Dit zijn de vier belangrijkste thema’s voor Europa (en ik ga ze voor je volgen)
De geloofwaardigheid van de Europese Unie staat op het spel. Kan ze voldoen aan haar verheven beloftes, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en respect voor menselijke waardigheid? Aan de hand van vijf symbolische plekken in Brussel schets ik de grote uitdagingen voor de EU.
In een tochtgat voor station Brussel-Zuid staat de buste van Paul-Henri Spaak (1899-1972). Zijn ogen zijn met rode pen bekrast.
Het beduimelde beeld wekt niet de indruk dat hier een groot staatsman wordt geëerd die een hoofdrol speelde bij de totstandkoming van de EEG, de voorloper van de EU. Maar als ik in herinnering wil roepen waartoe de Europese samenwerking ooit bedoeld was, sla ik er graag zijn Onvoltooide strijd (1969) op na. In die memoires beschrijft hij de vereniging van Europa als de ‘triomf van de geest van samenwerking en de nederlaag van het egoïstische nationalisme.’
Voor deze socialistische voorman was de Europese eenwording niets minder dan een beschavingsmissie: de verdediging van de democratie en de menselijke waardigheid. Twee essentiële ideeën die Europa de wereld gegeven zou hebben.
De kloof tussen zijn verheven retoriek en de veelal grauwe realiteit van de uitvoering van ‘project Europa’ is groot. Als correspondent Europa verken ik al enkele jaren hoe de Unie vorm krijgt in het grijze gebied tussen de macht en de verbeelding.
Europa als bakermat van de democratie
Europa mag de bakermat van de democratie zijn. Maar is het democratische gehalte van de Europese Unie wel zo hoog? Europa mag ‘respect voor de menselijke waardigheid’ hoog in het vaandel dragen. Maar spoort de wijze waarop ze vluchtelingen behandelt daar wel mee? De EU mag claimen voor te gaan in de strijd tegen klimaatverandering en voor een schoon milieu. Maar geven haar daden blijk van groen leiderschap?
Spaaks opdracht nationaal egoïsme te overwinnen op zoek naar gezamenlijke grond acht ik actueler dan ooit
Sommige lezers vinden dat ik te veel kritiek heb op de EU. Maar ik denk dat mijn drang te wijzen op de kloof tussen droom en daad voortkomt uit een verlangen die droom iets dichterbij te brengen. Spaaks opdracht nationaal egoïsme te overwinnen op zoek naar gemeenschappelijke grond acht ik actueler dan ooit.
Want de trend binnen de EU-lidstaten is terugplooien op een nationalisme dat meer geborgenheid lijkt te bieden. Maar we kunnen de grote, grensoverschrijdende uitdagingen van deze tijd - het beteugelen van klimaatverandering, het in goede banen leiden van migratie, de altijd wankele vrede handhaven in een zeer roerige wereld - lastig op eigen houtje het hoofd bieden, op het Europese schiereiland dat zo dicht bij grote brandhaarden ligt.
Het mag wat utopisch klinken, in wezen is de Europese samenwerking een permanente opdracht tot zelfverbetering. De taak is te zoeken naar wat ons niet alleen economisch maar ook cultureel en emotioneel bindt, vanuit de gedachte dat we samen sterker staan. Dat we alleen samen de droom van een groen, waardig, democratisch en vreedzaam continent kunnen verwezenlijken.
Momenteel beleeft de Europese gedachte een voorzichtige opleving, dankzij het enthousiasme van de Franse president Emmanuel Macron en de Europagezinde nieuwe coalitie in Duitsland. Maar is de EU echt in staat de verdeeldheid te overwinnen, gemeenschappelijke oplossingen te vinden en de harten van de burgers te veroveren?
De vraag in hoeverre dit zelfverbeteringsproject slaagt, is de komende tijd de leidraad van mijn onderzoek. In dit ‘missiestuk’ hamer ik enkele piketpaaltjes voor die speurtocht de Brusselse grond in. Vijf symbolische plekken in de hoofdstad van Europa helpen de route te bepalen van mijn correspondentschap.
De groene utopie
Langs de Wetstraat, een vierbaans autogoot, staat het Ei van Europa, zoals het thuishonk van de Europese Raad heet vanwege zijn vorm, en het Berlaymontgebouw, waar de Europese Commissie zetelt.
In 2017 werd op deze plek 57 microgram stikstofdioxide per kuub lucht gemeten. Dat is ver boven de Europese norm van 40 microgram.
‘Uw bevolking leeft vandaag in gevaarlijke en ongezonde lucht,’ waarschuwden een kleine honderd artsen onlangs in een open brief aan de Brusselse autoriteiten.
