Zo kunnen we de puinzooi van Monsanto en Shell opruimen
De fossielebrandstoffenindustrie lobbyt zich een slag in de rondte om de uitvoering van het klimaatverdrag van Parijs te beïnvloeden. Uit een onderzoek dat gisteren werd gepubliceerd, blijkt dat bedrijven als Chevron, Exxon-Mobil en Shell op het hoogste niveau meedenken over de uitwerking van de afspraken die in Parijs zijn gemaakt.
Hun motivatie laat zich raden: verregaande klimaatactie vormt een existentiële bedreiging van hun bedrijfsmodel. Als daarover wordt besloten - zoals volgende week tijdens een nieuwe klimaattop in Bonn -, kun je dus maar beter als ‘verantwoordelijke partner’ aan tafel zitten.
Maar het is niet alleen de aanpak van klimaatverandering die de toekomst van de fossiele industrie bedreigt. Een van de vele andere redenen dat olie en gas steeds minder aantrekkelijk worden, zijn de stijgende kosten van de winning. Er is - enkele innovaties daargelaten – steeds meer energie nodig om dezelfde brandstoffen uit de grond te halen. Terwijl duurzame technieken juist steeds meer energie opleveren tegen lagere kosten.
Voor mensen die het energiedebat een beetje volgen, is dit inmiddels een bekend refrein.
Minder bekend - geloof ik - is dat in de landbouw precies hetzelfde aan de hand is. Terwijl ik onderzoek deed voor een verhaal over de landbouw en biodiversiteit, begon ik het te zien: de intensieve landbouw is net als de olie- en gassector in wezen een extractieve sector die de schatten van de aarde onttrekt en opbrandt tot er niets over is.
Dat de agro-industrie zo te werk gaat, is het beste te zien als je naar de bodem kijkt. Ik wist er tot voor kort weinig van, maar een bodem blijkt een fantastisch levend ding; in een handje aarde zitten meer micro-organismen dan er ooit mensen op aarde hebben geleefd. Gezond bodemleven bevordert plantengroei, waterzuivering en nog ongeveer honderd andere dingen waar alle levende wezens profijt van hebben.
Zie de bodem als het maag-darmkanaal van de natuur: essentieel voor leven.
Het probleem is: intensieve landbouw vernietigt dit bodemleven. Door het rijden met zware machines, door het uitbundige gebruik van gif, door ploegen en door overmatige bemesting is wereldwijd al 20 procent van de bodem ernstig gedegradeerd. Dat betekent onder meer: minder natuurlijke afweer om plantenziektes en plagen te beperken, en dus een grotere afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen.
Zie de bodem als het maag-darmsysteem van de natuur: essentieel voor leven
Zoals Shell en Exxon-Mobil onze fossiele verslaving niet echt een probleem vinden, zo vinden agro-giganten zoals Monsanto en Syngenta de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen ook geen probleem, want die spekt hun kas. En dus lobbyen ook zij intensief bij de klimaatonderhandelingen: ze willen meedenken over manieren waarop de landbouw ‘klimaatbestendig’ kan worden gemaakt.
Daar zit geld in.
En zoals de olie- en gasindustrie steeds dieper de jungle in trekt en de diepzee in duikt om nieuwe voorraden te vinden, zo moeten boeren op gedegradeerde bodems steeds meer moeite doen om dezelfde hoeveelheid voedsel te produceren, terwijl het onderliggende ecosysteem nog verder wordt uitgeput. Terwijl, met andere woorden, de onttrekking doorgaat.
De winst van de extractieve industrieën op de korte termijn, houdt zo de overhand over het behoud van biodiversiteit en een veilig leefklimaat. Het is een vorm van waanzin. Want de bewijzen dat de extractieve industrieën uit de vorige eeuw failliet zijn, zijn al lang binnen. Van de insectensterfte tot de teloorgang van het bodemleven en van de recordconcentraties broeikasgassen in de atmosfeer tot de ‘dode zones’ in de oceaan.
