Laten we dit kerstverhaal aan elkaar vertellen – juist nu
Meer dan honderd jaar geleden gebeurde er iets ongelofelijks: duizenden soldaten kwamen uit hun loopgraven en vierden samen Kerst. Haat en vijandschap zitten namelijk niet diep in onze natuur, maar vormen een dunne laag op een goed hart. Om te lezen of te luisteren!
Toen de oorlog begon, in de zomer van 1914, dacht bijna iedereen dat het snel voorbij zou zijn. Voor Kerstmis zijn we weer terug, zeiden soldaten tegen hun geliefden. In Parijs, Londen en Berlijn verzamelden zich grote menigten, wild van enthousiasme over de zege die niet lang kon uitblijven. Miljoenen soldaten marcheerden zingend naar het front.
Toen begon het – ‘de Moedercatastrofe’ van de twintigste eeuw. Want zonder de Eerste Wereldoorlog geen Tweede. Zonder de slagen bij Ieper en Verdun geen Verdrag van Versailles, geen revolutie in Rusland, geen Lenin, geen Stalin, geen Hitler.
Met Kerstmis 1914 waren er al een miljoen dood. Het front liep van het strand van Vlaanderen tot aan de Zwitserse grens, meer dan 750 kilometer lang. Vier jaar zat er nauwelijks beweging in. Wat een heldhaftige strijd had moeten worden, met paarden, trommels en trompetten, werd een zinloze slachting.
Als de geschiedenis rijmt
Wie nu terugkijkt op de jaren waarin Europa zichzelf de afgrond in stortte, ziet al snel de parallellen met onze tijd.
Het benepen nationalisme is terug. De ongelijkheid groeit weer. Jonge mensen voelen zich eens te meer aangetrokken tot demagogen die beloven af te rekenen met een decadente elite. Ondertussen is een nieuwe generatie van slaapwandelaars aan de macht, politici die voortmodderen terwijl de democratie verslapt en de planeet opwarmt.
Haat kan worden omgezet in vriendschap, vijanden kunnen elkaar de hand schudden
Uiteindelijk werd de Eerste Wereldoorlog gevochten door gewone mensen. Net als ieder van ons snakten ze naar saamhorigheid en erkenning. Maar gewone mensen kunnen elkaar verschrikkelijke dingen aandoen. Het is maar al te makkelijk om te vergeten dat die ander, in zijn loopgraaf honderd meter verderop, als twee druppels water op je lijkt.
Toch was er in die wanhopige jaren, toen in heel Europa de lampen uitgingen, ook een klein, maar schitterend lichtpunt. In december 1914 ging de hemel even open, en vingen duizenden een glimp op van een andere wereld. Even realiseerden ze zich dat ze bij elkaar hoorden, als mensen, als broeders.
Dit is een verhaal dat we moeten blijven vertellen, juist nu we opnieuw in de loopgraven zijn beland. Op Facebook, achter de televisie, of waar we ons ook verschansen – het is altijd makkelijk om van een afstand te schieten. Het is altijd makkelijk om het slechtste aan te nemen in elkaar.
Maar er is een alternatief: haat kan worden omgezet in vriendschap, vijanden kunnen elkaar de hand schudden. Dat mogen we geloven, niet omdat we naïef mogen zijn, maar omdat het echt is gebeurd.
Als vijanden vrienden worden
Kerstavond, 1914. Het was een heldere nacht. Overal lag sneeuw en de maan verlichtte het niemandsland tussen de loopgraven bij het dorp La Chapelle ‘d Armentieres. De Britse High Command maakte zich zorgen en stuurde een bericht naar het front – ‘Het zou goed kunnen dat de vijand een aanval overweegt tijdens Kerst of Nieuwjaar. Extra waakzaamheid zal in acht worden genomen.’
De generaals hadden geen idee van wat er werkelijk op handen was.
Rond zeven, misschien acht uur, knipperde Albert Moren, van het Second Queens Regiment, nog een keer met zijn ogen. Wat was dat, aan de overkant? Een voor een gingen de lichtjes aan. Hij zag lantaarns, fakkels, en... waren dat kerstbomen? Toen hoorde hij het: Stille nacht, heilige nacht. Niet eerder had het zo mooi geklonken – deze Duitsers hadden duidelijk zangles gehad. ‘Ik zal het nooit vergeten,’ zou Moren later zeggen. ‘Het was een van de hoogtepunten van mijn leven.’
