In Bosnië wordt in burgerfora een nieuwe democratie gesmeed

Mitra Nazar
Journalist, gespecialiseerd in de Balkan
Een oude vrouw toont slachtafval om haar onvrede en honger te verbeelden tijdens protesten in Sarajevo op 8 februari 2014. Foto: Jodi Hilton

Eén dag stond Sarajevo in brand toen burgers zich fysiek tegen hun machthebbers keerden. Maar nu laten Bosniërs hun leiders zien wat democratie is: in burgerfora wordt door duizenden mensen het fundament voor een nieuwe toekomst gelegd. Ik doe vanuit Bosnië verslag van wat misschien wel het begin van een Bosnische Lente kan zijn.

‘Ze hadden dit pand met de grond gelijk moeten maken.’ Een oude man staat bij het presidentieel paleis in Sarajevo, één van de overheidsgebouwen die in vlammen opging tijdens de hevigste uitbraak van volkswoede in Bosnië-Herzegovina (hierna: Bosnië) sinds de oorlog.

In zijn ogen is een mengeling van frustratie, verdriet en diepe woede te lezen. Hij heeft het precies uitgerekend: het jaarsalaris van de minister van Financiën is 24 keer zo hoog als zijn pensioen - exclusief betaalde vakanties en eetgeld ook nog. Zijn pensioen is 300 KM (convertible Mark), zo’n 150 euro per maand. ‘Twintig jaar hebben ze ons verstikt,’ raast hij.

Er zijn inmiddels weinig mensen meer te vinden in Bosnië die het niet met hem eens zijn. Het moet eens afgelopen zijn met de ongelijkheid, corruptie en economische stagnatie. Na twintig jaar ontevredenheid en voorzichtige protesten is de onvrede nu tot een definitieve uitbarsting gekomen.

Die onvrede uit zich in Bosnië op een bijzondere manier: in burgerfora (zogenoemde ‘plenen’) wordt gesproken over de toekomst van de Bosnische democratie, en probeert men de immer gevoelige etnische verschillen geen rol te laten spelen. Is er serieuze verandering op komst? Is dit het begin van een Bosnische Lente?

Een gewelddadige opstand van één dag

Vrijdag 7 februari 2014 zal in ieder geval de boeken ingaan als een zwarte dag in de naoorlogse geschiedenis van Bosnië. De wereld schrok op toen Sarajevo opeens veranderde in een slagveld. Juist de stad die symbool staat voor de Anti-regeringsdemonstraties die begonnen in sloegen die vrijdag rap over naar andere grote steden. Molotovcocktails gingen door de ramen van regeringskantoren, stenen vlogen door de lucht, auto’s van parlementariërs werden brandend de rivier ingeduwd. In vijf steden vatten overheidspanden vlam.

De oproerpolitie pakte de geweldplegers hard aan met wapenstokken en traangas. Er vielen ruim 300 gewonden. Volgens Human Rights Watch gebruikte de politie excessief geweld tegen demonstranten, zowel op straat als later in de politiecel. De mensenrechtenorganisatie riep de Bosnische autoriteiten dan ook onmiddellijk op een onderzoek

Het ruikt precies zoals het in 1992 rook

Maar zo snel als het die bewuste vrijdag uit de hand liep, zo snel keerde ook de rust weer terug. Demonstraties gaan sindsdien vreedzaam verder.

In Bosnië heeft iedereen boven de negentien jaar de oorlog meegemaakt - de burgeroorlog die bijna vier jaar duurde en naar schatting 100.000 mensen het leven heeft gekost. Bosniërs schrokken dan ook van hun eigen agressie: ‘Het ruikt precies zoals het in 1992 rook,’ zei activiste Nidzara Ahmetasević één dag na de grote demonstraties. ‘Maar het was blijkbaar nodig.’ Ze wijst naar het half afgebrande presidentiële paleis aan de Maarschalk Titostraat. ‘Dit is wat er gebeurt als je twintig jaar niet luistert naar het volk.’

De opgekropte woede komt naar buiten

Het geeft te denken. Er moet veel mis zijn wil een Bosniër zijn stad in brand steken. Het was een twee decennia opgekropte woede, die er in één dag collectief uit kwam. Woede over wanbestuur, corruptie en economische stagnatie. Bosniërs kunnen zo niet meer verder en leggen de schuld bij hun corrupte politieke elite.

