eens zijn: er valt veel te concurreren op links en rechts. Het gevaar van verdere afbrokkeling dreigt, ook voor de flanken.
Kans 2. De smalle basis kan ook dwingen tot verbreding van de steun
Tijdens de zeer gesloten formatiemaanden is het er nog niet van gekomen. Maar de minimale meerderheid (76 van de 150 Tweede Kamerzetels) zou het kabinet kunnen aanmoedigen de toch al broodnodige verbinding met andere partijen en maatschappelijke groeperingen te zoeken.
Zo zou het kabinet eindelijk het gesprek kunnen aangaan met grote onmisbare beroepsgroepen die de afgelopen twintig jaar steeds meer in controle- en verantwoordingssystemen zijn gedrukt. Docenten van basis- tot hoger onderwijs, politiemensen, verpleegkundigen, artsen, psychologen, ambtenaren met een vroeger gerespecteerde beroepstrots, velen van hen wachten op praktische en mentale erkenning van de bijdrage die zij leveren. Soms helpt geld, meestal helpen concrete stappen om te komen tot afbraak van de bureaucratische dwangbuis waarin zij moeten werken.
Het wordt tijd te erkennen dat die hele ‘participatiesamenleving’ een listig verpakte elitedrank was met bittere bezuinigingsondertonen in de afdronk
De noodzakelijke verbreding zal het kabinet ook moeten zoeken bij al die burgers die onvrijwillig een opdracht tot zelfredzaamheid kregen uitgereikt. Het wordt tijd te erkennen dat die hele ‘participatiesamenleving’ een listig verpakte elitedrank was met bittere bezuinigingsondertonen in de afdronk.
Politiek gezien zal premier Rutte uit ervaring weten dat deelakkoorden buiten de strikte coalitiesfeer veel werk maar ook veel goodwill opleveren. Alleen de SGP is niet genoeg. PvdA, GroenLinks en ook SP, Partij voor de Dieren en 50Plus zullen regelmatig uitgedaagd moeten worden om in te stemmen met waar zij het mee eens zijn – mogelijk na gedeeltelijke verhoring van hun wensen.
Kans 3. Reële problemen worden aangepakt
Naast ongrijpbare beleidsvoornemens zoals het zingen van het volkslied op school – stierf ooit een voorstel een stillere dood? – staat in die ruim 200 maatregelen van het regeerakkoord ook heel wat daadkracht uitgestald. Het kabinet heeft nog geen samenbindende visie voor Nederland, maar signaleert wel allerlei problemen waar iets aan moet gebeuren.
In 2012 nog aanleiding voor een bijna fatale crisis in het jonge kabinet-Rutte II, blijkt het nu opeens haalbaar om de aftrekbaarheid van hypotheekrente versneld te beperken. Het Nederlandse volk leent nog steeds veel, maar er wordt flinker dan voorheen wat aan gedaan.
Klimaatverandering wordt onomwonden erkend als een uitdaging en opdracht van de eerste orde. Het kabinet wil Nederland in de Europese voorhoede brengen. Om vervolgens muizenstapjes te zetten en zwaar in te zetten op CO2-opslag, wat neerkomt op het zoekmaken van het probleem op een manier waar niemand last van heeft, maar ook nog weinig solide ervaring op grote schaal mee is opgedaan.
Eerdere kabinetten-Rutte hebben een quasi-moderne kijk op de diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland doorgevoerd. Met het mantra van de moderne netwerksamenleving werden veel ambassades tot op het bot uitgekleed. Daar ontstonden situaties waarin de ambassadeur net als John Cleese in Fawlty Towers zowel de post als de gasten van het vliegveld moet halen als contacten op het hoogste niveau moet onderhouden.
In allerlei streken raakte Nederland zoek. Bezuinigingen met relatief beperkte opbrengst onder het voorwendsel van het verstaan van de tijdgeest. Die bezuinigingen worden deels teruggedraaid. Het moet blijken of het voldoende zal zijn. Zoals bij Defensie is de schade groter dan de bereikte besparingen.
Aan de landsverdediging worden daadkrachtige woorden gewijd, en er wordt een investering gepland die aan het einde van de kabinetsperiode is opgelopen tot 1,5 miljard euro per jaar. Daar kan niet van worden gedaan wat in de vorige defensienota werd beloofd. Het moet blijken of het nieuwe kabinet met twee oningevoerde bewindslieden op Defensie de ambities passend bij de middelen weet te brengen.
