Dit is een kerstverhaal. Het speelt zich af in Noel, Missouri, bijgenaamd The Christmas City. Er is een kalksteengrot en je kunt er goed kanoën in de zomer.

Verder is het gewoon een plattelandstad. Bekendheid genoot Noel, dat 1.800 inwoners telt, tot voor kort niet. Of het moest zijn vanwege de kerstkaartentraditie.

Sinds de jaren dertig sturen mensen vanuit heel Amerika hun kerstkaarten via het postkantoor van Noel. Die kaarten krijgen daar dan een poststempel met een kerstboom en de tekst ‘Noel, Missouri, The Christmas City in the Ozark Vacation Land.

De naam Noel heeft verder niets met kerst van doen, je spreekt hem ook uit als ‘Nool’ (behalve in de weken van kerst, dan zeggen de inwoners ‘No-ho-wel,’ zoals in het kerstliedje).

Dat kerstthema begon als city marketing. Stadjes als North Pole, Alaska of Bethlehem, Pennsylvania deden het ook.

In het topjaar 1947 werden er liefst 400.000 kaarten verstuurd via Noel. De hele gemeenschap hielp met stempelen.

De traditie bestaat nog altijd, zij het niet in zulke aantallen, vertelde de postmeester toen ik Noel dit voorjaar bezocht. Hoewel het geen kerst was, kreeg ik alvast mijn stempel mee.

Foto: Arjen van Veelen

De stad van de kip

Tegenwoordig komt Noel vooral om andere redenen in het nieuws. Er zou een sharia heersen. En dat heeft weer te maken met kip.

Honderd jaar geleden was kip voor veel Amerikanen een delicatesse, een soort kaviaar. – aldus een campagneslogan uit 1928 van de latere president Herbert Hoover.

Of het dankzij hem is, weet ik niet, maar in 1950 at de gemiddelde Amerikaan jaarlijks al 9 kilogram kippenvlees. zit er zelfs 40 kilo kip in de pan per persoon per jaar.

Vanwege die enorme eetlust zijn er overal op het platteland reusachtige, moderne kippenslachterijen gekomen. Zo ook in Noel.

Het harde werk

De fabriek in Noel is van Tyson Foods, de op een na grootste vleesproducent ter wereld. Deze slachterij heeft een capaciteit om per dag te doden.

Voor dat slachtwerk zijn veel mensenhanden nodig. Handen om de kippen bij de boer te vangen en in kooien te stoppen. Handen om de kippen, eenmaal in de fabriek, ondersteboven aan hun poten aan haken te hangen, waarna ze een schok krijgen en onthoofd worden. Handen om de poten en vleugels af te hakken. Zo biedt de Amerikaanse vleesindustrie werk

Het werk is eentonig, zwaar en betaalt iets meer dan het minimumloon. De fabriekshallen zijn koud en rumoerig. Je staat in bloed, poep, ingewanden. De productielijn draait altijd door, plaspauzes zijn vaak niet mogelijk. In een recente reportage schrijft The New Yorker over werknemers die daarom

Kippen wachtend op de slacht bij de Tysonfabriek in Noel. Foto: Arjen van Veelen

Wie wil dat doen?

In Noel arriveerden de afgelopen twintig jaar honderden immigranten, eerst vooral uit Mexico, later ook uit Kenia, Laos, Myanmar, Micronesië, Ethiopië, Soedan en Somalië.

Noel ligt in een van de armste en conservatiefste streken van Missouri. Je had hier tot voor kort een café dat heette, een naam die niet toevallig af te korten valt tot KKK.

Geen verrassing dus dat er in Noel door die instroom van migranten. Variërend van scheldpartijen en lekgestoken autobanden tot bedreigingen met wapens.

Vijf jaar geleden staakte een groep Somalische ze eisten het recht om te bidden. De fabriek - blij met de goedkope krachten om de fabriek 24 uur per dag draaiende te houden - regelde bidpauzes en een gebedsruimte.

Sindsdien verschijnen er op rechtse platforms over de vermeende sharia die zich via de vleesfabrieken als een virus zou verspreiden over het Amerikaanse platteland. Begin dit jaar zei de toenmalige burgemeester van Noel zelf nog dat de Somali’s

Wat in ieder geval zo is - en wat het rechtse platform Breitbart - is dat de kippenindustrie Noel compleet heeft veranderd.

Foto: Arjen van Veelen

Op zoek naar de sharia

Nieuwsgierig geworden door de doemverhalen maakte ik dit voorjaar tijdens een reis door Missouri ook een korte tussenstop in Noel. Er zat al wat aarzelend groen in de knoppen, maar het seizoen was nog niet begonnen: gele kano’s lagen bij honderden werkeloos op de oever.

In de Main Street merkte ik eerst weinig van die sharia. ‘Het is een reusachtige smeltkroes hier,’ vertelde Randy, een verkoper in een tweedehandszaakje met op de pui ‘Christmas City USA since 1932.’

Hij zei ook dat het inderdaad heftig is als er in een stadje van net tweeduizend inwoners ongeveer vijfhonderd mensen komen die geen kerst mogen vieren van hun geloof.