Demonstreren gebeurt nog iedere dag, in alle grote en middelgrote steden in het land. Wie luistert naar de demonstranten hoort simpele taal: ‘We hebben honger.’ Naar politici die in statige regeringspanden nog op hun post zitten wordt ‘Dieven!’ geroepen. Mensen leven op of onder de armoedegrens, terwijl hun volksvertegenwoordigers de zakken blijven vullen.

Er moet veel mis zijn wil een Bosniër zijn stad in brand steken. Het was een twee decennia opgekropte woede, die er in één dag collectief uit kwam

Naar schatting bijna de helft van de Bosniërs (44,5 procent) is werkloos. Meer dan 60 procent van de jeugd (15 tot 24 jaar) heeft geen baan. Wie wel een baan heeft, verdient gemiddeld circa vierhonderd euro per maand. Meer dan 80 procent van de jeugd denkt erover het land te verlaten, omdat er geen toekomstperspectief is in De braindrain is al gaande: tussen 2006 en 2012 verhuisden 150.000 Bosnische jongeren, vooral hoogopgeleiden, naar West-Europa, de Verenigde Staten en Australië.

Demonstranten discussiëren met de politie die hen de weg verspert naar het gemeentehuis dat tijdens eerdere protesten in de brand was gestoken. Foto: Jodi Hilton

Door hoge werkloosheid, weinig kansen voor de jeugd en een gebrek aan buitenlandse investeringen staat Bosnië aan de rand van de afgrond. De Bosnische economie overleeft nog slechts door steun van het IMF, waar het een openstaande lening van 1 miljard euro heeft.

De oorzaak ligt volgens de demonstranten in een politiek systeem dat doordrenkt is van corruptie. In de Transparency International Perception Index, een toonaangevende barometer, komt Bosnië als één van de corruptste landen van Europa uit de bus. Alleen Bulgarije en Griekenland

Vooral tijdens het privatiseringsproces aan het begin van deze eeuw hebben corrupte gezagsdragers hun slag geslagen. De meeste fabrieken waren nog staatseigendom, een nalatenschap van het communistische Joegoslavië. Die werden begin deze eeuw middels schimmige deals verkocht aan regerende politici of overgedaan aan hun

Een collectief oorlogstrauma

‘Ik noem het een collectieve zenuwinzinking,’ zegt politiek analist Darko Brkan van Zašto ne? (vertaling: ‘Waarom niet?’), een ngo die zich bezighoudt met het versterken van democratie in Bosnië. Een zenuwinzinking die niet uit de lucht kwam vallen.

‘Het [de geweldsuitbarsting op 7 februari, MN] was een logische volgende stap na vele protesten die we in de afgelopen jaren hebben gezien,’ zegt Brkan. ‘Simpel: Als de regering niet luistert, dan doe je steeds meer om gehoord te worden.’

In twintig jaar was de frustratie behoorlijk hoog opgelopen. De ene keer waren het de oorlogsveteranen die de straat op gingen tegen schamele pensioenen, dan waren het fabriekswerkers over onbetaalde salarissen. De dood van een baby na politiek gesteggel over burgerservicenummers zorgde vorig jaar juni voor een korte in Sarajevo.

De politiek heeft gezien waar burgers toe in staat zijn. Na die bewuste vrijdag is er geen weg meer terug. Ze weten dat de burgers van dit land bereid zijn het nog eens te doen

Toch kwam het in al die jaren niet tot de geweldsuitbarsting zoals we die zagen op 7 februari. Volgens sommige Bosniërs ligt een collectief oorlogstrauma ten grondslag aan de jarenlange apathische houding van Bosniërs ten aanzien van hun problemen. ‘In de oorlog was het erger,’ leek de tendens. En: ‘We kunnen toch niks veranderen.’ Die tijd is nu voorbij, zegt Darko Brkan. ‘De politiek heeft gezien waar burgers toe in staat zijn. Na die bewuste vrijdag is er geen weg meer terug. Ze weten dat de burgers van dit land bereid zijn het nog eens te doen.’