Natuurlijk konden de Britten niet achterblijven, en dus zetten ze ‘First Noel’ in. De Duitsers applaudiseerden en antwoordden met ‘O Tannenbaum’. Zo ging het een tijd door, totdat de vijanden samen ‘O Come All Ye Faithful’ in het Latijn zongen. ‘Het was echt ongelofelijk,’ zou soldaat Graham Williams zich later herinneren, ‘twee naties die hetzelfde kerstlied zingen in het midden van de oorlog.’
Al snel stonden we te praten alsof we elkaar al jaren kenden
Een Schots regiment, iets ten noorden van het Belgische dorpje Ploegsteert, ging nog verder. De korporaal John Ferguson hoorde iemand roepen vanuit de vijandelijke loopgraven. Of ze misschien wat tabak wilden. ‘Kom naar het licht,’ riep een Duitser, waarna Ferguson het niemandsland betrad.
‘Al snel stonden we te praten alsof we elkaar al jaren kenden,’ schreef hij later. ‘Wat een tafereel – kleine groepen van Duitse en Britse soldaten, over het hele front. Vanuit het donker hoorden we gelach en zagen we oplichtende sigaretten. [...] Daar waren we dan, lachend en kletsend met mannen die we een paar uur geleden nog probeerden te doden!’
De volgende ochtend klommen de moedigste soldaten weer uit hun loopgraven. Ze liepen voorbij het prikkeldraad en schudden de hand van de vijand. Vervolgens zwaaiden ze naar de achterblijvers. ‘Wij juichten en stoven erop af,’ zou Leslie Walkington van de Queen’s Westminster Rifles zich later herinneren, ‘als een menigte voetbalfans.’
Toen werden er cadeautjes uitgewisseld – chocola, thee en puddings van de Britten, tegenover sigaren, zuurkool en schnaps van de Duitsers. Er werden moppen getapt, er waren verkleedpartijen en er werden groepsfoto’s gemaakt alsof het één grote reünie was. Op verschillende plaatsen kwam het tot potjes voetbal, waarbij de helmen als doelpalen werden gebruikt. Eén wedstrijd wonnen de Duitsers met 3-2, een andere wonnen de Engelsen met 4-1.
Ten zuidwesten van het dorpje Fleurbaix in Noord-Frankrijk hielden de vijanden zelfs een begrafenisdienst. ‘De Duitsers stonden aan de ene kant,’ schreef luitenant Arthur Pelham-Burn, ‘de Engelsen aan de andere, de officieren vooraan, ieder met ontbloot hoofd.’ Terwijl kameraden ter aarde werden besteld – kameraden die door de vijand waren neergeschoten! – zongen ze nu allemaal samen: The Lord is my shepherd / Der Herr ist mein Hirt.
‘s Avonds werd het ene na het andere feestmaal aangericht. Een Engelsman werd tot achter de linies naar een wijnkelder geëscorteerd, waar hij met een Beierse soldaat een Veuve Cliquot uit 1909 soldaat maakte. De mannen wisselden adressen uit en beloofden elkaar na de oorlog te ontmoeten in Londen of München. ‘Nog een glaasje champagne?’, vroeg de Duitser.
Propaganda en nepnieuws
Je zou het allemaal niet geloven, ware het niet dat het bewijs overweldigend is. Er zijn talloze verslagen van ooggetuigen die het zelf ook maar nauwelijks konden bevatten.
‘Moet je voorstellen, schreef Oswald Tilley naar zijn ouders, ‘terwijl jullie je kalkoen opaten, stond ik te praten [met] de mannen die ik een paar uur eerder nog probeerde te doden! Het was fenomenaal!’ De Duitse luitenant Kurt Zehmisch moest ook regelmatig in zijn arm knijpen: ‘Hoe fantastisch, wonderlijk en vreemd,’ schreef hij naar huis, ‘dat dankzij voetbal en Kerstmis [...] gezworen vijanden even als vrienden samenkwamen.’
Thuis, op de ministeries en de redacties, in de huiskamers en de kroegen, was de afkeer van de vijand het grootst
De meeste Britten waren stomverbaasd toen ze ontdekten hoe aardig de Duitsers waren. Thuis waren ze opgehitst door propaganda en nepnieuws in kranten als de Daily Mail en de Daily Mirror. Lord Northcliffe, de Rupert Murdoch van zijn tijd, was de eigenaar van de meeste Britse kranten en oefende een enorme invloed uit over de publieke opinie. Duitsers werden neergezet als monsterlijke Hunnen, die baby’s spiesten op bajonetten en priesters ophingen aan kerkklokken.
