De mens is geen batterij. Maar wat dan wel?
Of we andere metaforen kunnen bedenken voor onszelf dan die van de oplaadbare batterij, vroeg ik lezers van De Correspondent. Zeker wel, zo bleek: de suggesties stroomden binnen, van elastiekjes tot ballonnen en van rivierdelta’s tot ecosystemen.
Een gieter. Een elastiekje. Een wasmachine. Een trampoline. Een gitaar. Vorige week vroeg ik Correspondentlezers om mee te denken over alternatieven voor de batterijmetafoor.
Vaak zien we onszelf, al dan niet bewust, als oplaadbare batterijen. Momenten waarop we niet aan het werk zijn noemen we ‘oplaad-’ of ‘bijtankmomenten’ – waardoor eigenlijk elk moment in dienst komt te staan van de eisen die de prestatiemaatschappij aan ons stelt.
Verzet tegen die – vermoeiende – eisen begint met het zien van alternatieve mogelijkheden, schreef ik. En daarbij kan het helpen om nieuwe metaforen te formuleren: metaforen die andere kanten van het mens-zijn belichten dan die van werk, productiviteit, en optimale prestaties.
Er kwamen enorm veel suggesties binnen. Gieters en elastiekjes, trampolines en gitaren, maar ook fornuizen, weegschalen, een dam, een plastic tas, een bulldozer en een ballon. Aan de natuur ontleende metaforen waren er ook: rivieren, rivierendelta’s, het weer. En de mens als ecosysteem, als kudde of zwerm, als bos en als boom.
Sommige lezers vonden dat ik me met mijn roep om andere metaforen op een dwaalspoor begaf. Het is het arbeidsethos dat ons uitput, niet ons taalgebruik, merkte een lezer op: wie de oplossing in woorden zoekt, die zoekt verkeerd.
De mens en het leven zijn complex, zei een ander: die kun je niet reduceren tot één simpele metafoor. En waarom, vroeg iemand, willen we voor ons eigen wezen überhaupt een metafoor bedenken? Metaforen zijn altijd beperkend en misleidend: ze vangen nooit het geheel.
Waarom metaforen zo belangrijk zijn
Die kritiek begrijp ik, maar ik ben het er niet mee eens. Metaforen verhullen, zeker, maar ze kunnen ook verduidelijken – juist doordat ze dat wat abstract is, uitdrukken in termen waar we ons wél iets bij kunnen voorstellen.
Metaforen kunnen de snoeiharde kanten van een systeem verdoezelen én belichten: voor wie zichzelf vergelijkt met een hamster die in een hamsterrad de longen uit zijn lijfje rent zonder ooit ergens te komen, ziet de wereld er bijvoorbeeld al heel anders uit dan voor wie een vrolijk trommelend Duracell-konijntje voor ogen heeft.
Niet dat het ene beeld per se waarachtiger is dan het andere – maar hoe meer verschillende metaforen je tot je beschikking hebt, hoe duidelijker het wordt dat je dominante voorstellingen van zaken niet zomaar hoeft te accepteren.
Bovendien: probeer maar eens niet metaforisch te denken. Dat is knap lastig.
Probeer maar eens niet metaforisch te denken. Dat is knap lastig.
Wanneer je erop gaat letten, schrijft de Amerikaanse auteur James Geary in I Is An Other: The Secret Life of Metaphor and How it Shapes the Way We See the World (2011), dan zie je dat elk aspect van onze ervaring ‘op één of andere manier is vormgegeven door de bijna onmerkbare aanraking van metaforen.’
Metaforen, schrijf Geary, sturen onder meer onze aankoopbeslissingen en beïnvloeden onze interpretatie van de aandelenmarkt. Ga maar na: aandelen ‘stijgen,’ ‘klimmen,’ ‘schieten de lucht in,’ ze kunnen ook ‘instorten,’ ‘inzakken’ of ‘krimpen.’