Ironisch genoeg is de Wetstraat de plek in België waar de Europese ‘wet’ die stikstofdioxide wil beperken het meest wordt overschreden.
Eind januari riep eurocommissaris Karmenu Vella negen landen op het matje. Als ze niet rap maatregelen namen om de luchtkwaliteit te verbeteren, was zijn boodschap, sleepte hij ze voor het Europese Hof van Justitie. België zat daar nog niet eens bij.
De voorstellen voor schone mobiliteit vond de milieubeweging ‘een vroeg kerstcadeau’ aan de auto-industrie
Effectiever dan een rechtszaak is het om autofabrikanten te dwingen schonere wagens te bouwen. In een poging ferm te zijn na het fnuikende Dieselgateschandaal,* presenteerde de Europese Commissie november vorig jaar een pakket maatregelen.*
Dit voorstel bewees dat ‘the EU leads by example’ stelde de Commissie, die het patent heeft op dergelijke hoogdravende woorden.
Alleen blijkt dat niet meteen uit de Europese daden. De voorstellen voor schone mobiliteit vond de milieubeweging ‘een vroeg kerstcadeau’* aan de auto-industrie. En het pakket ‘schone energie voor alle Europeanen’* waarmee de Europese Commissie eveneens ‘wereldleider’ wil worden, was in de ogen van het Europees Parlement veel te mager.
In de komende tijd wil ik de strijd rond een aantal essentiële ‘groene’ dossiers op de voet volgen – zoals luchtverontreiniging en mobiliteit, de omschakeling naar schone energie en herziening van het landbouwbeleid. Hoe verloopt de machtsstrijd tussen Commissie, Parlement en de EU-landen? Welke landen willen wat? En hoe trachten lobbyisten van diverse pluimage de uitkomst te beïnvloeden? Krijgen de economische kortetermijnbelangen voorrang of triomfeert de verbeelding van een nieuwe, duurzame Europese samenleving?
Het zijn vragen van niet gering belang. Klimaatverandering, een van de grote problemen van de eenentwintigste eeuw, is bij uitstek een grensoverschrijdende kwestie. De Europese Unie heeft dus juist op dit terrein een unieke kans om haar meerwaarde te bewijzen.
De waardenutopie
Op 1 februari hield Michele Klein Solomon, directeur bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) van de VN, een gloedvolle toespraak in de József Antall-vleugel van het Europees Parlement.
Die is vernoemd naar de eerste democratisch verkozen premier van Hongarije na de val van het IJzeren Gordijn. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij tot de Duitse inval in 1944 voorzitter van het comité dat zo’n 140.000 vooral Poolse vluchtelingen opving.
Klein Solomon trok ten strijde tegen het ‘verschrikkelijk emotionele en op angst gebaseerde debat’ over migratie en de ‘hoge graad van racisme en islamofobie.’
De politieke leiders van de EU hebben de plicht te wijzen ‘op de overweldigend positieve bijdragen die migratie levert aan de economische en sociale dynamiek van gastlanden,’ stelde ze. En ze citeerde een recent McKinsey-rapport,* waaruit zou blijken dat migranten goed zijn voor 9,4 procent van het bruto mondiaal product, terwijl ze maar 3,4 procent van de wereldbevolking vormen.
Migratie is, zei Klein Solomon, geen ‘probleem’ maar een ‘realiteit’ die te managen is
Migratie is, zei Klein Solomon, geen ‘probleem’ maar een ‘realiteit’ die te managen is. De migratie vanuit Afrika zal blijven toenemen. Europa krijgt door zijn vergrijzende bevolking een tekort aan jonge werkkrachten. De opdracht is de integratie van de nieuwkomers in goede banen te leiden, stelde ze.
Het ging er bij de Europarlementariërs in als koek. Als het over migratie gaat, beroepen zij zich dan ook vaak op de kernwaarden die in het Europees Verdrag zijn vastgelegd, zoals eerbiediging van de mensenrechten en het solidariteitsbeginsel tussen de lidstaten.
Maar dat die waarden in alle stichtende teksten staan, zegt weinig over de werkelijkheid. Polen heeft zo zijn eigen opvattingen over de rechtsstaat en de Belgische overheid schroomt niet functionarissen van een dictatuur in te schakelen bij de identificatie en het terugsturen van migranten.
Het is te gemakkelijk het debat over migratie te beschrijven als een botsing tussen waardenaanhangers en waardenschenders
Maar het is te gemakkelijk het debat over migratie te beschrijven als een botsing tussen waardenaanhangers en waardenschenders. Zij die migratie vooral willen beteugelen, stellen juist dat dit nodig is om de Europese waarden en de verzorgingsstaat overeind te houden.
