Ik was precies lang genoeg op vakantie om wat afstand te kunnen nemen van ‘mijn’ onderwerp - het veranderende klimaat, de opkomst van duurzaamheid, het lot van de wereld. Toen ik weer begon en gemiste artikelen las, viel me vooral op wat een vreselijk taai onderwerp het eigenlijk is.

Of preciezer: hoe taai, technisch en ongeïnspireerd erover wordt geschreven.

Neem dit fragment, uit een artikel van over de klimaattop in Bonn. Het gaat me meer om het tekstbeeld dan om wat er precies staat:

Wat zie je als je door je oogharen kijkt? Het gaat over tonnen CO2, de prijs daarvan, en over iets dat niet werkt. Technische taal over een verlangen naar iets dat er niet is.

Of neem dit fragment, uit een artikel van over het afvangen van CO2:

Volgens mij is dit, voor iedereen die het onderwerp niet continu volgt, totale abracadabra. Wat een manier om mensen te belonen die de moeite nemen zich hierin te verdiepen!

Het wordt nog erger als je de opinies tot je gaat nemen. Neem James Hansen, een van de prominentste klimaatwetenschappers ter wereld, iemand die ik vaak heb geciteerd omdat zijn onderzoek zo belangrijk is. In houdt hij een pleidooi voor kernenergie en zegt hij dit:

Weer: zonder precies op de materie in te gaan, wat is de uitstraling van deze tekst? Volgens mij is dit een verhaal van uitsluiting. Of je bent het eens met deze man, of je bent iemand die irrationeel, quasi-religieus en bedrogen is (filosoof Coen Simon heeft op De Correspondent eerder geschreven

Welke verhalen breken door de ruis heen?

Stel dat je het klimaatdebat niet echt volgt - wat voor veel van de lezers van deze nieuwsbrief niet zal gelden, maar voor het overgrote deel van de mensen op aarde wel. Gaan dit soort teksten je dan het gevoel geven dat je hier iets mee moet of kan? Voelt dit als een zinvol gesprek over onze toekomst op deze planeet?

Ik zie weinig heldere taal, veel verharding, veel ‘A zegt dit, B zegt dat.’ Het ontbreekt aan een groter verhaal over wat de mensheid de komende eeuwen wil - een verhaal waarin dit soort flarden op een betekenisvolle plek vallen. Waar zijn de verhalen die door de ruis heen breken, die ons raken, die we kunnen doorvertellen? Want uiteindelijk zijn alle mensen verhalenvertellers, en bepalen de verhalen die we elkaar vertellen wat we wel en niet kunnen, waar we wel en niet komen.

De verhalenvertellers die hier vaak beter in zijn dan journalisten, schrijven fictie. Ik haalde tijdens mijn vakantie m’n gram in een korte verhalenbundel die sprankelt van inzicht, inspiratie en menselijkheid: I’m with the Bears: Short Stories from a Damaged Planet.

In deze verhalen komt de binnenwereld van klimaatactivisten tot leven, kun je de knulligheid van een protest tegen een mijnbouwproject voelen, en de pijn van een oude vrouw die, in 2033, te midden van verval en klimaatrampen, te horen krijgt dat oude mensen voortaan als vluchtelingen zullen worden behandeld; zij hebben al te veel ‘impact’ gehad en worden daarom rechteloos. Dit laatste verhaal, van David Mitchell, is zonder meer het beste uit de bundel omdat er in een kort verhaal een hele wereld wordt opgeroepen, precies wat in de journalistiek zo matig lukt.

In een boekwinkel in Londen liep ik een tweede parel tegen het lijf: An Account of the Decline of the Great Auk, According to One Who Saw It. Deze korte verhalen van Jessie Greengrass gaan niet eens expliciet over het klimaat of het milieu, en toch gaan ze er, zoals zoveel verhalen vandaag, vaak wél over.

In het titelverhaal vertelt een man over de teloorgang van ‘the great auk,’ een soort pinguïn. Hij blijkt niet alleen getuige te zijn geweest, maar ook dader, de dubbelzinnige positie waarin wij, als het om het klimaat gaat, allemaal verkeren. Zijn terugblik is pijnlijk eerlijk:

‘Even when year by year we noticed their thinning we said it must be for some other reason than us and besides we had come two thousand miles and more so we could hardly just turn back. This was what we said.’

Hij merkt op dat het verlies van de vogels‘a little sad’ is, ‘because in any loss you can see a shadow of the way that you will be lost yourself.’

Wat misschien de reden is dat veel van de taal die wél over het klimaat en het verlies van biodiversiteit gaat zo omzwachteld is: de onderliggende waarheid is, op een heel directe manier, a little sad. Greengrass maakt het invoelbaar, ze vindt woorden voor dingen die we allemaal meemaken en voelen.

En precies dat is waar de (klimaat)journalistiek van zou moeten leren – ja, ik heb het hier (ook, vooral) tegen mezelf: van dit vermogen om empathisch en precies te schrijven, aan te sluiten op de gevoelswereld van mensen en op hun verlangens en angsten, in plaats van verstrikt te raken in technocratisch, schijnbaar apolitiek jargon dat even afstotelijk als uitsluitend is.

Waar we het over moeten hebben

In een wereld die snel verandert en wordt geteisterd door verschillende overlappende crises, moeten we meer en beter betekenis leren geven.

Waar we precies betekenis aan moeten geven, dat is niet zo moeilijk te bepalen. Een groep van vijftienduizend wetenschappers ondertekende eerder deze maand een in het tijdschrift BioScience. Ze waarschuwen voor de gevolgen van onze uitstoot, ontbossing, veeteelt en de massa-extinctie die de mensheid heeft ontketend, ‘de zesde in grofweg 540 miljoen jaar.’ De zorgwekkende ontwikkelingen werden handzaam samengevat:

William J. Ripple et al, BioScience, november 2017

De uitdaging is het hierover te blijven hebben, hierover te blijven nadenken, en onze gedachtes om te zetten in acties. Dat gaat via verhalen, de betekenisvolle webben die we om ons dagelijks leven heen spannen.

Laat ik een zo’n verhaal tippen: Het verschijnt deze week in The New Yorker, een blad dat een sterke traditie heeft in de literaire non-fictie. Elizabeth Kolbert schrijft in dit stuk over de eerste pogingen om CO2 uit de atmosfeer te halen. Het is een onderwerp dat aan populariteit wint - het stuk uit The Economist dat ik hierboven aanhaalde, gaat er ook over – omdat in veel klimaatmodellen al wordt gerekend op ‘negatieve emissies’ - het afvangen of opzuigen van CO2. Maar hoe haalbaar is het?

Ik ben erg benieuwd welke verhalen jullie inspireren, en waar de (klimaat)journalistiek volgens jullie van zou kunnen leren.

Tot de volgende,

Jelmer