Wat we kinderen óók moeten leren over technologie
Natuurlijk moeten we kinderen leren hoe ze met technologie om kunnen gaan. Maar het nieuwe curriculum, dat in 2019 klaar moet zijn en waarin digitale geletterdheid een belangrijke rol zal spelen, zou geen Silicon Valley-bijbel moeten zijn.
In 1995 scheurde een Amerikaan een van z’n trommelvliezen in de lift van de Sears Tower in Chicago. De lift daalde zo snel, dat een van zijn oren het luchtdrukverschil niet aankon.
Wat te doen: de lift aanpassen, of je trommelvliezen? Het antwoord ligt voor de hand - de lift! de lift! de lift! - en dat is dan ook wat gebeurde: die zou voortaan iets langzamer dalen. Eind goed, al goed.
Maar als ‘t aan de nieuwste onderwijsplannen ligt, die in 2019 tot een nieuw curriculum moeten leiden, dan zou het antwoord heel goed kunnen zijn: je trommelvliezen.
Wat we kinderen gaan leren over technologie
Afgelopen weken heb ik veel gelezen en mensen gesproken over ‘digitale geletterdheid’: dat wat kinderen zouden moeten kunnen en kennen in een steeds digitaler wordende wereld. Een belangrijk onderwijsadvies over het curriculum van de toekomst - Onderwijs2032 van de commissie-Schnabel - schrijft daarover het volgende:
‘Het Platform vindt dat leerlingen de kansen van de digitale wereld volop moeten leren benutten. Tegelijkertijd moeten ze zich bewust zijn van de gevolgen van hun mediagedrag.’
Opmerkingen als die van het Platform kwam ik afgelopen weken vaak tegen. We moeten kinderen leren technologie te benutten, maar kinderen moeten ook oog hebben voor de gevaren - dat is zo’n beetje de slaapverwekkende consensus.
We moeten kinderen leren technologie te benutten, maar kinderen moeten ook oog hebben voor de gevaren - dat is zo’n beetje de slaapverwekkende consensus
Om oog te hebben voor de gevaren, moeten kinderen vooral ‘mediawijs’ zijn. Daarover schrijft het Platform: ‘Een leerling is mediawijs als hij een actieve en kritische houding heeft tegenover zijn eigen mediagedrag en dat van anderen.’ Oftewel: geloof niet alles wat op Facebook staat, zet je smartphone soms eens uit en bedenk een veilig wachtwoord voor je socialemedia-accounts.
Niets mis mee natuurlijk. Ik ben van de generatie die rukkend achter z’n webcam geloofde dat HotBabe21 echt was wie ze zei dat ze was, en we doen er goed aan te voorkomen dat we een nieuwe generatie dickpicsturende fake-news-believers kweken die consequent vergeet attachments bij e-mails te voegen.
Maar er ontbreekt iets aan die gevaren: fundamentele technologiekritiek.
Kinderen moeten volgens de plannen van de commissie-Schnabel wél kritisch zijn op media, maar technologie moeten ze alleen maar leren benutten. Oftewel: laat die lift maar razen, maar tweak je trommelvliezen.
Wat we kinderen ook moeten leren over technologie
Wat ik bedoel met ‘fundamentele technologiekritiek’? Daarvoor hoef je tegenwoordig de krant maar open te slaan.
Zo stond in The Guardian afgelopen maand een interessant artikel van de Ierse emeritus hoogleraar ‘public understanding of technology’ John Naughton. Daarin betoogt hij dat de wereld een 21ste-eeuwse Maarten Luther nodig heeft die opkomt tegen ‘the church of tech.’ Naughton omschrijft zichzelf als een utopist die aan het genezen is van het geloof dat het internet de wereld ten goede zou veranderen.
Want: ‘In plaats daarvan kwam een nieuwe generatie bedrijven op die ontzettend veel macht verwierf. We keken toe hoe miljarden mensen vrolijk hun data en digitale sporen afstonden aan bedrijven die daar geld mee verdienden. We zagen hoe de creatiefste geesten ons niet bevrijdden, maar ons veranderden in zappende bankhangers. We zagen hoe overheden het omvangrijkste surveillance-apparaat in de geschiedenis van de mensheid ontwierpen.’