Anderen wijzen erop dat een bestuurder nooit alleen verheven waarden kan propageren. In de modderige werkelijkheid moet hij vuile handen maken in een strijd tussen botsende belangen en waarden.
Het is deze grote strijd die zich op dit moment in Europa afspeelt: die tussen getuigenispolitiek (vaak belichaamd door het Europese parlement) en machtspolitiek (niet zelden belichaamd door de Raad, de vergadering van de lidstaten).
Daar wil ik de verslaggever van zijn. Nauwgezet wil ik de troepenbewegingen in kaart brengen. Onder meer bij de herziening van de Dublinrichtlijn, de regel die zegt dat vluchtelingen in principe asiel moeten aanvragen in het eerste land van aankomst – in praktijk vaak Italië of Griekenland. Het Europees Parlement wil een evenredige verdeling van asielzoekers over alle lidstaten. Enkele, vooral Oost-Europese landen voeren daar fel oppositie tegen. Linksom of rechtsom moet daar een oplossing voor gevonden worden.
Zelf behoor ik tot de school die beseft dat vuile handen maken soms onvermijdelijk is. Maar die ook vindt dat de EU trouw moet blijven aan bepaalde waarden, wil ze bestaansrecht hebben.
De democratische utopie
Voor het Europees Parlement ligt een wandelgebied dat naar de Poolse burgerbeweging Solidariteit is vernoemd. Waarnemers betreuren ‘de pompeuze en belabberde’ architectuur van de Esplenade Solidarność, meldt een wandelgids door de Europese wijk. De auteur ervan spreekt zelfs van ‘een complete mislukking.’
Er is geen woord van gelogen. Want op de kille, stenen vlakte voor de zielloze, spiegelende kantoorkolossen van het Europees Parlement, kom je zelden wandelende burgers tegen.
Het is verleidelijk dit als symbolisch te beschouwen. Het parlement ziet zich graag als Europese volksvertegenwoordiging. Maar alleen al uit de lage opkomst bij de verkiezingen blijkt dat de Europese burger daar anders over denkt. Terwijl het parlement steeds meer wetgevende macht vergaart – vandaar dat er duizenden lobbyisten omheen zwermen – mist het nog steeds legitimiteit.
Ooit betoogde ik dat het niet zo slecht is gesteld met het democratische gehalte van de EU. Maar als de burger dat niet zo ziet, is er een probleem. Doordat de EU deels een samenwerkingsverband is tussen onafhankelijke landen, en deels een instelling waaraan die landen hun soevereiniteit overdragen, verdwijnt het zicht op wie welke besluiten mag nemen en hoe de burger de macht kan controleren.
Het blijft ook zo godvergeten ingewikkeld hoe de EU werkt. Sterk vereenvoudigd: de Europese Commissie doet wetgevingsvoorstellen, waar het Europees Parlement en de Raad (van vakministers van alle 28 lidstaten) zich vervolgens over buigen. Uiteindelijk moeten ze het er met zijn drieën in de zogeheten trialoog over eens worden.
Het blijft godvergeten ingewikkeld hoe de EU werkt
En dan is er ook nog de Europese Raad, de vergadering van de regeringsleiders. Die zet formeel alleen de grote lijnen uit, maar in de praktijk neemt ze majeure beslissingen, zoals de beruchte EU-Turkijedeal, achter gesloten deuren en buiten de controle door het Europees Parlement om.
Hoog op de agenda staat dan ook de versterking van de Europese democratie. Daarover circuleren verschillende ideeën. Een Europese kieskring. Recht van initiatief voor het Europees Parlement. In alle EU-landen te organiseren democratische conventies waarop burgers ideeën voor de koers van de EU kunnen lanceren.
Het zal een moeizame, lange strijd zijn. Want veel landen en politieke partijen geven niet om ‘meer democratie’ in Europa. Ze zien de eigen natiestaat als huis van de democratie.
Maar ik denk dat als we vinden dat Europa op sommige terreinen het voortouw moet nemen, we ook een Europese democratie nodig hebben. Alleen als de Europese Unie een project is voor en door de burgers, is het levensvatbaar.
De vredesutopie
Rue Montayer 10. Op dit adres vlak bij de Europese instellingen zetelt niet alleen Klein Solomons’ Internationale Organisatie voor Migratie, maar ook twee van de belangrijkste lobby-organisaties van de defensie- en veiligheidsindustrie: de ASD en EOS.
In het project ‘Security for Sale’ brachten Dimitri Tokmetzis en Maaike Goslinga met een internationaal consortium van onderzoeksjournalisten de invloed van deze clubs op het veiligheidsbeleid van de EU in kaart.
