Opnieuw relevant

De grote duurzame verbouwing van Nederland kan een feest worden, zegt deze landschapsarchitect

Jelmer Mommers
Correspondent Democratie & Klimaat
Luchtfoto van de Wieringermeerpolder met de winning van steenkool om 1 miljoen huishoudens van elektriciteit te voorzien. Beeld: Landschap en energie, onder redactie van Dirk Sijmons e.a.

De vergroening van Nederland kan een bron van gezamenlijkheid en plezier worden, zegt landschapsarchitect Dirk Sijmons. Hij ziet duurzaamheid als bron van vaderlandse trots, nationale autonomie én nieuwe banen. Vorige week kreeg hij een belangrijke prijs voor zijn werk.

Als ik landschapsarchitect Dirk Sijmons vraag wat er zo mooi is aan ons maakbare land, begint hij over zandkastelen. Toen hij als kind naar het strand in Zandvoort ging, sloeg het soms toe als een virus. Jongens, meisjes, vaders, moeders: iedereen begon tegelijk forten te bouwen.

‘Uiteindelijk verloor je van de opkomende vloed,’ zegt hij, ‘maar het was een werkelijk geweldig gevoel van gezamenlijkheid. Veel in het Nederlandse landschap is op dat soort vormen van gezamenlijkheid terug te voeren. De dijkringen, het opkomen van de waterschappen in de dertiende eeuw. Mensen spraken met elkaar af wie welk stukje dijk zou doen, en ze konden elkaar erop aanspreken.’

Overwinningen op het water waren bittere noodzaak en noeste arbeid, maar ook: een bron van plezier en collectieve trots. Nu we gaan overschakelen op schone energie en nu we onze delta klaar moeten maken voor een hogere zeespiegel, is het tijd om dat gevoel weer aan te spreken. De grote duurzame verbouwing van Nederland kan een bron van gezamenlijkheid en plezier zijn, zegt Sijmons. Net als dat forten bouwen op het strand vroeger.

Het geweten van het Nederlandse landschap

Het is een van de vele mooie ideeën die de revue passeren in mijn gesprek met Dirk Sijmons. De 67-jarige landschapsarchitect met borstelige wenkbrauwen en woeste lokken grijs haar werkt al ruim veertig jaar aan het gezicht van Nederland. Hij bekleedde diverse functies voor het Rijk – hoofd van de afdeling Landschapsarchitectuur van Staatsbosbeheer in de jaren tachtig, bijvoorbeeld, en Rijksadviseur voor het Landschap van 2004 tot 2008 –, was hoogleraar Landschapsarchitectuur aan de TU Delft, en was een van de drie grondleggers van bureau H+N+S Landschapsarchitecten.

In 2007 kreeg hij de Edgar Doncker prijs - in de fabuleuze categorie ‘Waarachtig Nederlandse Cultuur’ – voor zijn ‘verdiensten ten aanzien van het landschappelijke gezicht van Nederland.’ Vorige week won hij bovendien de Sir Geoffrey Jellicoe Award van de The International Federaton of Landscape Architects (IFLA), de hoogste onderscheiding die een landschapsarchitect ten deel kan vallen. Je kunt hem gerust het geweten van het Nederlandse landschap noemen.

Als hij halverwege het gesprek vertelt over het landelijke programma om overstromingen tegen te gaan dat zulke mooie resultaten opleverde dat we er ‘internationaal de blits mee begin ik me te realiseren dat het in zijn hoofd moet zijn als in Nederland van Boven, de die ons land vanuit de lucht in beeld bracht. Sijmons ziet de grote lijnen, kent de rivieren en hun uitlopers, de polders, de waterkeringen. Als hij zijn waardering uitspreekt voor een nieuw windmolenpark in de Noordoostpolder, bij Urk, dan zegt hij dat het ‘eruitziet alsof God zelf de plek van de turbines bepaald heeft.’ Man van grote gebaren.