Naughton is niet de enige die de afgelopen weken kritiek uitte op de polytheïstische tech-religie, met Facebook, Google, Apple, Microsoft en Amazon als haar goden.
Schrijver en filosoof Maxim Februari wees vorige week in gesprek met Lex Bohlmeijer op de beperkingen van technologie. Volgens Februari doen we op het moment voortdurend alsof we een nieuw soort wonder hebben ontdekt: dat van technologie die compleet waardevrij is en die onze wereld gaat optimaliseren. Februari: ‘Maar alles wat we hebben zijn compleet ideologisch, moreel gekleurde databestanden en algoritmes die worden losgelaten door mensen die daar ook hun eigen ideologie in stoppen.’
We zouden volgens Februari moeten erkennen dat data ideologisch en moreel gekleurd zijn, en het moeten hebben over de richting die wij op willen met onze maatschappij. Efficiëntie is immers geen doel op zich, het gaat erom welke kant een maatschappij op beweegt.
Februari: ‘Daarom heeft het bestuur van een land of een onderneming richting nodig, waarden, principes, morele argumenten. Daarom is een politiek gesprek nodig [...] waarin je het oneens kunt zijn, waarin je over waarden kunt steggelen en tot democratische afwegingen kunt komen.’
En nog een keer technologiekritiek
Zo’n democratische afweging leidt altijd tot compromissen die voor niemand ideaal zijn. Dat is de boodschap die Evgeny Morozov, de belangrijkste technologiecriticus van het moment, in zijn werk uitdraagt. Hij richt zich in Om de wereld te redden, klik hier tegen het ‘solutionisme’ dat de technologie-industrie beheerst: het idee dat de wereld bestaat uit problemen die opgelost kunnen worden.
Als burgers geloven dat een democratie geoptimaliseerd kan worden, zal die democratie hen keer op keer teleurstellen
Dat is niet zo, schrijft hij. Morozov: ‘Als onderhandelen altijd tot een win-winsituatie zou leiden, zou politiek niet nodig zijn. [...] De middelmatigheid van de politiek aanvaarden is aanvaarden dat de burger niet altijd gelijk heeft: waar consumenten gewoon kunnen betalen om hun zin te krijgen, als koningen behandeld te worden en de beste haardroger voor hun geld te krijgen, moeten burgers een bepaalde nederigheid accepteren en bereid zijn om offers te brengen, al is het alleen maar uit solidariteit met anderen.’
Als burgers zich als consumenten gedragen en geloven dat een democratie geoptimaliseerd kan worden, zoals de tech-religie voorschrijft, zal die democratie hen keer op keer teleurstellen - tot zij zich uiteindelijk tegen die democratie keren.
De KNAW wilde nog naar de risico’s kijken
Het zijn voorbeelden van kennis die iedereen nodig heeft om de wereld te kunnen begrijpen, maar als het aan de nieuwste onderwijsplannen ligt zullen kinderen er ook vanaf 2019 nooit iets over leren.
In plaats van technologie voor te stellen als een lift, die onderhoud nodig heeft, kan vastlopen en - in beperkte mate - te besturen is, wordt technologie voorgesteld als een natuurverschijnsel: je ontkomt er niet aan, koop maar een paraplu om je te beschermen.
De democratie op losse schroeven? Prima, maar gij zult geen dickpics sturen.
Daar bestonden ooit andere ideeën over. Hoewel: in 2012 schreef de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) een advies over digitale geletterdheid in het onderwijs dat een welwillende lezer zou kunnen zien als een aanzet om kinderen ook iets te leren over de maatschappelijke gevaren van technologie. De Akademie deelde die nieuwe vorm van geletterdheid op in drieën: basiskennis, gebruik en gedrag.
De democratie op losse schroeven? Prima, maar gij zult geen dickpics sturen
Basiskennis zou volgens de Akademie ‘een voorwaarde’ zijn ‘om de gevolgen, de kansen en de risico’s [cursief JV] van de digitalisering van informatie en communicatie te kunnen begrijpen en beheersen.’ Bij ‘gebruik’ zou het moeten gaan om: ‘De kritische omgang met ICT; het besef van de gevolgen van de digitale revolutie voor mens en maatschappij [cursief JV].’