Wat als we de natuur als bondgenoot zien?
Gelukkig zijn er alternatieven voor deze uitputting. We kunnen binnen de grenzen van de aarde gaan leven. Door minder spullen, energie, vlees en vis te consumeren, bijvoorbeeld. Door duurzame energiebronnen te gebruiken.
En door ‘natuurinclusieve’ landbouw, ‘agro-ecologie’ of permacultuur te gaan beoefenen: vormen van voedselproductie die de natuur niet als vijand zien die platgespoten moet worden, maar als partner om mee samen te werken.
Deze relatief jonge stromingen nemen het samenspel van alle organismen in een ecosysteem als uitgangspunt voor de landbouw. Geen monoculturen en chemicaliën dus, maar ‘policulturen’ en samenwerken met de natuur om voldoende voedsel te produceren. Deze stromingen hebben met elkaar gemeen dat ze veel minder milieubelastend zijn, een groter vermogen hebben om klimaatschommelingen en plagen te weerstaan, meer banen opleveren én met de industriële landbouw kunnen concurreren in opbrengsten.
Niet iedereen is overtuigd dat we hieraan moeten beginnen. Er zijn bijvoorbeeld zelfverklaarde ‘ecomodernisten’ die geloven dat we méér intensieve voedselproductie nodig hebben om aan de groeiende voedselconsumptie van de wereldbevolking tegemoet te komen.
Ze doen me denken aan politiek econoom Friedrich Hayek, een van de vaders van het neoliberalisme (sorry voor het woord), die alle kritiek op het falen van de vrije markt pareerde met de stelling dat de markt simpelweg nog niet vrij genoeg was gelaten.
Het medicijn is nog niet in de juiste dosis toegediend, neemt u er nog wat meer van.
Ook als de kosten zienderogen oplopen. Ook als we zeker weten dat het medicijn de kwaal veroorzaakt.
Dit is het recept van de industrie – en het is behoorlijk onverstandig. Als we onze problemen willen oplossen, moeten we een einde maken aan het geweld van de extractieve industrieën tegen natuur, mensen, plaatsen en dieren. We hebben al te lang met een botte bijl ingehakt op een ragfijn systeem. Het was een overmoedige ontkenning van het feit dat het leven zelf een grote en complexe samenwerking is.
(Zo complex zelfs dat we vaak niet eens begrijpen wat we precies om zeep helpen. Veel van de soorten die nu uitsterven, waren nog niet eens geclassificeerd.)
Gelukkig komen steeds meer instanties tot de conclusie dat samenwerking met de natuur de toekomst heeft:
- Niet hogere dijken, maar herstel van zandplaten, kwelders en andere natuurlijke processen in onze delta kunnen de kust het beste beschermen in het tijdperk van zeespiegelstijging, zegt het WNF. ‘Door natuur en water de ruimte te geven ontstaat een groene kustverdediging als alternatief voor hogere dijken, dammen en meer beton.’
- Een van de effectiefste manieren om de opwarming te beteugelen is bossen planten en gedegradeerde ecosystemen reanimeren, zegt een team van topwetenschappers. Zulke ‘natuurlijke klimaatoplossingen’ kunnen een veel grotere rol spelen in het tegengaan van de opwarming dan tot nu toe gedacht.
- En het steeds populairdere concept van de ‘circulaire economie’ – buzzword bij bedrijven zoals Unilever* en Philips* en zelfs bij Rutte III – is gestoeld op het idee dat de natuur een voorbeeld is. Afval bestaat daar niet omdat in ecosystemen de reststoffen van de een de grondstoffen van de ander zijn.
Begrijp me niet verkeerd: samenwerken met de natuur is niet hetzelfde als technologie afwijzen. Het is samen optrekken op grond van gelijkwaardigheid. Waardering opbrengen voor het feest van vernuft dat leven is. En volgens een groeiende groep mensen is het daar de hoogste tijd voor.