Vergelijkbare winst wordt geboekt bij de politie, waar de beloofde bezuinigingen én prestatieverbeteringen door invoering van de Nationale Politie lang niet zijn gehaald. De spierballentaal van Veiligheid en Justitie maakt plaats voor een verkennend beleid dat ruimte laat om te leren van gemaakte fouten. Er komt geld bij en er wordt op beperkte schaal geëxperimenteerd met staatswiet, men schermt niet met het eeuwige wondermiddel van strengere straffen.
Kans 4. Een aantal interessante nieuwe bewindslieden
Werving en selectie is buiten de politiek al geen exacte wetenschap met gegarandeerde resultaten. In de politiek komt er nog veel meer bij kijken.
Eric Wiebes (VVD) leek in 2014 als slimme consultant een goede keus om verantwoordelijkheid te nemen voor fiscale zaken. De Belastingdienst was door te veel reorganisaties gegaan, had te veel nieuwe opdrachten gekregen en was immuun geworden voor politieke sturing.
Toch heeft Wiebes bij de Blauwe Envelop het lek niet boven gekregen. Onder zijn ogen liep via een te ruime algemene vertrekregeling te snel noodzakelijk personeel weg. Zal hij op zijn oude ministerie van Economische Zaken wel tijdig doorkrijgen aan welke knoppen hij moet draaien? Opnieuw is hij een belofte: hij lijkt in een goede positie om mét het bedrijfsleven grote stappen te zetten om het klimaatprobleem aan te pakken.
CDA en D66 hebben de meer verrassende kandidaten aangedragen om Rutte III een effectief gewoon kabinet te maken. Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) en Menno Snel (staatssecretaris Belastingen, D66) zijn slimme mannen met de nodige ervaring buiten de actieve politiek.
ChristenUnie-vicepremier Carola Schouten kan zich ontpoppen tot de eerste minister van Landbouw die de belangen van mensen, dieren en ondernemers op één lijn weet te brengen. Zij deelt de verantwoordelijkheid voor voedselveiligheid met de minister (zonder portefeuille) voor Medische Zorg, Bruno Bruins, (VVD), die de voedsel- en warenautoriteit en het toezicht onder zich heeft. Mogelijk een verbetering.
Haar partijgenoot Arie Slob was een ouderwets goed Kamerlid, vasthoudend en constructief. Interessant te zien hoe hij het met zijn aanhankelijkheid aan de parlementaire democratie zal doen als minister zonder portefeuille voor basis- en voortgezet onderwijs en media. Hij zal met de media verstandiger omgaan dan zijn voorganger Sander Dekker die permanent een populistisch appeltje te schillen had.
D66 brengt met Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) en Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) twee interessante, politiek ingevoerde maar als Haags bewindspersoon nog niet geteste spelers in het veld. Sigrid Kaag (tweede minister op Buitenlandse Zaken) is zonder meer een geïnspireerde keuze, helaas alleen voor het tot migratiedemper gemaakte ontwikkelingssamenwerking.
Spannend om te zien of deze drie, terwijl hun voorman Alexander Pechtold in de Kamer blijft, het midden weten te houden tussen bestuurder zijn en de idealen van hun partij uitdragen. Als er één partij is die door de kiezers is afgedroogd voor bestuursdiensten is het de hunne.
Risico 1. De ondankbaarheid van regeringsverantwoordelijkheid
Het lijkt een wetmatigheid te zijn geworden. Wie meeregeert, de laatste jaren naast de VVD, lijdt een verkiezingsnederlaag. Ook de grootste regeringspartij bleek in maart 2017 niet gevrijwaard van stank voor dank.
En toch hebben deze vier partijen de moeite genomen eensgezindheid te organiseren op 143 maatregelen. Dat kunnen zij alleen volhouden als zij tijdens de rit voldoende eigenheid blijven uitstralen. Anders dan PvdA-fractievoorzitter Diederik Samsom tijdens Rutte II zullen Sybrand Buma, Alexander Pechtold en Gert-Jan Segers in de Kamer selectief in hun aanhankelijkheid zijn.
