‘Zeer ernstig,’ noemt Kees Sterk de situatie in Polen. In de auto, op weg naar mijn interview met pedagogiekprofessor luister ik naar de vice-voorzitter van de Raad voor de rechtspraak.

Hij is door gevraagd commentaar te leveren op het feit dat in Polen de helft van de rechters vervroegd met pensioen is gestuurd. En op het feit dat de nieuwe rechters benoemd zijn door een commissie waarvan de leden door de regeringspartij zijn aangewezen.

Het commentaar van Sterk onderschrijft het belang van de missie van De Winter. Als professor probeert hij al jaren ‘democratisch burgerschap’ hoger op de agenda te krijgen. Niet alleen bij politici, maar ook in het onderwijs en bij ouders.

Voor mijn verhalenreeks spreek ik De Winter over de kwetsbaarheid van de democratie. En over wat opvoeders kunnen doen om de democratie sterk te houden.

Meer dan een kwart gelooft niet in de democratie...

Democratische waarden spelen in het betoog van De Winter een cruciale rol. Hij doelt op medemenselijkheid, wederzijds respect en wederkerigheid. Ze vloeien volgens hem voort uit onze democratie.

Volgens De Winter is dat een systeem waar mensen elkaar beschouwen als gelijken. Iedereen mag stemmen en iedereen – man of vrouw, homo of hetero, religieus of niet religieus - heeft dezelfde rechten en plichten.

Hoe is het dan gesteld met onze democratische gezindheid?

‘Dat is lastig om precies te zeggen. Als je aan mensen vraagt ‘bent u voor de democratie?,’ dan meer dan 90 procent ‘ja hoor, daar ben ik voor’.’

‘Maar als je dieper graaft, dat een kwart tot één derde van de mensen daar toch anders over denkt. Die hebben een onverschillige, cynische of zelfs vijandige houding ten aanzien van de democratie en democratische waarden.’

‘Een deel van deze groep wantrouwt het systeem per definitie’

‘Een deel van deze groep wantrouwt het systeem -‘politici zijn zakkenvullers.’ Een ander deel vindt dat een land niet als democratie maar als bedrijf gerund moet worden.’

‘Het opmerkelijke is dat dit percentage niet-democratisch gezinden vrij constant lijkt. Ik schrik daarom ook niet zo van mensen als en die niet zoveel op hebben met gelijkwaardigheid.’

‘Ik vind de dingen die ze zeggen wel vervelend, maar dat mensen zo denken is niet echt nieuw. Wat wél nieuw is, is dat mensen hier vaker openlijk voor uitkomen.’

Illustratie: Tsjisse Talsma (voor De Correspondent)

...en we gaan ervan uit dat het zo blijft

Maar is er dan wel echt sprake van een democratisch probleem?

‘Ja en nee. Nee, omdat ruim twee derde van de Nederlanders duidelijk voorstander is van een democratische samenleving en de waarden die daarbij horen. Dat stemt mij optimistisch.’

‘Waar ik me wél zorgen over maak, en nu komen we bij de opvoeding, is dat we er te makkelijk van uitgaan dat dit altijd zo zal blijven. Democratie is geen vanzelfsprekend gegeven.’

‘Menselijk gedrag is niet automatisch democratisch gedrag. Je moet blijven uitleggen dat democratie niet hetzelfde is als je-zin-krijgen-als-je-maar-hard-genoeg-roept.’

‘Ook de democratische waarden zijn niet vanzelfsprekend. We zijn als mens in staat om elkaar gelijkwaardig en respectvol te behandelen en om conflicten op een vreedzame manier op te lossen.’

‘Maar al die vaardigheden moeten wel aangeleerd worden. Als je aan deze zaken niet genoeg aandacht besteedt bij het opvoeden van kinderen, en mijn zal het cynisme over de democratie toenemen.’

‘Als dat gebeurt en als een meerderheid daar zo over gaat denken, dan kan het zomaar gebeuren dat de democratie democratisch wordt afgeschaft.

Heb je concrete voorbeelden van waar het nu mis lijkt te gaan?

‘Een van de bedreigingen die ik op dit moment zie, zijn de enorme die in Nederland zijn ontstaan. Daarmee wordt te veel en te hard getornd aan de bij de democratie behorende gelijkwaardigheid. Daar worden mensen cynisch van.’