‘Maar die kersttraditie is sterk, ik ben niet bang dat die bedreigd wordt. Want de mensen die wel kerst vieren, doen dat met hernieuwde energie. En je moet niet vergeten dat veel latino’s katholiek zijn.’

Foto: Arjen van Veelen

Vond ik een smeltkroes

Zijn winkel uit, de Main Street in. Het leek inderdaad een smeltkroes. Je had een nostalgisch antiekzaakje met Amerikaanse vlaggen naast een Somalisch geldwisselkantoor. Vrouwen in kleurrijke, vrijwel alles bedekkende gewaden liepen langs pick-ups waar mannen met blonde baarden in zaten.

Er was een typische jarenvijftigkapperszaak naast een Mexicaans katholiek kerkje. Bij het postkantoor hing een poster die in drie talen, waaronder Arabisch, Engelse les adverteerde. Er was een Mexicaanse winkel met Spaanse kranten.

Bij de winkel voor landbouwzaad was een stoeptegel in de weg gemetseld met de tekst: ‘Love the Lord Your God with All Your Heart and With all your Soul and with all your Strength - Deut. 6 : 5.’

Even verderop was de moskee, of eigenlijk gewoon een bakstenen gebouw als alle anderen met in het raam een poster: ‘The Quran, never changed or altered. Billions read it, Millions memorized it. Ever wonder why?’

Ik had wel vaker plattelandstadjes gezien waar bijvoorbeeld veel Mexicanen woonden, maar zelden zag ik zoveel diversiteit als in Noel.

Foto: Arjen van Veelen

Klopt het wel?

Ja, het leek of zich hier een wonder had voltrokken. In dit nietige kerststadje was de multiculturele samenleving geslaagd.

In de Pizza Bar & Grill kon je halalpizza eten én Mexicaanse quesadilla’s. De man die er werkte was getrouwd met een Mexicaanse. Zijn baas was weer Somalisch. Zelfs het beruchte KKK-café was inmiddels omgedoopt tot kortweg Kathy’s Café.

Even later merkte ik toch hoe het hier schuurde. Bijvoorbeeld in het antiekzaakje, een nostalgisch winkeltje met jarenvijftigspullen als honkbalshirts en emaille reclameborden van Noel.

‘Ze groeten je niet, ze kijken je niet aan en ze doen geen moeite belangstelling te tonen voor onze cultuur,’ zei een klant. Ze voelde zich geïntimideerd als ze over straat ging.

De uitbaatster zei: ‘Weet je wat het is, als het nou in een grote stad was, dan is het een ander verhaal, maar in zo’n kleine gemeenschap…’

Daar had ze punt, dacht ik: vijfhonderd moslims die in een paar jaar tijd in een klein conservatief christelijk stadje komen wonen - in de stad kon je elkaar nog ontlopen of wegvluchten naar de suburbs, hier moest je wel over dezelfde stoep.

Foto: Arjen van Veelen

Een Amerikaans probleem

Wat even later ook bleek. Ik was naar de moskee gelopen, die dicht was. Bij de African Grocery Store vroeg ik aan wat mannen die er rondhingen waar ik de imam kon vinden. Ze spraken slecht Engels, maar eentje wist te vertellen dat hij waarschijnlijk bij de Durdur Grocery & Restaurant was, aan de overkant.

Intussen kwam er een auto aanrijden, met opgeschoten witte jongens. Het raampje zakte naar beneden, eentje richtte een speelgoedpistool op ons, er kwam een knetterend geluid uit.

In de Durdur Grocery & Restaurant trof ik niet de imam, wel zijn broer. Aden Ahmed, heette hij. Hij had in de kippenfabriek gewerkt, maar was rechten gaan studeren. Hij woonde elders, maar runde nu een reisbureautje annex rechtshulpwinkel.

Hij vertelde over de toestand in de stad. Over de angst voor razzia’s en de pesterijen door de lokale politie. De politie zei hij. Dankzij de kippenfabriek en dankzij de immigranten die dit werk wilden doen, bloeide het stadje weer een beetje.

Maar dankbaarheid, nee. Niet de ‘sharia’ leek hier het probleem, eerder de politiepesterijen.

Foto: Arjen van Veelen

De gevolgen voor Maryan

Die indruk werd bevestigd toen ik later de grote African Grocery Store binnenliep, naast de moskee. Tapijten, bidmatjes, gewaden in alle kleuren, goud en paars en groen. Bij de kassa lagen korans. Er klonken zacht Arabische gebeden.

‘Je moet mijn dochter hebben,’ zei de man achter de kassa. Zijn Maryan werkte als serveerster in het Somalische restaurant achter de winkel. Zijn andere, jongere dochter ging haar halen. ‘There’s a dude you should talk to,’ zei ze vrolijk.

Maryan verscheen, ze was begin twintig, droeg een hoofdoek en een hipsterbril. Ze had maar heel even tijd, want de gasten wachtten. Een foto dan? Dat wilde ze niet, om een reden die ik later pas begreep.