De autoriteiten reageren zoals ze bij eerdere protesten ook deden. Ze zetten de rellen weg als hooliganisme, proberen daarmee het harde optreden van de oproerpolitie goed te praten en de onvrede onder de bevolking te negeren. Parlementariërs geven elkaar de schuld van de sociale onrust; Bosnische Kroaten zeggen dat Bosniakken de protesten organiseren om de Kroaten uit te sluiten. De Bosniakken hebben de Bosnische Serviërs ervan beschuldigd de onrust te hebben aangewakkerd om Bosnië uiteen te drijven en de Bosnische Serviërs zeggen weer dat de Bosniakken het hebben geënsceneerd.

Intussen laten de demonstranten op straat zien dat ze dit soort etnisch-politiek moddergooien juist zo zat zijn. De protesten hebben al een bescheiden succes geboekt: vier lokale overheden (kantons, later meer over de complexe bestuursindeling van Bosnië) zijn afgetreden. Maar op alle hogere bestuursniveau’s zit iedereen nog op z’n plek. De regeringen op entiteit- en staatsniveau zeggen geen reden te zien voor aftreden. Zij willen wachten op de verkiezingen die gepland staan voor oktober dit jaar.

Nabij het uitgebrande gemeentehuis in Sarajevo zijn op 8 februari 2014 goed de sporen te zien van de gewelddadige protesten van de dag ervoor. Foto: Jodi Hilton

Van geweld naar democratie

Het geweld en de ongeorganiseerde protesten van de eerste dagen hebben inmiddels plaats gemaakt voor debat en burgerinitiatief. Eerst in Tuzla, daarna ook in Sarajevo, Mostar, Zenica en andere steden, worden zogenoemde georganiseerd: openbare volksvergaderingen. Het doel: democratie ontwikkelen, demonstraties beter organiseren en eisen formuleren. In Tuzla is het plenum al bezig een non-politieke "expert-regering" samen te stellen, bestaand uit fabriekswerkers en intellectuelen, die de afgetreden lokale overheid kan vervangen.

In Sarajevo vult concertzaal Dom Mladih zich elke dag met een paar honderd tot duizend burgers. Alle lagen van de bevolking komen op het plenum af; jongeren, gepensioneerden, veteranen, werklozen, huisvrouwen. Iedereen mag de microfoon pakken om in twee minuten te vertellen wat hij op zijn hart heeft. Soms zijn het ongenuanceerde persoonlijke frustraties, of emotionele levensverhalen, maar iedere dag komt er een uit.

Het plenum richt zich eerst op Sarajevo. Het wil een halvering van het aantal ambtenaren, een flinke reductie van secundaire arbeidsvoorwaarden van parlementariërs (persoonlijk gebruik van regeringsauto’s bijvoorbeeld). Ook wil het plenum dat het voltallige parlement aftreedt en wordt vervangen door een tijdelijk expert-parlement, bestaand uit leden die niet lid zijn van een politieke partij, net zoals in Tuzla.

Bij aanvang van elk plenum wordt steevast opgeroepen tot vreedzaam protest. ‘We herhalen dat, als een mantra. We willen geen geweld meer. De woede is eruit, het is nu tijd te formuleren wat wij als burgers willen,’ zegt ze. ‘Er is ook ongeduld, maar je kunt twintig jaar wanpolitiek niet in een paar dagen veranderen. Het is een langdurig proces.’ Wat het plenum al heeft bereikt? ‘Het heeft mensen na twintig jaar eindelijk een stem gegeven. En het heeft gepacificeerd,’ aldus Ines , een actieve plenumbezoekster die betrokken is bij de organisatie ervan (ze benadrukt dat het plenum geen leiders heeft).

De eerste eisenlijst is al naar het kantonbestuur gestuurd, nu is het wachten op een reactie. ‘We laten onze politici zien wat echte democratie is,’ zegt Tanovic. ‘Dat wij als burgers bereid zijn te werken aan onze toekomst, als zij het ook doen.’ Het kanton Sarajevo heeft alle eisen van het plenum op maandag 24 februari aangenomen. Het is nu de vraag of en hoe snel ze geïmplementeerd kunnen worden.

Honderden activisten nemen deel aan een zogenoemde ‘plenen’ in Sarajevo, dit zijn volksvergaderingen met als doel democratie te ontwikkelen, demonstraties beter te organiseren en eisen te formuleren. Foto: Jodi Hilton

Hoe wordt Bosnië bestuurd?