‘Wat verder speelt, is dat onze samenleving veel diverser wordt. Als er veel nieuwe mensen in een samenleving komen die geen democratische waarden hebben meegekregen in hun jeugd – denk aan gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en gelijke rechten voor mensen van verschillende religies – dan moet je hard vechten om ervoor te zorgen dat deze nieuwkomers en hun kinderen wél gaan zien wat de waarde is van democratie ten opzichte van een dictatuur.’

Illustratie: Tsjisse Talsma (voor De Correspondent)

Hoe Nederland nu de democratie versterkt...

Hoe ‘vechten’ we op dit moment in Nederland voor het behoud van de democratie?

‘In 2005, na de moord op Theo van Gogh en vrij kort na de aanslagen in New York, was er veel onrust in de samenleving over de sociale samenhang. In dat jaar is burgerschap een kerndoel geworden van het Nederlandse onderwijs.’

‘Op zich is dat een goed idee, maar de uitvoering was weer typisch Nederlands. Alle scholen moesten aan burgerschap gaan doen, maar ze mochten vervolgens zelf weten hoe ze daar invulling aan gaven.’

‘Sommige scholen gingen daar heel actief mee aan de slag. Maar andere vatten – ook vanwege de toegenomen druk om bij de andere vakken meer opbrengstgericht te werken – hun taak minimalistisch op. Die hielden het dan bijvoorbeeld bij een bezoekje aan de Tweede Kamer.’

Hoe zou burgerschapsvorming er dan moeten uitzien?

‘Je zou kunnen zeggen dat het ‘m zit in drie zaken: attitude, vaardigheden en kennis. Over de democratie en de waarden die daarbij horen, maar ook over het ontstaan van democratie bedreigende problemen.’

‘Met Beatrice de zit ik in een taskforce om radicalisering tegen te gaan in de gemeente Utrecht. Daarvoor praten we met kinderen; Beatrice over terrorisme en ik over hoe je vreedzaam met elkaar kunt omgaan.’

‘Daarna kunnen kinderen vragen stellen. Bijvoorbeeld: waarom plegen mensen aanslagen? Dat begrip en die kennis is vormend en nodig om verder te komen.’

‘Wat je ook moet beïnvloeden als je bezig bent met burgerschap, is de attitude waarmee kinderen in het leven staan. Vinden ze bijvoorbeeld dat hun geloof of partij de waarheid vertegenwoordigt en dat anderen het bij het verkeerde eind hebben en daarvoor moeten boeten?’

‘Dan moet je daar een discussie over aangaan. Waarom vinden ze dat? En hoe zit het met de rechten van anderen? En als ze dat doen, wat heeft dat dan voor een gevolgen voor een samenleving en daarmee voor henzelf?’

‘Tot slot gaat het om het aanleren van vaardigheden: Hoe ga je om met verschillen? Hoe los je conflicten op?’

‘Veel van dit soort thema’s worden aangeboden op scholen waar gewerkt wordt met het Kinderen ervaren dan gedurende hun hele schooltijd wat democratie is en wat daarbij komt kijken.’

‘Dat doen ze door hun school als een democratische gemeenschap in te richten. Leerlingen denken bijvoorbeeld mee over de regels en over de manier waarop ruzies kunnen worden beslecht.’

‘Door ze hierbij te betrekken en ze zelf verantwoordelijk te houden voor hun daden, is de kans groter dat ze zich socialer zullen gedragen, zo is de gedachte.’

Illustratie: Tsjisse Talsma (voor De Correspondent)

...en wat opvoeders hieraan kunnen doen

Wat kunnen opvoeders doen op dit vlak?

‘De opvoedstijl die kinderen het beste voorbereidt op een democratische samenleving is de ‘autoritatieve’ opvoedstijl.’

‘Deze houdt het midden tussen de niet-democratische autoritaire opvoedstijl, waarbij het allemaal draait om macht - ‘ik zeg het en jij hebt maar te luisteren’ - en een vrije opvoedstijl, waarbij nauwelijks grenzen worden gesteld - ‘jij bent het kind, zeg jij het maar’.’

‘Dit betekent dat je kinderen liefde en aandacht geeft, dat je naar ze luistert, uitlegt waarom je bepaalde dingen belangrijk vindt en ze genoeg ruimte geeft om te experimenteren en verantwoordelijkheid te nemen. Tegelijkertijd stel je ook grenzen, want jij bent uiteindelijk nog verantwoordelijk voor het gedrag van je kind.’