Ik heb Sijmons uitgenodigd om te praten over 2050 – An Energetic Odyssey die hij vorig jaar mede organiseerde voor de Internationale Architectuur Biennale in Rotterdam. De ‘ontdekkingsreis’ is een korte animatie die laat zien hoe de Noordzeelanden gezamenlijk 25.000 windmolens op zee kunnen bouwen om zo aan een derde van hun energievraag te voldoen. De film is op De Correspondent. Daarover zo meer.

Hoe energie sporen achterlaat in het landschap

Eerst praten we over zijn boek, ‘Zoals energie en massa verbonden zijn in Albert Einsteins beroemde formule E=mc2, zo kunnen ook energie en ruimte tot elkaar worden herleid,’ schrijft Sijmons in de inleiding. ‘Door de hele menselijke geschiedenis heen is een wisselwerking herkenbaar tussen energiegebruik en ruimtegebruik, tussen energiewinning en ruimtelijke vormgeving.’

Iedere energievorm heeft een ruimtelijke voetafdruk: al sinds het temmen van het vuur, kappen we bossen om aan brandstoffen te komen; om de industriële revolutie te ontketenen, dolven we kolen uit de aarde. Zo ging het ook met olie en gas, zo gaat het nu met zon en wind. ‘Energie en ruimte en ze veranderen samen de loop van de geschiedenis.’

Hét kenmerk van het fossiele energiesysteem? Het is bijna onzichtbaar, weggewerkt in de marge. De gemiddelde consument in het fossiele tijdperk leeft op een roze wolk: we hoeven niet dagelijks te beseffen hoe afhankelijk we zijn van fossiele brandstoffen, het vuile werk wordt elders opgeknapt.

‘Ons gas loopt stil onder de grond en de benzine komt moeiteloos uit de pomp,’ schrijft Sijmons. ‘De elektriciteitsopwekking is slechts zichtbaar als een rookpluim aan de horizon, waar een centrale staat die wordt gestookt met vanuit de onzichtbare ondergrond elders gedolven kolen; alleen de ijle lijnen van de hoogspanningsleidingen verstoren de discretie enigszins.’

Het fossiele energiesysteem is bijna onzichtbaar, weggewerkt in de marge

Deze zinnen echoën door mijn hoofd tijdens mijn gesprek met Sijmons. Vanaf ons plekje in het restaurant van Eye, het filmmuseum aan de noordoever van het IJ in Amsterdam, zie ik telkens kolenschuiten voorbijvaren naar het Westelijk Havengebied, naar de kolenoverslag en de kolencentrale, die vanuit de stad alleen te zien is als een pijp aan de horizon. De schuiten, de pijp, de rookpluim; de moderne stedeling ziet ze alleen als hij ze wil zien. Verder is de oorsprong van onze energie

Precies dat gaat nu veranderen. ‘De essentie van de energietransitie,’ zegt Sijmons, ‘is dat we de energieopwekking overal in beeld krijgen.’ Zon en wind zijn ‘dunne’ vormen van energie die we over grote oppervlakten moeten oogsten. De molens en panelen waarmee we dat doen, komen pontificaal in het zicht. De machinekamer van onze consumptiemaatschappij komt bovengronds - zichtbaar, hoorbaar, voelbaar. De discretie is Kijk naar de bij dit verhaal en je ziet: welke bronnen we ook gebruiken; er zijn ruimtelijke gevolgen. ‘De zwaai die we de komende decennia gaan maken,’ zegt Sijmons daarom, ‘zal tot in de haarvaten van de maatschappij merkbaar zijn.’

Hét object van verzet tegen deze verandering is natuurlijk de windmolen. Toen Sijmons in 2004 werd, begon hij inspraakavonden over windmolens te bezoeken. De woede die hij daar zag! Mensen waren – en zijn op veel plekken nog steeds – boos omdat ze niet of te laat betrokken werden bij de ontwikkeling van windparken, omdat ze niet het gevoel hadden dat die windmolens voor hen draaiden, omdat ze bang waren voor de - zoals mensen dat als er nieuwe technologieën werden geïntroduceerd.