Maar Onderwijs2032 heeft het vooral over gebruik
Een aardige aanzet, maar met het belangrijke advies van Onderwijs2032 dat in januari 2016 gepresenteerd werd door de commissie-Schnabel verdween die aandacht voor de maatschappelijke gevaren van digitalisering helemaal.
Basiskennis is in dat advies niet meer een voorwaarde om ‘technologische ontwikkelingen te kunnen blijven volgen en benutten.’ Exit risico’s. Zodra het over gevaren gaat, geldt: kinderen moeten kritisch zijn op hun eigen gedrag, op elkaars gedrag en op de media, maar niet op de risico’s en maatschappelijke gevolgen van digitalisering.
Even opvallend is dat de commissie-Schnabel een vierde onderdeel toevoegt aan digitale geletterdheid: computational thinking. In de betekenis van de commissie betekent dat zoiets als ‘problemen oplossen met een computer.’ Uit het advies: ‘Het gaat om een verzameling denkprocessen, zoals logisch redeneren, patroonherkenning en systematisch denken. Die leert een leerling door technologie te gebruiken, bijvoorbeeld door kennis te maken met programmeren, te werken met robotica en te experimenteren met 3D-printing.’
De KNAW noemt computational thinking ook, als onderdeel van basiskennis over ict, maar in het advies van de Akademie heeft het een tweede betekenis, namelijk ‘dat men doorziet hoe communicatie de wereld in een netwerk heeft veranderd waarbij voor mens en machine informatie overal en altijd bereikbaar en uitwisselbaar is.’ Zo’n manier van denken zou volgens de Akademie nodig zijn om ook de risico’s van digitalisering te kunnen begrijpen en beheersen.
De KNAW staat naast de kansen die digitalisering biedt, kortom, ook kort stil bij maatschappelijke gevaren. In het advies van de commissie-Schnabel is daar helemaal niets meer van terug te vinden. Leerlingen zijn in dat advies toekomstige producenten van technologie en kritische mediaconsumenten, maar geen digitaal geletterde burgers die ook oog hebben voor de gevaren van technologie.
Veelzeggend is dan ook dat het hoofdstuk ‘digitale geletterdheid’ van de commissie-Schnabel gevolgd wordt door het hoofdstuk ‘burgerschap,’ waar helemaal niets in staat over digitaal burgerschap.
95 stellingen die zo het curriculum in kunnen
Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk moeten we kinderen leren om met technologie om te gaan en de kansen daarvan te benutten. Maar het nieuwe curriculum, dat in 2019 klaar moet zijn en waarin digitale geletterdheid een belangrijke rol zal spelen, zou geen Silicon Valley-bijbel moeten zijn.
Zouden de goden van onze nieuwe tech-religie Mozes opnieuw zijn stenen tafelen mogen overhandigen, dan zouden ze hem het advies van de commissie-Schnabel geven.
Misschien niet zo verwonderlijk: we trokken jarenlang zelf als pelgrims naar Silicon Valley, zonder ons iets aan te trekken van de blaren op onze voeten. Fundamentele technologiekritiek is relatief nieuw en geen stof die je er in 2 havo in een lesuur doorheen fietst.
Toch zou er plek voor moeten zijn in het nieuwe curriculum. Vanaf begin 2018 gaan leraren en schoolleiders, ondersteund door het expertisecentrum Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), onder de noemer Curriculum.nu bepalen wat kinderen vanaf 2019 op school moeten leren om digitaal geletterd te zijn.
SLO is op dit moment bezig een leerlijn digitale geletterdheid uit te werken en bouwt voort op het advies van de commissie-Schnabel. In de rubric van wat kinderen zouden moeten leren, is het vak voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, letterlijk, leeg.
Ik heb een advies.
Aan het eind van zijn artikel stelt Naughton zichzelf op als de nieuwe Maarten Luther. Hij lanceert een website met 95 stellingen om een kritisch gesprek over technologie op gang te brengen. Dat Google en Facebook de democratie ondermijnen, bijvoorbeeld, en dat hun verdienmodel dataverzameling is. Dat digitalisering economische ongelijkheid en baanonzekerheid bevordert. Dat de digitale markt monopolisten creëert. Dat je smartphone een gokautomaat in je broekzak is.
Kortom: 95 keer fundamentele technologiekritiek. Naughtons stellingen zouden een prima basis vormen voor het bovenbouwprogramma van het curriculum digitale geletterdheid.