Kort voor de oorlog had een Duitse dichter nog een ‘Hymne van haat tegen Engeland’ geschreven, die bijna uitgroeide tot een tweede volkslied. Miljoenen kinderen moesten het uit hun hoofd leren. Duitse kranten schreven ondertussen dat de vijand niet eens Kerstmis zou vieren, want daar waren de Fransen en Engelsen veel te goddeloos voor.
Er was een duidelijk patroon: hoe verder je van het front kwam, hoe groter de haat. Thuis, op de ministeries en de redacties, in de huiskamers en de kroegen, was de afkeer van de vijand het grootst. Maar in de loopgraven ontstond begrip voor elkaar. ‘Na al onze gesprekken,’ schreef een Britse soldaat naar huis, ‘denk ik echt dat veel van onze krantenberichten verschrikkelijk overdreven zijn.’
De terugkeer van de loopgraven
Lange tijd werd de vrede van Kerst 1914 als een mythe beschouwd. Als een sentimenteel verhaaltje, of erger nog, als een leugen van landverraders. Na de feestdagen van 1914 kwam de oorlog weer op gang, vonden miljoenen de dood en werd het steeds moeilijker om te geloven dat het echt was gebeurd.
Pas in 1981 maakte de BBC een documentaire, Peace in No Mans Land, en werd duidelijk dat het niet om slechts een paar geruchten ging. Maar liefst tweederde van het Britse front lag stil tijdens de feestdagen. In de meeste gevallen kwam het initiatief van Duitse zijde, en meestal werd er vriendschap gesloten met de Britten (ook al gebeurde het ook aan het Belgische en Franse front). Meer dan 100.000 soldaten deden mee.
En vergis je niet: Kerstmis 1914 was niet de enige keer. De vrede brak ook spontaan uit tijdens de Spaanse Burgeroorlog, tijdens de Boerenoorlog, tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, tijdens de Krimoorlog, en tijdens de oorlog van Napoleon tegen de rest van Europa.
Toch was het nergens zo wijdverbreid en plotseling als die Kerst in Vlaanderen. Toen ik de oude brieven van de soldaten las, spookte er steeds één vraag door mijn hoofd: als zelfs zij het konden, in het midden van een gruwelijke oorlog, wat belet ons dan om uit onze loopgraven te komen?
Natuurlijk, ook wij worden uit elkaar gespeeld door demagogen en haatzaaiers. Kranten als de Daily Mail schreven toen over bloeddorstige Hunnen; nu schrijven ze over invasies van stelende, moordende en verkrachtende vluchtelingen die onze banen inpikken, te lui zijn om te werken en ondertussen Sinterklaas en de Kerstman om zeep helpen.
Zo wordt de haat weer de samenleving ingepompt. En dit keer niet alleen via kranten, maar ook via blogs en tweets, met giftige reacties onder nieuwsberichten en pure leugens op Facebook. Zelfs de beste factchecker lijkt machteloos tegenover de rancune die nu over ons heen spoelt.
Maar toen vroeg ik me af: wat als het ook de andere kant op werkt?
Wat als propaganda ons niet alleen tegen elkaar kan opzetten, maar ook weer kan samenbrengen?
Een briljant plan
Colombia, 2006. Carlos Rodriguez en Juan Pablo Garcia werken voor het internationaal toonaangevende reclamebureau MullenLowe. Normaliter bedenken ze commercials voor kattenvoer of proberen ze een nieuw shampoomerk te slijten. Maar die dag komt er een ongebruikelijk verzoek binnen.
Het is de minister van Defensie. Zijn vraag: of ze mee willen doen in de strijd tegen de FARC, het oudste guerrillaleger van Latijns-Amerika. Er is behoefte aan een fikse dosis guerrillamarketing om los te laten op, jawel, guerrilla’s.
Misschien zijn we gek, maar wat zou je ervan zeggen als we een kerstboom neerzetten in het midden van de jungle?
De oorlog duurt op dat moment al meer dan vijftig jaar. Maar liefst 220.000 mensen zijn omgekomen. Het leger, rechtse paramilitairen en guerrillabewegingen als de FARC hebben gruwelijke oorlogsmisdaden op hun geweten. Er is een hele generatie opgegroeid die nog nooit vrede heeft gekend. En het leger weet inmiddels: met grof geweld valt deze strijd niet te winnen.