Zelf beschreef ik hoe de wapenindustrie de geesten rijp maakte voor een Europees defensiefonds. In juni 2017 maakte de Europese Commissie bekend* dat daar jaarlijks 5,5 miljard euro in komt. Dat is deels bestemd voor defensieonderzoek, deels voor de gezamenlijke ontwikkeling en aankoop van defensietechnologie door EU-lidstaten.
Misschien ligt Paul-Henri Spaak te glimlachen in zijn graf. In zijn memoires noemde hij het mislukken van een gezamenlijk defensiebeleid in 1954 ‘een zware slag voor de voorstanders van een verenigd Europa.’ De integratie van de legers van voormalige aartsvijanden Frankrijk en Duitsland zag hij als een noodzakelijke stap om een nieuwe oorlog in Europa te voorkomen.
Ruim 140.000 ondertekenaars van de petitie vrezen dat het Defensiefonds alleen de Europese wapenindustrie ten goede komt en de export van wapens
Zijn droom komt nu een stapje dichterbij. Maar ik behoor tot de mensen die daar niet over staan te juichen. Net als ruim 140.000 burgers die een petitie* ondertekenden tegen de besteding van EU-geld aan militaire technologie. De EU moet, vinden zij, vooral investeren in niet-gewelddadige methoden van conflictpreventie. Ze vrezen dat het Defensiefonds alleen de Europese wapenindustrie ten goede zal komen en de export van wapens, die in dodelijke conflicten zoals in Jemen worden gebruikt.
Momenteel steggelt het Europees Parlement over de invulling van het Europees Defensiefonds. In de gaten houden wat er met de centen gebeurt en of dit de vrede dient, zie ik als een heilige opdracht.
De EU ontwikkelt nu een gezamenlijke defensiepolitiek, maar is er wel een gezamenlijke buitenlandpolitiek waar die uit voortvloeit? Of blijven vooral Duitsland en Frankrijk de toon zetten? De Italiaanse hoge vertegenwoordiger voor het buitenland Federica Mogherini moet daar vorm aan geven. In de komende tijd wil ik haar nauwgezet volgen.
Vrede, het is tot vervelens toe herhaald, was de grote belofte van het Europese project. We leven opnieuw in tijden waarin de vraag hoe je die moet handhaven om antwoord schreeuwt. Kan wie vrede wil zich het best voorbereiden op oorlog? Door de Europese defensie-industrie te versterken? Of schuilt de kracht van de Europese Unie juist in soft power? De strijd rond de vraag hoe de EU haar vredesmissie invult, lijkt mij van eminent belang. Ook daar wil ik bovenop zitten.
Onvoltooide strijd
Station Brussel-Zuid. Terug bij het beeld van Spaak herlees ik de slotzinnen van zijn memoires. Terugblikkend zegt hij niet zonder trots dat hij aan de vrede in Europa en aan de opbouw van een Verenigd Europa heeft bijdragen en zo twee dromen heeft gerealiseerd. ‘Ik hoef niet te klagen. Maar ik kan me ook niet helemaal gerustgesteld voelen. Ik heb, ik weet het, mijn strijd niet voltooid.’
Een kleine halve eeuw later is de verdeeldheid tussen de EU-landen nog altijd groot en viert nationalisme hoogtij. Of de voorzichtige opleving van de Europese gedachte over Frans-Duitse leiding doorzet, hangt grotendeels af van hoe de strijd uitpakt op de vier geschetste terreinen. Kan de EU koploper zijn bij de aanpak van de grote, grensoverschrijdende kwestie van deze tijd? Blijft ze trouw aan de eigen waarden? Lukt het haar de band met de burger te versterken? Geeft ze een nieuwe invulling aan haar aloude vredesmissie?
Een boodschapper van hoop
Nu gaat alles in Europa met kleine stapjes. Over een jaar zal ik niet kunnen antwoorden met een ondubbelzinnig ‘ja’ of ‘nee.’ Maar in die stapjes tekent zich hopelijk wel een richting af. Wekelijks zal ik in een brief uit Brussel op persoonlijke wijze verslag doen van mijn observaties over de strijd op een van deze terreinen. En in grotere stukken presenteer ik tot op de bodem uitgezochte bevindingen over het spel dat is gespeeld en de uitkomsten ervan.
In ‘Europa mijn vaderland,’ het openingshoofdstuk van zijn memoires, beschreef Hendrik Brugmans de stemming in het door bombardementen verwoeste Mannheim kort na de oorlog: ‘Alleen een verenigd Europa biedt wat men het meest nodig heeft: hoop.’
Vandaag de dag klinkt dat als een stem uit vervlogen tijden. Maar ik denk dat de EU dit nog steeds kan zijn: een boodschapper van hoop.