‘Dat grenzen stellen zit hem ook in het tegenspreken van kinderen. Ik ben groot voorstander van kinderparticipatie. Maar je moet altijd kritisch blijven. De mening van kinderen is, anders dan soms wordt niet altijd heilig.’

‘Ze kunnen bijvoorbeeld enorm pesten, of, een paar stappen erger, terrorisme vergoelijken. Ik heb kinderen horen zeggen dat als mensen dieren slecht behandelen, je ze mag afmaken. Dat moet je niet accepteren. Ze zijn nu nog in ontwikkeling. En juist daarom hebben ze tegenspraak nodig.’

‘Hoe? Door ‘tegen te denken’ leer je ze hun standpunten beter te beargumenteren. En daarmee vergroot je de kans dat ze weer nader tot hun tegenstander komen. Je helpt ze een kloof overbruggen. Stel dus veel vragen: Hoe kom je daarbij? Waar baseer je dat op?’

Zware kost wel. Moeten we niet ook een beetje oppassen dat we kinderen te vroeg betrekken bij problemen die ze nog niet goed kunnen overzien?

‘Die problemen kun je niet bij ze weghouden. Of je het nou leuk vindt of niet, het komt via verschillende nieuwskanalen van alle kanten op ze af. En dat nieuws is in de meeste gevallen inderdaad niet iets waar je vrolijk van wordt.’

‘Daarom is het belangrijk om met kinderen te praten over wat ze kunnen doen om problemen op te lossen. Leg bijvoorbeeld uit waar radicalisering vandaan komt en help ze denken in oplossingen om radicalisering tegen te gaan.’

‘Hetzelfde geldt voor onderwerpen als de plasticsoep en de opwarming van de aarde. Het gaat erom dat je ze een handelingsperspectief biedt.’

‘Wat ook belangrijk is, is dat je als ouders optimisme blijft uitstralen naar je kinderen. Dat is niet makkelijk. Als je afgaat op het nieuws, ben je eerder geneigd om pessimistisch te zijn – die neiging heb ik ook.’

‘Maar dat is onterecht: De Zweedse statisticus Hans heeft aangetoond dat bijna de hele westerse wereld veel te negatief denkt over allerlei problemen waar we mee geconfronteerd worden – ziekte, geweld et cetera. Er is echt reden voor meer optimisme. Dat moet je je kinderen ook vertellen. Laat zien dat je de wereld echt beter kunt maken door samen te werken op allerlei terreinen.’

Waarmee we terecht zijn gekomen bij het thema van je als hoogleraar: aan de hand van je eigen ervaringen laat je zien hoe belangrijk het is om dat optimisme ook voor te leven. Kun je dat toelichten?

‘Ja, dat klopt. Ik heb in mijn afscheidsrede geprobeerd een verbinding te leggen tussen mijn werk en persoonlijke leven. Mijn vader heeft in meerdere concentratiekampen gezeten en mijn moeder zat ondergedoken. Allebei hun partners zijn vermoord [zijn ouders leerden elkaar kort na de oorlog kennen, ME].’

‘Toch vonden mijn ouders de kracht om mijn broer en mij met een soort van optimisme op te voeden. Heel erg in de sfeer van wederzijds respect en accepteren dat mensen verschillend zijn.’

‘De neiging die ik heb om ouders en onderwijzers te leren om kinderen in diezelfde geest op te voeden – elkaar respecteren en verschillen niet zien als een reden tot vijandigheid - dat heeft te maken met de geschiedenis van mijn familie en dat optimisme van mijn ouders. Ik heb persoonlijk ervaren wat de gevolgen zijn als je kinderen niet zo opvoedt.’

Eerder in deze serie:

Hoe maken we onze kinderen empathischer? ‘Als het niet goed zit met de relatie tussen ouders en hun kinderen, krijg je daar als maatschappij onherroepelijk mee te maken. Dan moet je allerlei instanties optuigen om mensen weer op de rails te krijgen.’ Dus pleit docent Mary Gordon voor empathischer opvoeden. Maar hoe precies? Lees het interview hier terug Tot wat voeden we eigenlijk op? Zeven jaar geleden werd ik voor het eerst geconfronteerd met mijn gebrek aan opvoedidealen. Een gemiste kans: nadenken over de vraag wat je wilt bereiken met opvoeden, vergroot de kans dat je dichter bij die idealen uitkomt. Lees het verhaal hier terug