En desondanks is het wachten op nieuwe electorale nederlagen voor de coalitiepartijen,* stelt Maurice de Hond, op grond van recent en eerder opinieonderzoek. Hij heeft gevonden dat de steun voor partijen veel minder stabiel is dan in het verleden. Kiezers van partij X denken over veel vraagstukken verschillend. Als zo’n partij in een coalitieakkoord afspraken maakt, is de kans groot dat een deel van de achterban van X teleurgesteld afhaakt.
Terwijl de coalitiepartijen geen baat hebben bij vervroegde verkiezingen zullen zij met het kabinet geregeld langs de afgrond zeilen
De Gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018 en de Statenverkiezingen van 2019 geven die kiezers de ruimte om dat ongenoegen kenbaar te maken. Volgens De Hond hebben de huidige coalitiepartijen die les niet geleerd. ‘Een dichtgetimmerd regeerakkoord is haast een garantie dat in de Tweede Kamer bij belangrijke onderwerpen een kleine meerderheid (van de vier regeringspartijen) voor zal zijn en vrijwel alle andere partijen tegen.’
Het is catch 22: zodra de coalitiepartijen zich dit ten volle realiseren, zullen zij in veel gevallen acuut moeten kiezen tussen het kabinetsbelang en het partijbelang. Terwijl zij geen baat hebben bij vervroegde verkiezingen zullen zij met het kabinet geregeld langs de afgrond zeilen.
De levensvatbaarheid van dit centrum-liberale kabinet hangt dan ook sterker dan ooit af van menselijke en politieke gaven van de betrokken bewindslieden. Als zij maatschappelijke en politieke verbreding tot stand brengen (zie kans 2), dan wordt het voor de coalitiepartijen meer de moeite waard te gokken op doorgaan en een draaglijk verkiezingsresultaat. Met alleen die 76 zetels wordt het geen lang feest.
Risico 2. Zonder gebleken geschiktheid
Er moesten meer bewindslieden komen om de vier deelnemende partijen gelegenheid tot profilering te bieden. Dat leidde tot de interessante maar ook riskante duoministers, waarbij de een de baas van het ministerie is en de ander inwoont en moet knokken voor een eigen begroting en staf, maar meer gezag meekrijgt dan een staatssecretaris.
Dat kan tot aanvaringen leiden op bijvoorbeeld het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar de ervaren diplomaat Sigrid Kaag (D66) als minister zonder portefeuille voor handel en ontwikkelingssamenwerking moet aanzien hoe haar collegabaas Halbe Zijlstra (VVD) van zijn gebrek aan richtinggevende gedachten over Nederland en de wereld beleid maakt.
Zijlstra zei onlangs: ‘De wereld is een unheimische plek, waar zaken gebeuren die ook invloed hebben op Nederland. Ons land houden zoals het is, dat is een belangrijke taak voor mij als minister van Buitenlandse Zaken.’* Als hij dat over een maand nog meent, dan kan hij zich de reiskosten besparen.
Bij Justitie en Veiligheid (het opschepperige vooraan zetten van Veiligheid is na de successen van Ivo Opstelten, Fred Teeven en Ard van der Steur gelukkig weer gedimd) wordt advocaat Ferdinand Grapperhaus (CDA) de baas. Een uitgesproken jurist en debater, en een boeiend politiek risico. Zijn copiloot Sander Dekker (VVD) gaat over rechtsbescherming, waar hij geen enkele kwalificatie voor bezit. Ook hier een beloningsbenoeming, hoewel, waarvoor? Zijn plompe, ideologisch gedreven omgang met de publieke omroep en zijn eigengereid krassen en doorhalen met de rekentoets maakten outplacement logischer.
De VVD heeft de minst verrassende ministers geselecteerd, doet het meest aan beloningsbenoemingen. Het ultieme voorbeeld is Halbe Zijlstra. Als staatssecretaris kortwiekte hij met een bijna wraakzuchtig genoegen de toch al bescheiden cultuurbegroting en drong hij de kunstwereld bedrijfsmatig denken op. Als fractievoorzitter zei hij dat vluchtelingen hier geen borstvergrotingen en ooglidcorrecties meer mogen krijgen. Nu hij opperdiplomaat wordt, belooft hij een heel andere Halbe Zijlstra die met mes en vork kan eten.
Er zijn uiteindelijk acht vrouwen minister of staatssecretaris. Dat is weinig op 24 bewindslieden. De diversiteitsscore is nul.