Volgens onderzoek van psycholoog Michael W. Morris en kompanen gebruiken financieel commentatoren meestal actieve, enigszins antropomorfe metaforen wanneer aandelenkoersen omhooggaan. ‘De NASDAQ klom uit het dal’, lees je dan, of: ‘de Dow vocht zich een weg omhoog.’ Wanneer koersen dalen worden er juist meer passieve metaforen gebruikt: ‘de NASDAQ stortte in een ravijn’ bijvoorbeeld, of: ‘de Dow viel als een baksteen naar beneden.’
Mensen zijn geneigd te denken dat een ‘klimmende’ koers zal blijven klimmen
Actieve metaforen wekken de suggestie dat de aandelenkoersen een soort interne drijfveer hebben, een eigen wil. Volgens Geary zijn mensen (en met name: investeerders) daarom geneigd te geloven dat een klimmende koers zal blíjven klimmen. Dat maakt ze ook eerder bereid om de aandelen in kwestie te kopen.
Het gebruik van passieve metaforen daarentegen zou investeerders er onbewust toe kunnen aanzetten hun aandelen te verkopen: iets wat ‘als een baksteen naar beneden valt’ zal immers niet zomaar uit zichzelf weer opstaan.
Het leven is één en al metafoor
De aandelenmarkt is slechts één van vele voorbeelden die Geary in zijn boek aanhaalt. Zo kunnen metaforen, in de monden van politici, ook ‘subtiel de publieke opinie’ beïnvloeden; in de wetenschap helpen ze om nieuwe theorieën bevattelijk te maken; en ‘in de psychologie zijn ze de natuurlijke taal van menselijke relaties en emoties.’
Tot diezelfde conclusie kwamen cognitief linguïst George Lakoff en filosoof Mark Johnson overigens al in 1980 in hun invloedrijke boek Metaphors We Live By: ‘metaforen zijn alomtegenwoordig in het dagelijks leven,’ schreven zij, ‘niet alleen in onze taal maar in onze gedachten en onze daden.’
Want: ‘Onze alledaagse conceptuele systemen, die onze gedachten en onze acties aansturen, zijn fundamenteel metaforisch van aard.’
Als voorbeeld geven Lakoff en Johnson het feit dat we ‘ruzie’ vaak in termen van ‘oorlog’ begrijpen. Die oorlogsmetafoor zie je terug in alledaagse uitdrukkingen als ‘zij viel al mijn argumenten aan,’ ‘hij schoot meteen in de verdediging,’ ‘ik heb nog nooit een ruzie met haar gewonnen,’ of ‘dat is geen goede strategie.’
Wat nou als we ruzie niet als oorlog zagen, maar als spel of dans?
Dat beïnvloedt niet alleen hoe we over ruzie praten, maar ook hoe we ruzie maken en beleven. We kunnen ruzies ‘winnen’ of ‘verliezen,’ we zien de mensen met wie we ruzie maken als ‘tegenstanders,’ we proberen goede ‘tactieken’ te verzinnen, enzovoorts.
Hoe anders zou het zijn als we ruzie niet als oorlog zagen, maar als, zeg, een dans of een spel?
Metaforen op de laboratoriumtafel
Lakoff en Johnson schreven Metaphors We Live By omdat metaforen destijds nauwelijks de wetenschappelijke aandacht kregen die ze, gezien de structurele rol die ze spelen in onze levens, wél verdienden.
Dat is nu, bijna veertig jaar later, wel anders. Van taalkunde tot filosofie en van neuropsychologie tot politicologie, wetenschappelijk onderzoek naar metaforen ‘zit in de lift.’
Ook in Nederland: aan de Vrije Universiteit Amsterdam bevindt zich het Metaphor Lab, waar een internationaal en interdisciplinair gezelschap van onderzoekers de rol en functie van metaforen onderzoekt.
In januari ga ik daar langs om meer te leren over de meest recente inzichten rondom, onder meer ‘verzet tegen metaforen’ en ‘actief metafoorgebruik’ – en ook om een aantal van de door jullie aangedragen alternatieven voor te leggen.
Mijn vervolgverhaal over de mens als batterij (of iets anders) zal dus begin volgend jaar verschijnen. Blijf tot die tijd vooral met ideeën komen: hoewel ik er niet aan toe kom op iedereen persoonlijk te reageren, lees ik ze allemaal met interesse en plezier.