De reclamejongens van MullenLowe beginnen zoals ze iedere opdracht aanpakken: interviews met de doelgroep. In een jaar spreekt het bureau bijna honderd ex-strijders. De onderzoekers proberen te begrijpen wat ze de jungle in heeft gedreven – en wat ze daar houdt. Keer op keer komen ze tot dezelfde conclusie: dit zijn gewone mensen.
De rebellen hebben dezelfde behoeftes, dromen en verlangens als wij allemaal. ‘Zodra je beseft dat het geen guerrillastrijders zijn, maar mensen,’ zal Carlos later vertellen, ‘verandert de communicatie totaal.’ De consultants ontdekken bijvoorbeeld dat het aantal demobilisaties ieder jaar op hetzelfde moment piekt: rond Kerstmis. Net als ieder ander willen de guerrillero’s tijdens de feestdagen het liefst thuis zijn.
Zo pitchen Carlos en Juan hun idee bij hun baas: ‘Misschien zijn we gek, maar wat zou je ervan zeggen als we een kerstboom neerzetten in het midden van de jungle?’
Met Kerst is alles mogelijk
OPERATIE KERSTMIS begint in december 2010.
In het holst van de nacht vliegen twee teams van special forces diep het vijandelijke gebied in. Met Blackhawk-helikopters droppen ze op negen strategische locaties tweeduizend LED-lichtjes op 25 meter hoge bomen. Aan deze kerstbomen monteren ze een bewegingssensor die een banner activeert zodra iemand voorbij loopt.
‘Als Kerst naar de jungle kan komen,’ staat er, ‘dan kan jij ook naar huis komen. Leg je wapens neer. Met Kerst is alles mogelijk.’
De operatie is een overdonderend succes – 331 guerrillero’s geven de strijd op, 30 procent meer dan het jaar ervoor. Veel van hen zeggen dat de kerstbomen het laatste zetje zijn geweest. ‘Onze leider was niet boos,’ vertelt een van de rebellen. ‘Het was anders dan de propaganda die we eerder hadden gezien… Hij was geraakt.’
Ondertussen gaat het team van MullenLowe verder met het interviewen van de ex-rebellen. Ze komen erachter dat bijna alle guerrillastrijders van de kerstbomen hebben gehoord, maar dat de meesten ze niet hebben gezien. De FARC verplaatst zich namelijk via de rivieren, de snelwegen van de jungle.
En zo komen de reclamemakers op hun volgende idee.
OPERATIE RIVIEREN VAN LICHT gaat van start in december 2011. Colombianen die bij de rivieren wonen – en waar de FARC veel heeft gerekruteerd – worden gevraagd iets naar hun broers, zussen, vrienden of familie te schrijven. De boodschap: kom naar huis, we houden een plekje voor je vrij.
De brieven worden met kleine cadeautjes in 6.823 doorzichtige kerstballen te water gelaten. Er zitten ook kleine LED-lampjes in, waardoor de rivier ‘s nachts oplicht als de sterrenhemel. Zo drijven de kerstballen het vijandelijke gebied in. Het resultaat: nog eens 180 strijders leggen de wapens neer, inclusief een van de bommenmakers van de FARC.
En zo gaat het maar door. Een jaar later is het tijd voor OPERATIE BETHLEHEM. Jose’s team is er tijdens de interviews achter gekomen dat guerrillastrijders vaak gedesoriënteerd zijn in de jungle. Zelfs als ze naar huis willen, dan weten ze alsnog de weg niet. En dus gooit het marketingbureau duizenden lichtjes uit de legerhelikopters. Jose’s team zet ook gigantische lichtbakens neer, die van kilometers afstand zijn te zien. De rebellen hoeven alleen maar naar boven te kijken, zoals de herders in het veld ooit de ster van Bethlehem zijn gevolgd.
Dan is het tijd voor het grofste geschut.
Als strijders íets missen in de jungle, zo beseffen Jose en zijn team, dan is het hun moeder. Van de geheime dienst krijgen ze een lijst van vrouwen die een kind hebben verloren aan de FARC. Sommige van deze moeders hebben hun kroost al meer dan twintig jaar niet gezien. De reclamejongens vragen hen om oude foto’s, van toen de soldaten nog kind waren. Het team verspreidt deze foto’s (die alleen de guerrillero’s zelf zullen herkennen) op plekken waar er gevochten wordt. Er staat een simpele boodschap bij:
‘Voor je rebel werd, was je mijn kind. Deze Kerst wacht ik thuis op je.’