Maar er gaat volgens Sijmons nog iets wezenlijks schuil achter al die emotie. We willen helemaal niet dat de machinekamer zichtbaar wordt. Europeanen zijn de afgelopen zeventig jaar gewend geraakt aan enorme voorspoed. ‘De filosoof Peter Sloterdijk noemt het de periode van het ‘fossiele expressionisme.’ De manier waarop we leven is een uiting van de fossiele energie die we gebruiken. Veel consumenten zijn er bijvoorbeeld aan gewend geraakt dat ze drie keer per jaar op vliegvakantie kunnen gaan.’

En precies die manier van leven staat nu onder druk, omdat de makkelijk winbare bronnen opdrogen, omdat we het klimaat niet verder willen ontwrichten. Het verzet richt zich op verandering in het algemeen, schrijft Sijmons, en specifiek op windmolens, want die worden niet alleen gezien als symbolen van hoop en verandering, maar ook als symbolen van verlies en een onbestemde toekomst. ‘Die turbines zijn monumenten van de nieuwe tijd,’ zegt Sijmons, ‘en mensen voelen intuïtief aan dat die nieuwe tijd weleens zou kunnen betekenen dat ze hun privileges kunnen verliezen.’ Alsof iemand het comfort van het fossiele tijdperk van hen af wil pakken.

De grote vraag is dus: hoe krijgen we de mensen die de transitie niet zien zitten, toch aan boord?

Het magische middel van de ontwerper

Met een goed verhaal. Dat is het korte antwoord, en om dat verhaal te vertellen heeft de landschapsarchitect een even oud als magisch middel: de kaart. Zoals de afbeeldingen bij dit artikel een verhaal vertellen, zo kunnen goed ontworpen toekomstscenario’s werken om wat Sijmons de ‘crisis van de verbeelding’ noemt, te doorbreken. Scenario’s kunnen werken als provocatie, om het gesprek op gang te brengen over onze prioriteiten en wensen voor de Zo gauw je een ziet, kun je hem je voorstellen en er gezamenlijk naartoe

Je zou vijftien reuzeturbines per week op zee moeten neerzetten

Een concrete uitwerking van die gedachte is de film 2050 – An Energetic Odyssey die Sijmons vorig jaar met oud-directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving Maarten Hajer maakte voor de Internationale Architectuur Biennale in Rotterdam Ze namen de Europese doelstelling van 80 tot 95 procent minder uitstoot in 2050 als uitgangspunt, en probeerden te verbeelden hoe samenwerking tussen de Noordzeelanden – Groot-Brittannië, Noorwegen, Denemarken, Duitsland, België en Nederland – dat doel haalbaar zou kunnen maken.

Ze probeerden de burger te ontzien door de schone energie zo veel mogelijk buiten zicht te oogsten: met 25.000 windmolens op zee. Op de Doggersbank, een ondiep stuk Noordzee op de grens van de Nederlandse, Britse en Deense wateren, zou een werkeiland opgespoten worden – een gigantisch schakelstation op zee. ‘Je zou ze met een Chinese bouwsnelheid neer moeten zetten,’ zegt Sijmons. ‘Vijftien van die reuzeturbines per week – gas op de plank.’

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
Bekijk hier 2050 – An Energetic Odyssey

Met de Energetic Odyssey wilden Sijmons, Hajer en de IABR laten zien wat er mogelijk is, maar ook dat de uitdaging tot nu toe echt nog wordt onderschat. De 25.000 windmolens zouden 1.200 TWh per jaar kunnen opbrengen – dat is ruim 170 keer zoveel als de productie van alle windmolens die Nederland nu op land en zee heeft Maar zelfs dan zou pas aan ongeveer een derde van de energievraag van de Noordzeelanden zijn

De burger kan het niet alleen

Kortom: zélfs met zo’n gigaproject als Energetic Odyssey, kunnen bestuurders niet achteroverleunen in hun stoel, en blijft het een enorme uitdaging om ook op land voldoende duurzame energie te oogsten. Burgers kunnen prachtige projecten optuigen, en dat doen ze ook. Sijmons noemt de Utrechtse wijk waar zonnepanelen en elektrische auto’s slim aan elkaar geknoopt zijn om een soort lokale communale duurzame stroomcentrale te creëren. Prachtig, maar niet genoeg.