Want later sprak ik haar langer, toen het in het restaurant rustiger was. Ze was met haar zusjes opgegroeid in de grote stad, in Minnesota. Haar familie was hier via Soedan en Kenia naartoe gevlucht.

‘I’ll just show them I am the bigger one’

Ze vertelde wat ze in Minnesota had meegemaakt: een razzia, waarbij 150 mensen die niet de juiste papieren konden tonen in één nacht gedeporteerd werden. Agenten die op deuren klopten, mensen die zich snel verstopten, ‘het was echt eng.’

Ik vertelde over het ‘schietincident.’ Ze zei dat ze vaker vervelende dingen had meegemaakt: bierflesjes die werden gegooid, mensen die zeiden dat ze hier weg moest. ‘Maar ik ben niet geïntimideerd, I’ll just show them I am the bigger one.’

Ze zei dat ze genoeg ambities had, dat ze model wilde worden in New York, ze had binnenkort al een opdracht. Maar ze wilde ook hier zijn, in Noel. Ze gaf Engelse les aan migranten, ze tolkte en bemiddelde in de fabriek. Zij was een van degenen geweest die gelobbyt had voor gebedspauzes - zij had die zogenaamde sharia op haar geweten.

Ze moest weer gaan, het restaurant in, maar ze beloofde me een foto van zichzelf te sturen. Wat ze later inderdaad deed.

Foto: Arjen van Veelen

Een verhaal van hoop

Het schemerde toen ik op de veranda van mijn hotelkamer ging zitten. In de zomer zakken ze hier bij duizenden de rivier af, met koelboxen vol bier, zei de eigenaar. Dan glinstert de bodem van de lege Budweiserblikjes.

Je zou een prachtig kerstverhaal over dit stadje kunnen vertellen. Over armoede en hoop, de Amerikaanse droom. Over een serveerster in een plattelandsstadje genaamd Maryan, die doorbreekt als model in New York City.

Logisch wel dat sommige inwoners van Noel door zo iemand geïntimideerd zijn. Zoveel ambitie, zoveel levensdrift, zoveel pioniersdrang, die oude Amerikaanse deugd die elders vaak lijkt uitgedoofd.

Dus ja, een verhaal van hoop.

Maar Maryan leek me evengoed de uitzondering die bewijst wat er mis is met dit ‘systeem’, ik weet even geen beter woord voor deze race om de goedkoopste kippenbout, ten koste van hele gemeenschappen.

Foto: Arjen van Veelen

En een verhaal van verandering

Dat is niet bepaald een kerstverhaal. Eerder zoiets:

In het liefelijke, arme Noel kwam een kippenfabriek die kipnuggets en chickenwings voor bodemprijzen wilde maken. Ze huurde de goedkoopste werknemers in. De bevolking verdubbelde in twintig jaar, de huizenprijzen stegen flink. Veel inwoners herkenden hun stad totaal niet meer, konden niet meer met elkaar praten. De hardwerkende immigranten kregen stank voor dank. Wantrouwen broeide. Het boerenbasisschooltje kreeg klassen waar meer dan de helft uit migrantenkinderen bestond en waar de kinderen in totaal elf talen spraken.

Veel van die kinderen waren zo arm dat ze voor in het weekend meekregen — terwijl hun ouders soms de hele dag fabriekskippen door hun handen lieten gaan. Het stadje had geen budget om al die problemen aan te pakken. Want die kippenfabriek stond op een landtong net buiten de gemeentegrens, aan de overzijde van de rivier, zodat het bedrijf minder lokale belasting hoefde af te dragen.

En die kerstkaarten? De beroemde kerstraditie bestaat nog, al komen er nog maar enkele tienduizenden kaarten binnen.

Je vraagt je af wie er blij van wordt, behalve misschien de baas van Tyson. Vanaf mijn veranda kon ik zijn fabriek aan de overkant niet zien, maar hoorde ik wel het gezoem. Ik stak een kaars aan, die ik in de Mexicaanse winkel kocht, van een beschermheilige voor de immigranten.

En las over een journalist die in 1996 hier in de kippenfabriek kwam werken. Na een paar dagen gaf hij al op. Totaal kapot door het moordende tempo van de voorbijvliegende kippen.

‘Er was geen gevoel van voldoening, geen manier om onze vooruitgang te meten,’ over het werk. Dat geldt in feite voor het hele systeem dat dit soort stadjes creëert. En dan heb ik het nog niet eens over de dieren zelf gehad.

Lees ook:

Waar je het niet over wil hebben onder de boom #kerststress Het kerstdiner is een mijnenveld. Of is dat een cliché? Onze correspondenten weten in ieder geval waar ze het niet over willen hebben bij de garnalencocktail. Lees het stuk van Nina Polak hier terug Filmer Eva van Pelt volgde gezinnen die vluchtelingen opvangen. Het resultaat is de ultieme kerstfilm Eva van Pelt filmde een jaar lang thuis bij gastgezinnen voor vluchtelingen. In Vreemde Gasten zie je hoe plichtsbesef en idealisme in de praktijk uitpakken. Bekijk de kerstfilm hier