Het is weer een schot in de roos. Nog eens 218 verloren zonen en dochters keren terug naar hun ouders. Ze krijgen amnestie en komen terecht in re-integratieprogramma’s, waar ze een vak leren en aan een baan worden geholpen. Het geheim van de campagne? De rebellen worden niet als monsters neergezet, maar als mens.
‘We zoeken naar een kind dat vermist is in de jungle,’ legt Juan uit. ‘Niet naar een crimineel.’
De dag dat wapens werden ingeruild voor woorden
Er was één ding dat ik nog niet begreep.
Waar kwam die ruimhartigheid vandaan? Waarom kregen de rebellen amnestie, een opleiding en een baan? Hoe lukte het de Colombianen om het verleden achter zich te laten?
Als ik het Jose vraag, schiet hij in de lach. ‘Ik denk dat we een beetje overdreven hebben hoeveel mensen er bereid waren om de rebellen een tweede kans te geven.’
En ze konden ook niet anders. Het reclamebureau kreeg namelijk met dezelfde paradox te maken als de soldaten in 1914. Hoe verder van het front, hoe groter de haat. ‘Mensen die nooit door de oorlog zijn geraakt, zijn meestal de ergste hardliners,’ vertelt Jose. Maar wie zelf gekidnapt is, of wie naasten heeft verloren, wil het verleden juist achter zich laten.
Vandaag is een bijzondere dag, de dag dat wapens worden ingeruild voor woorden
De reclamejongens besloten het verhaal van die laatste groep centraal te zetten. Ze deden alsof heel Colombia de rebellen met open armen zou ontvangen, omdat het zo een zelfvervullende profetie kon worden. En dat werkte. Sinds 2010 zijn duizenden guerrillero’s naar huis teruggekeerd. Aanvankelijk had de FARC nog 20.000 leden, maar een paar jaar later was daar minder dan de helft van over.
Natuurlijk is de leegloop van de FARC niet helemaal te wijten aan Jose en zijn team, maar bij het ministerie van Defensie zijn ze ervan overtuigd dat de vredespropaganda een cruciale bijdrage heeft geleverd. Bij het ministerie van Financiën zullen ze trouwens ook tevreden zijn geweest: kerstballen zijn een stuk goedkoper dan bommen en granaten.
Uiteindelijk was de campagne van MullenLowe vooral belangrijk voor het succes van het vredesproces, dat in 2011 begon. Een paar jaar later kreeg president Juan Manuel Santos, die als minister de opdracht aan MullenLowe had gegeven, zelfs de Nobelprijs voor de Vrede. Na meer dan een halve eeuw kwam het conflict eindelijk ten einde. Het jaar erop leverde de FARC duizenden wapens in en kwamen de laatste leden uit de jungle.
‘Vandaag is een bijzondere dag,’ sprak president Santos, ‘de dag dat wapens worden ingeruild voor woorden.’
Vrede is besmettelijk
Begrijp me niet verkeerd – Colombia is niet ineens de hemel op aarde.
Er zitten nog andere rebellengroepen in de jungle, en de demobilisatie van de linkse rebellen heeft ruimte gemaakt voor rechtse paramilitairen en drugscriminelen. De littekens van een halve eeuw bloedvergieten zullen bovendien nooit verdwijnen.
Toch denk ik dat dit een verhaal van hoop is. De Colombiaanse reclamemakers leerden een oude les: wie het goede zaait, zal het goede oogsten. Hóe besmettelijk het virus van de vrede kan worden, was honderd jaar eerder al gebleken. Toen het met Kerst 1914 uitgroeide tot een heuse epidemie, bleken maar een paar soldaten immuun. Neem die beruchte, 25-jarige korporaal van het 16e Beierse Reserve-infanterieregiment. ‘Zulke dingen horen niet te gebeuren in oorlogstijd!’ riep hij. De naam van deze man?
Adolf Hitler.
Maar de meeste soldaten beleefden de vrede als een van de hoogtepunten van hun leven. Keer op keer begon het aan het front, bij de mannen die het dichtst bovenop de strijd zaten. Van de laagste rangen borrelde het vervolgens naar boven, totdat zelfs kapiteins, majoors en kolonels meededen.