‘Iedereen hoopt dat we het probleem opgelost hebben als alle particulieren het voor zichzelf redelijk op orde hebben, maar dat is natuurlijk niet zo. De huishoudens zijn verantwoordelijk voor slechts een kwart van het energieverbruik. We zitten ook nog met de industrie en met de grote scheepvaart, waar echt nog listen op moeten worden bedacht. En bijvoorbeeld de landbouw is ook totaal dieselverslaafd. Al die losse componenten, daar moet door de beroepsgroepen zelf, door individuele burgers, maar óók door een betrokken overheid aan gewerkt worden.’

‘We hebben een nodig,’ zegt Sijmons, want ‘techniek werkt niet uit zichzelf de goede kant op.’ Het Rijk zou moeten sturen met bijvoorbeeld een CO2-belasting. ‘Dan trek je de onzichtbare hand van de markt groene handschoenen aan en beweegt technologische ontwikkeling zich langzaam in de goede richting.’

En politici moeten keuzes durven maken, bijvoorbeeld over de vraag hoe we onze gebouwen in de toekomst duurzaam gaan verwarmen. Dat kan via warmtepompen die door consumenten worden geïnstalleerd, of door regionale warmtenetten. Die laatste optie is goedkoper en efficiënter, zegt Sijmons, maar vraagt wel om harde sturing van de overheid, die bijvoorbeeld de industrie zou moeten dwingen hierin te

Het goede nieuws: de overheid kan dit heus

‘Anderhalve eeuw geleden stond de westerse wereld ook voor een bijna onoplosbare opgave: de sociale kwestie,’ schrijft Sijmons in Landschap en energie. ‘Miljoenen trokken van het platteland naar de stad om daar een nieuw bestaan te zoeken. De explosieve bevolkingsgroei van steden leidde ook in Nederland tot het ontstaan van grote sloppenwijken, waar de nieuwe stedelingen dicht opeengepakt leefden in een wereld van doodlopende gangen, stegen, open riolen en eenkamerwoningen (in 1899 maar liefst 30 procent van de woningvoorraad).’ Het was een ‘onderwereld van twee miljoen kamerbewoners,’ duizenden mensen stierven van de

Het leek onbegonnen werk om dat op te lossen: de hele stad moest worden verbouwd. ‘Toch is het opgepakt, en wel door hetzelfde soort partijen waarop ik ook nu mijn kaarten zet. Bevlogen stadsbestuurders, burgerlijke filantropen, sociale bewegingen, architecten en En het was de overheid die de regie voerde door de invoering van de waarmee de bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen kon worden aangepakt. ‘Zo’n betrokkenheid vanuit verschillende invalshoeken is bij die energietransitie denk ik hard nodig,’ zegt Sijmons.

Maar willen we dit wel?

Een deel van de bevolking zal zich aangesproken en gemotiveerd voelen door het verhaal van Sijmons. Maar PVV-stemmers zullen waarschijnlijk niet overtuigd zijn. Waarom zouden de mensen die vechten tegen windmolens en zich onzeker voelen over de toekomst, die het gevoel hebben dat hun wijk dat ze in de steek zijn gelaten door de overheid - waarom zouden zij meewerken aan die grote duurzame verbouwing?

Ik geloof ten diepste dat een samenleving ongelukkig wordt als er niets meer wordt gemaakt

Banen, zegt Sijmons eerst. Alleen al het maken en opstellen van de windturbines op zee volgens het Odyssey-scenario zorgt voor 310.000 banen. Maar belangrijker dan de cijfers, vindt hij het soort werk. ‘Erger dan werkloos is het verkeerde werk,’ zegt hij. ‘Het outsourcen van het arbeidsintensieve werk is een centraal leerstuk van het neoliberalisme. Het idee is dat wij het ons als diensteneconomie kunnen veroorloven om het vieze werk uit te besteden aan sweatshops in Thailand en Indonesië. Maar ik geloof ten diepste dat een samenleving ongelukkig wordt als er niets meer wordt gemaakt. Dat kan ik absoluut niet bewijzen, het is een gevoel. Maar als je ziet hoe fijn het is om gezamenlijk een schip te maken in een scheepswerf, als je ziet hoe fijn het is om met een 3D-printer nieuwe producten in elkaar te schroeven!’