Bosnië is een bestuurlijke chaos, een belangrijke reden waarom het steeds mis gaat. Om te begrijpen hoe dat komt, moeten we terug naar de oorlog van de jaren negentig.

Na de burgeroorlog 1992-1995 bleef Bosnië een etnisch verdeeld land, op politiek niveau althans. zorgden voor een einde aan het etnische geweld, maar het compromis was allesbehalve ideaal, en bovendien nooit bedoeld als permanente oplossing.

Dayton deelde Bosnië op in twee entiteiten. Eén voor de Bosniakken en Kroaten samen (De Bosniak-Kroatische Federatie) en één voor de Bosnische Serviërs (Republika Srpska). De reden hiervoor was dat de Bosnische Serviërs onder geen beding samen met de Bosnische Kroaten en Bosniakken, die ze tijdens de oorlog bestreden hadden, onder één Bosnische vlag wilden leven.

Elke entiteit kreeg een eigen leger, politiemacht, parlement en premier. De Bosniak-Kroatische Federatie werd nog eens onderverdeeld in tien kantons (om de macht tussen de eveneens rivaliserende Bosniakken en Kroaten te verdelen), met ieder een eigen parlement. Onder die kantons zitten nog eens 142 gemeenten. Een overkoepelende landelijke macht in de hoofdstad Sarajevo moest de entiteiten, zo goed en zo kwaad als dat kon, bij elkaar houden. En om alle drie de etnische partijen tevreden te houden, kwamen er maar liefst drie presidenten: een Bosniak, een Bosnische Kroaat en een Bosnische Serviër.

Het was een vredesakkoord getekend door aartsvijanden Slobodan Milošević, Franjo Tuđman en Alija Izetbegović in het Amerikaanse plaatsje Dayton, Ohio, op een grijze herfstdag in 1995. Negentien jaar later zitten de Bosniërs nog steeds opgescheept met één van de meest complexe bestuursvormen uit de geschiedenis.

De 3,8 miljoen inwoners van Bosnië (ter vergelijking: net iets meer dan de provincie Zuid-Holland) worden bestuurd door maar liefst 168 ministeries (op kantonniveau, entiteitniveau en staatsniveau), zo’n 70.000 ambtenaren in vier verschillende overheidslagen, en door drie presidenten die elke acht maanden van plaats wisselen. Niet alleen ongelooflijk duur voor een land dat straatarm uit de oorlog kwam, maar ook totaal ineffectief omdat besluitvorming op staatsniveau steevast uitloopt op ruzie. Al met al, een kweekvijver voor corruptie en voldoende voedingsbodem voor sociale onvrede.

Illustratie: Momkai

Weten wat er aan de hand is? Lees het op de muren

Wie op de Balkan wil weten wat er leeft onder de bevolking, moet de muren lezen. Graffiti vertelt het verhaal achter de onrust die Bosnië in zijn greep houdt. ‘Wie honger zaait, oogst woede,’ is de meest doortastende tekst op het half afgebrande kantonregeringspand in Sarajevo. Maar ook: ‘Stop nationalisme,’ een leus die op verschillende plekken opduikt. Een belangrijke oproep in naoorlogs Bosnië dat in veel opzichten nog langs etnische lijnen verdeeld is.

‘Nationalisme interesseert me niet. We zijn één land: Bosnië-Herzegovina,’ roept de gepensioneerde Ferida Cisija op de tiende dag van de demonstraties in Sarajevo. De protesten zijn gericht tegen alle politici en ambtsbekleders, ongeacht van welke partij of van welke etnische club. Daarmee stellen de Bosniërs ook de immer gevoelige onderwerpen "etniciteit" en "nationalisme" ter discussie.

Demonstranten hekelen de op etniciteit gebaseerde nationalistische retoriek die politici gebruiken om hun posities veilig te stellen. Verdeel en heers gaat sinds de oorlog niet meer via wapens, maar door middel van politieke peer-pressure. Als je niet binnen je ‘eigen etnische groep’ stemt, word je gezien als afvallige. Etnisch gemengde partijen bestaan vrijwel niet.

Nationalisme interesseert me niet. We zijn één land: Bosnië-Herzegovina

Die tactiek lijkt echter aan kracht te verliezen, zeggen spandoeken met teksten als ‘We hebben honger, in drie talen!’, verwijzend naar de drie gebruikte talen: het Bosnisch, het Kroatisch en het Servisch (overigens vrijwel dezelfde talen).

