Moet je altijd maar gelukkig willen zijn?
Omdat goede voornemens zó, tja, 2017 zijn, publiceerde De Correspondent aan het begin van 2018 niet één maar twee verhalen over hoe je het nieuwe jaar beter kan beginnen.
Mijn collega Ernst-Jan Pfauth schreef over het implementeren van kleine, dagelijkse rituelen; zelf riep ik op om het jaar al klagend te beginnen. Ondanks de slechte reputatie die het geniet, kan klagen immers opluchten en verbroederen. Bovendien is een goede klacht het begin van verzet en maatschappelijke verandering.
Van de bijdragensectie maakten we een klaagmuur voor Correspondentlezers, en dat hebben we geweten: in de eerste dagen kwamen er ruim 250 klachten binnen. Inmiddels is de teller de 285 gepasseerd. Ik maakte een selectie van de leukste, opvallendste en meestvoorkomende klachten: die kan je hier teruglezen.
De dwang om gelukkig te zijn
Een mooie klacht kwam van arts in opleiding Elise. Zij klaagde over ‘hoe alle sociale interactie over positieve ervaringen en overwinningen dient te gaan, waardoor er geen ruimte meer is om je verdriet, gemis, teleurstelling of falen te delen.’
In onze hang (en dwang) naar geluk, dreigen we de onvermijdelijkheid van verdriet, verlies en feilbaarheid te vergeten. Ironisch genoeg maakt het onderdrukken en onbesproken laten van dat soort gevoelens de mens eerder ongelukkig – en eenzaam.
Diezelfde gedachte vormt een van de uitgangspunten van het boek dat ik op aanraden van collega Maurits Martijn aan het lezen ben. In Radical Happiness: Moments of Collective Joy neemt feminist, academicus en activist Lynne Segal het hedendaagse geluksdogma de maat.
‘Gelukkig zijn’ geldt tegenwoordig als het grootste goed – voor individuen maar ook voor overheden en bedrijven, die weten dat gelukkige werknemers ook productieve werknemers zijn.
Niet alleen worden negatieve emoties daardoor onderdrukt of ontkend; het streven naar geluk is, in de 21e eeuw, ook nog eens vooral een individuele aangelegenheid, aldus Segal.
We consumeren ervaringen en producten om ons zo goed mogelijk te voelen – collega Nina Polak schreef hier onlangs een mooi essay over – en vergeten daarbij dat geluk misschien wel helemaal niet in onszelf of onze spullen te vinden is, maar in de verbindingen die we aangaan met anderen.
Het gemeenschappelijke van vreugde...
Segal roept daarom op tot een herwaardering van joy, vreugde.
Vreugde is gelaagder en ook kortstondiger dan geluk: het is, in de woorden van vreugdehistoricus Adam Potkay, ‘De verrukking van de geest wanneer er iets goeds voorbijkomt, of binnenkort staat te gebeuren.’ Tijdelijkheid en vergankelijkheid zitten er dus bij ingebakken.
En waar we worden aangemoedigd om geluk als een individuele verantwoordelijkheid te zien, schrijft Segal, daar ‘laat het euforische geluksgevoel dat vreugde is, ons buiten onszelf treden.’
Vreugde ervaar je bijna altijd samen met anderen, het is onvoorspelbaar en onafdwingbaar – maar als het komt, dan laat het je een diepe verbintenis voelen met je omgeving, met de ander.
Denk aan de collectieve trance van een goed feest, het zinderende gevoel van wederkerige verliefdheid op een perfecte lentedag, het gemeenschapsgevoel dat zich meester kan maken van de deelnemers aan een politieke demonstratie.
...en de gelaagdheid ervan
Segal prijst vreugde omdat het – vluchtig en overweldigend als het is – altijd een mengeling van emoties oproept. Volgens Segal is vreugde uitzinnig geluk, maar ook verdriet, rouw, melancholie, premature nostalgie.
Die omschrijving deed me denken aan een van mijn favoriete essays: ‘Joy’, van Zadie Smith, uit 2013.
Ook voor Smith ontstijgt vreugde het individu. In haar essay beschrijft ze onder meer een clubavond waarin ze vreugde ervoer (of in elk geval: een met behulp van drugs opgeroepen variant ervan), en maakt aan de hand daarvan een onderscheid tussen ‘plezier’ en ‘vreugde’:
‘Ik ‘heb’ plezier, het is een gevoel dat ik wil ervaren en dat ik bezit… Maar op die dansvloer was ik vreugde, of een klein stukje van vreugde, samen met al die honderden mensen die ook een onderdeel van vreugde waren.’
Dat vreugde niet alleen gemeenschappelijker is dan plezier, maar ook complexer, legt Smith uit in een van de meest accurate passages over het ouderschap die ik tot nu toe ben tegengekomen. Soms brengt haar kind haar plezier, schrijft ze:
‘maar meestal brengt ze vreugde, wat in feite betekent dat ze ons helemaal niet zoveel plezier geeft, maar veeleer die vreemde mengeling van doodsangst, pijn en genot die ik inmiddels heb leren herkennen als vreugde, en waar ik nu op een of andere manier dagelijks mee moet zien te leven.’
Zo veel grootsheid eigenlijk, in al die alledaagse levens.
Tot de volgende,
Lynn.