We zijn niet alleen onze hersenen, maar ook onze handen, zegt Sijmons. Of het nou gaat om het produceren van ons voedsel, onze spullen, kleding of energie, ‘de transitie biedt een geweldige kans op een doe-het-zelfeconomie. Voor mensen die zich in de steek gelaten voelen, kan dat een centraal element zijn. De transitie biedt zinvol werk, heel veel werk.’

Laten we er een een feest van maken

Bovendien moeten we Nederland klimaatveranderingsbestendig maken. We moeten ons klaarmaken voor een stijgende zeespiegel, extremer weer en grotere kans op overstromingen van de rivieren. Dat vergt de komende decennia miljardeninvesteringen in nieuwe dijken, nieuwe waterkeringen, nieuwe strategieën om met het water te leven. Naast de windmolens en de zonnepanelen gaan we de ruimtelijke gevolgen van deze aanpassing ook overal om ons heen zien.

Sijmons stelt voor daar collectief enthousiasme over aan te boren. ‘De maakbare samenleving is dan weliswaar bij de vuilnishoop van de twintigste eeuw gezet, maar onze topografie die is maakbaar, die hebben we gemaakt, die moet onderhouden worden. Maak daar een volksfeest van, of probeer dat. Dat klinkt natuurlijk als de ultieme pr-strategie van de regering om onsympathieke projecten erlangs te jagen, maar dat is het niet. De vraag is: hoe kunnen we ons leefgebied niet alleen veiliger en duurzamer maken maar tegelijkertijd ook bruikbaarder, leefbaarder en aantrekkelijker? Hoe kunnen we het beter achterlaten dan we het aantroffen? We moeten nadenken hoe we zowel de energie- als de adaptatieprojecten gezamenlijk kunnen vieren, om maar eens een ouderwets woord te gebruiken. Het zou een heel langdurig volksfeest kunnen zijn: iedere keer als je een excellent project afrondt, organiseer je een groot

Het raakt aan dat oude gevoel van gezamenlijkheid en maakbaarheid waar ons land op gebouwd is, en dat Sijmons vroeger op het strand in Zandvoort ervoer. De transitie is een manier om de controle te herwinnen, zegt hij. Het is een verhaal: Wij creëren onze eigen toekomst. Hier zijn we met elkaar mee bezig. Dit is onze bron van trots.

Duurzaamheid, kortom, als bron van vaderlandse trots, nationale autonomie én nieuwe banen.

Alles moet veranderen opdat alles hetzelfde blijft

Tot slot. Hoe ziet hij de toekomst? ‘Het wordt een bumpy ride,’ zegt Sijmons. ‘Het zal uiteindelijk niet lukken om de opwarming onder de te houden. Dus er zal van alles aan onaangenaams gebeuren en daar zal intelligent voorwaarts struikelend wel van geleerd worden. Er zullen wereldwijd in de delta’s echt rampen gaan optreden, maar Amsterdam zal niet snel als duiklocatie in de reisgidsen verschijnen, denk ik. Ik denk dat we de investeringen die we in onze delta hebben gedaan, de komende honderden jaren niet zullen

Maar daarvoor moet ons land wel ingrijpend veranderen. De nieuwe energievoorziening en de nieuwe overwinningen op het water zullen hun sporen in het landschap en in onze steden achterlaten. Sijmons zal een volledig klimaatbestendig en duurzaam Nederland waarschijnlijk niet meer meemaken, maar hij verheugt zich er wel op. ‘Als ik over honderd jaar uit het graf zou opstaan, zou ik direct een setje kaarten opvragen bij de topografische dienst, om te zien hoe ons land er dan uitziet. Ik ben daar buitengewoon nieuwsgierig naar.’

Verder lezen?