De oorzaak van de opstand heeft niks te maken met etniciteit, dat is duidelijk. De eisen van de demonstranten zijn puur sociaal-economisch. Volgens de Bosnische-Serviër Zoran Marković, die tijdens de oorlog in belegerd Sarajevo tegen het Bosnische-Servische leger vocht, is etniciteit een vervloekt en achterhaald begrip. ‘We zouden beter moeten weten,’ zucht hij. ‘Nationalisme is precies waarom die verdomde oorlog is begonnen. Volgens mij snappen wij gewone mensen dat veel beter dan politici.’

En toch, beweren dat etniciteit helemaal geen rol meer speelt in de Bosnische samenleving is te simpel. De oorlog is nog lang niet vergeten. Zo zijn inter-etnische huwelijken nog steeds een uitzondering - neigend naar taboe - terwijl dat voor de oorlog veel meer voorkwam, en gaan kinderen van verschillende etnische groepen nauwelijks samen naar school. Maar er zijn ook genoeg voorbeelden op basis waarvan je mag concluderen dat een groot deel van de bevolking verder wil kijken dan etnische verschillen. Voorheen bijvoorbeeld, die elkaar uit de brand helpen, of het multi-etnische nationale dat zich kwalificeerde voor het WK voetbal in Brazilië.

Opnieuw onrust in Sarajevo als aangehouden demonstranten van eerdere protesten worden vrijgelaten op 9 februari 2014. Foto: Jody Hilton

Hulp van buitenaf

Op een openstaande vuilcontainer in het centrum van Sarajevo staat met zwarte letters ‘Dayton’ gespoten. Het is waar de Bosnische grondwet op basis van de Dayton akkoorden voor veel Bosniërs voor staat: een vuilnisbak. Velen geven de internationale gemeenschap deels de schuld van de puinhoop waar Bosnië mee bleef zitten.

De internationale gemeenschap, in de vorm van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de VN en later ook de Europese Unie, heeft nog steeds een sterke controlepost op Bosnisch grondgebied met een paar honderd ambtenaren en ruim duizend EUFOR-legertroepen. Het doel is toezien op de uitvoering en naleving van de vredesakkoorden. Een Hoge Vertegenwoordiger (OHR), momenteel de Oostenrijker Valentin Inzko, staat boven de presidenten van het land. Hij heeft de macht corrupte politici te ontslaan, een bevoegdheid die hij de laatste jaren niet meer heeft gebruikt, omdat de internationale gemeenschap vindt dat Bosnië langzaam maar zeker op eigen benen moet staan.

‘Bosniërs hebben hun vertrouwen in de internationale gemeenschap al lang verloren’, zegt politicoloog Jasmin Mujanović. De Bosniër vluchtte tijdens de oorlog met zijn familie naar Canada en doet daar nu promotieonderzoek naar het democratiseringsproces van Bosnië. Toch, vindt Mujanović, kan het Bosnische volk hier niet zonder steun van buiten uitkomen. Vooral van de Europese Unie, die sinds de uitbraak van de sociale onrust alleen nog maar met de regering om tafel heeft gezeten. ‘Absurd’, zegt Mujanović, ‘Alsof er een club oude mannen zit te debatteren over vrouwenrechten en abortus. De EU moet nu met de demonstranten komen praten. Dit is een noodkreet van het het Bosnische volk aan de EU: wij hebben jullie steun nodig.’

Hoe nu verder?

Volgens een kleine peiling van de Bosnische nieuwssite onder 525 Bosniers staat 88 procent achter de protesten. In de Bosniak-Kroatische Federatie is de steun 93 procent en in Republika Srpska 78 procent.

En dat is ook op straat te zien: de plenen worden gretig bezocht door duizenden burgers in verschillende steden. Of de stem van het volk sterk genoeg is zullen de komende maanden moeten uitwijzen. Echt lente is het nog niet. Maar er is iets wezenlijk is veranderd in de Bosnische samenleving, ziet activiste Nidzara Ahmetasević: ‘We hebben laten zien dat we niet meer in deze puinhoop willen leven. Er is iets in gang gezet wat we niet meer kunnen stoppen.’