De enigen die zich unaniem verzetten, waren de oude mannen aan de top. De generaals zetten alles op alles om de plaag van vrede te stoppen, zoals de leiders van de FARC alles deden om hun rebellen in de jungle te houden. Op 29 december 1914 vaardigde het Duitse Hoofdkwartier een bevel uit: alle vriendelijkheid jegens de vijand was ten strengste verboden. Ook een Britse veldmaarschalk beval dat ieder gebaar van vriendschap moest stoppen. Wie ongehoorzaam was, werd voor de krijgsraad gesleept.
In de daaropvolgende jaren was de legertop beter voorbereid. Met Kerst 1915 liet de Britse High Command de vijandelijke posities dag en nacht bombarderen, om zo iedere kerstgedachte de kop in te drukken. Luitenant Wyn Griffith van de Royal Welch Fusiliers schreef over ‘strikte orders… We moesten bezeten blijven door een geest van haat, en iedere toenadering met lood beantwoorden.’
Een ijsberg van vrede
En toch – als het aan veel soldaten had gelegen, dan was de oorlog met Kerst 1914 geëindigd. ‘Als we met rust waren gelaten,’ bezwoer een Britse majoor, ‘dan zou er nooit meer een schot zijn gelost.’
Duizenden soldaten deden hun best om de vrede te bewaren. In het geheim stuurden ze brieven naar elkaar. ‘Wees op je hoede morgen,’ schreef een Franse eenheid. ‘De generaal komt onze positie bezoeken. [...] we zullen moeten vuren.’ Een Brits bataljon kreeg een vergelijkbaar bericht van de Duitsers: ‘We zullen jullie kameraden blijven. Als we worden gedwongen te vuren, dan zullen we te hoog schieten.’
Zelfs in oorlogstijd is er een berg van vrede, die ieder moment kan bovendrijven
Op sommige plekken hield de wapenstilstand nog weken stand. En ondanks alle maatregelen van hogerhand zouden nog meer uitbraken van vrede volgen. Toen in 1917 de helft van de Franse divisies begonnen te muiten, hadden de Duitsers het niet eens door! Voor zover zij wisten hielden de Fransen zich gewoon aan de oude, stilzwijgende afspraak om niet te schieten.
Zo lag er voortdurend vrede op de loer. De historicus Tony Ashworth beschrijft Kerst 1914 als het plotselinge boven water komen van ‘een grote ijsberg.’
Laat die metafoor even tot je doordringen.
Zelfs in oorlogstijd is er een berg van vrede, die ieder moment kan bovendrijven. Generaals, politici en ophitsers moeten alles uit de kast trekken – geweld, dwang, nepnieuws - om die berg onder water te duwen. Haat en vijandschap zitten namelijk niet diep in onze natuur, maar vormen een dunne laag op een goed hart.
Het enige wat we moeten onthouden – en ik schrijf dit ook voor mezelf – is dat die ander op ons lijkt.
Die boze burger in de krant, die crimineel met een zwarte balk voor zijn ogen, dat cijfer in een bericht over asielzoekers – daar zitten mensen van vlees en bloed achter. Mensen die in een ander leven onze vrienden, onze familie, onze geliefden hadden kunnen zijn. ‘Zij hebben thuis ook mensen waar ze van houden’, realiseerde een Britse soldaat zich.
Een oude waarheid
Inmiddels leven we in een tijd van virtuele loopgraven. En hoe dieper we graven, hoe verder we ons zicht op de werkelijkheid verliezen. Dan raken we ervan overtuigd dat een kleine, haatdragende minderheid representatief is voor de rest van ons. In werkelijkheid zijn een handvol eenzame trollen verantwoordelijk voor bijna alle haat op sociale media. En dan kan zelfs achter de grootste lomperik op Facebook nog een lieve vriend of trouwe mantelzorger schuilgaan.
Een ding is zeker: wie gelooft in het goede van de mens is niet slap of naïef. Wie gelooft in vrede en vergeving is juist moedig en realistisch. Neem kapitein Juan Manuel Valdez, die de Colombiaanse reclamemakers hielp om hun kerstboodschap te verspreiden. Een paar maanden later kwam hij om in de strijd. Jose wordt nog altijd emotioneel als hij zich herinnert wat hij van zijn vriend heeft geleerd. ‘Ik wil dit doen,’ vertelde de kapitein hem, ‘omdat generositeit me sterker maakt. Ook mijn mannen voelen zich er sterker door.’
Het is een oude waarheid. Als het beter gaat met de ander, gaat het beter met jou. Als het je lukt om te vergeven, bevrijd je ook jezelf. En van de mooiste dingen in het leven krijg je alleen maar meer als je ze weggeeft: vertrouwen, vriendschap, vrede.