Risico 3. Europa blijft een onverantwoord blinde vlek
D66 heeft veel ingeleverd op Europa, en mag er ook geen minister voor leveren. Zijlstra doet dat zelf, als minister van Buitenlandse Zaken. Dat is niet veelbelovend, omdat de EU in beweging is.
De Europese paragraaf van het regeerakkoord ademt remmen
Het is nu zaak dat Nederland constructief meedenkt en probeert met gelijkgestemden de consensus Berlijn-Parijs te beïnvloeden. Het blijft doodzonde dat de doorgewinterde diplomaat Kaag of de even genoemde D66-wethouder van Den Haag Tom de Bruijn, oud-ambassadeur bij de EU, daar niet voor worden ingezet.
Het zal opzet zijn. De Europese paragraaf van het regeerakkoord ademt remmen. De toon is net zo clichématig dat Rutte zijn kansen op een hoge Europese post niet verspeelt, maar echt creatief aan de slag gaan is het laatste wat dit kabinet van plan is. Wie de geschiedenis wil tegenhouden, zal er geen deel van worden.
Risico 4. De dominante neoliberale aanpak ongebroken
De woorden liberaal en neoliberaal komen niet voor in het regeerakkoord, maar de neoliberale boventoon van het overheidsbeleid in Nederland van de laatste twintig, dertig jaar gaat onverminderd door. Het ondanks mislukking op mislukking volgehouden bedrijfsmatige besturen van de overheid wordt nergens ter discussie gesteld.
Rijksambtenaren zwerven door de Haagse kantoortoren op zoek naar een flexplek – overleg met hun collega’s, die elders een zitje hebben geclaimd, moet per whatsappgroep. Het motivatieverlies en de inefficiency worden niet gemeten, wel het aantal bespaarde tafels en stoelen.
Verstandige mensen merken op dat de toegankelijkheid van de rechtspraak zwaar te lijden heeft onder de samenvoeging van rechtbanken en de opheffing van kantonrechtbanken. Het regeerakkoord pleit nu heel innovatief voor ‘experimenten met buurtrechters.’ De rechtspraak wordt aangestuurd als een buitendienst van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Met Sander Dekker aan het hoofd.
Nog steeds wordt de Belastingdienst als een vertraagd opgeleverd ICT-project bestuurd, waarbij aandacht voor de privacy en de rechtszekerheid van de burger sluitposten zijn. Terwijl rechtmatige belastingheffing een voorwaarde is voor rechtvaardige verhoudingen tussen burger en overheid. Het is niet het enige voorbeeld waar bedrijfsmatige overwegingen de rechtsstatelijkheid van de overheid overwoekeren.
Nergens blijkt uit de plannen dat men eindelijk doorheeft dat uitvoering van overheidsbeleid een wezenlijk onderdeel van het beleid is, dat democratische controle vraagt. Uitvoerende diensten als het UWV en de Sociale Verzekeringsbank zijn op afstand geplaatst, mee aangeslagen met rijksbezuinigingen en tegelijk overvraagd.
Risico 5. De gemiste kans van belastingvereenvoudiging
Een Haagse ervaringsregel zegt dat belastinghervorming alleen lukt als er voldoende wisselgeld is om de pijn voor bepaalde groepen te verzachten. De uitgroei van het struikgewas aan belastingregels en uitzonderingen is allang groot genoeg om zo’n vereenvoudigingsoperatie in gang te zetten.
Je zou de notulen van de formatiebesprekingen willen lezen om te zien wie hebben gezorgd voor deze mate van stilstand
Het regeerakkoord spreekt wel over modernisering en vergroening van het belastingstelsel, maar maakt er niet veel werk van. Laat staan dat er een echte vereenvoudiging komt. Nieuwe details worden toegevoegd. Dat betekent weer verkleining van de pakkans met een onbeheerst krimpend personeelsbestand bij de Belastingdienst. Aanpak van ontduiking en fraude wordt aangekondigd. Voor het (internationale) bedrijfsleven gaan tarieven omlaag. Aan de strijd tegen internationale belastingontduiking wordt lippendienst bewezen.
Veel woorden, weinig wol. Het cliché ontkent dat je het dak moet repareren als de zon schijnt. Een gemiste kans. Je zou de notulen van de formatiebesprekingen willen lezen om te zien wie hebben gezorgd voor deze mate van stilstand.
Noot. In de eerste versie van dit stuk stond dat er 28 bewindslieden zijn. Dat moesten er 24 zijn.