Wat de Nederlandse kinderopvang van de Zweedse kan leren

Marilse Eerkens
Correspondent Kinderomgang
Illustratie: Tim Enthoven

Ja, ze is een buitenlander. Maar ze ergerde zich zó aan de Nederlandse kinderopvang en het onderwijs dat ze er wel een podcast over moest maken. Zondag is de eerste aflevering van Opgejaagd te horen.

‘Het is niet sympathiek, zo’n buitenlander die even komt zeggen wat er hier niet deugt. Daar ben ik me heel erg van bewust. Maar ik maakte deze documentaire omdat ik echt vind dat het zoveel beter kan en moet in het onderwijs en in de kinderopvang. '

Ik zit tegenover Opgegroeid in Zweden en in 1998 naar Nederland verhuisd om aan de Rietveldacademie te studeren. Ze vindt het fijn hier, maar sinds ze kinderen heeft, begint ze zich af te vragen of ze niet terug moet naar Zweden.

Wat is er aan de hand?

Ze ergert zich aan de Nederlandse kinderopvang waar de ontwikkeling van het kind niet het eerste uitgangspunt lijkt te zijn. Ze ziet dat kinderen amper buiten kunnen spelen. Ze wordt gek van de ‘show-werkjes’ die kinderen er in elkaar draaien: ‘Ik gooi ze altijd weg.’

De verbouwing uitstellen was onmogelijk – dan zouden ze minder kinderen kunnen aannemen

En waar de commerciële belangen van de crèche het lijken te winnen van de kwaliteit van de zorg voor de kinderen: ‘Mijn dochter was weken bekaf van het geboor en het gehamer op de crèche. De verbouwing uitstellen tot de zomervakantie was onmogelijk – dan zouden ze na de zomer minder kinderen kunnen aannemen.’

Als Petterssons oudste dochter naar de basisschool gaat valt ze wéér van de ene verbazing in de andere: ouders die wc’s schoonmaken, te beweeglijke kinderen die voor straf - ‘anders leert-ie het nooit!’ - niet naar buiten mogen in de – toch al ingekorte – pauzes, de grote klassen die ook nog eens vol zitten met kinderen die vanwege een of ander leer- of gedragsprobleem veel extra aandacht nodig hebben (met alle gevolgen van dien voor deze kinderen én voor de kinderen zonder dit soort problemen).

Dus is er nu de podcast Opgejaagd

In de eerste vier afleveringen van de achtdelige radiodocumentaire – zondagavond is deel één te beluisteren bij de VPRO, de rest volgt als podcast – worden al deze ergernissen en frustraties verder onderzocht.

Pettersson praat met ouders, psychiaters, mensen uit de kinderopvang zelf, docenten en wetenschappers. Ze loopt een dag mee met een kleuterjuf en laat ons meeluisteren met het tienminutengesprek van een van haar dochters.

Dat levert – ondanks de luchtige en warme toon waarmee ze het brengt - een behoorlijk deprimerend beeld op van hoe wij met onze kinderen omgaan.

De kritiek die je zou kunnen hebben op de documentaire, is dat het een aaneenschakeling is van pijnlijke fragmenten en ongelukkige incidenten – de moeder die haar baby eigenlijk niet wil achterlaten in de babyopvang, een verschrikkelijk voorval op de crèche, een juf die zich bijzonder onaangenaam uitlaat tegen een kleuter - is er dan niks goeds te vertellen?

Maar daarmee zou deze serie erg tekort worden gedaan. Pettersson bezocht meerdere scholen - ook in het midden en noorden van het land – en deelt haar zorgen openlijk met de betrokkenen en de deskundigen uit het veld. Die geven allemaal aan dat de voorbeelden die Pettersson geeft geen incidenten zijn.

Het probleem: er mist een onderbouwde visie

Wat ik zelf erg goed vind aan deze radioserie – ik mocht de eerste vier afleveringen beluisteren, de rest is nog niet af– is dat ze je op een heel natuurlijke manier wakkerschudt.

Er is een gebrek aan visie over wat we willen voor onze kinderen

Veel van de thema’s die Pettersson aansnijdt – de schraalheid van de Nederlandse kinderopvang, de minimale verlofregelingen voor ouders, de grote klassen, de harde afreken- en prestatiecultuur, het negeren van de natuurlijke (brein)ontwikkeling van kinderen, het doorgeschoten labelen – zijn ook

Maar omdat Pettersson deze thema’s bij elkaar heeft gezet en vervlochten met haar eigen leven, zie je het onderliggende probleem zo goed: het gebrek aan een landelijk gedragen en pedagogisch goed onderbouwde visie over wat we willen voor onze kinderen. Laat staan een plan waarmee je dat doel zou kunnen bereiken.

Kijk maar hoe dat in Zweden gaat

Pettersson ziet in Zweden hoe goed zo’n pedagogische visie kan uitpakken als je hem wél hebt. Kinderen gaan er pas naar de kinderopvang als ze kunnen lopen. Ze komen pas in een echt schoolse omgeving terecht als ze zeven zijn. In de tussenliggende jaren wordt vooral het spelen gestimuleerd.

Zo zijn er regelmatig dagen dat kinderen alleen maar buiten zijn. Er zijn aparte ruimten om te schilderen, muziek te maken en toneel te spelen. De docenten hebben meer tijd voor de kinderen - tot kinderen zes zijn is er één docent per vijf leerlingen (in tegenstelling tot de één op vijfentwintig à dertig bij de Nederlandse kleuters). Met als gevolg dat kinderen met bepaalde problemen – ook in Zweden neemt het aantal diagnoses toe – de klas minder ontregelen.

De vraag is nu natuurlijk: pakt dit Zweedse beleid op termijn ook beter uit? ‘Als je kijkt naar de zegt Petterson. ‘Dan doen de Nederlanders het beter. Maar PISA meet een beperkt aantal vaardigheden van kinderen als ze vijftien zijn. Het is een momentopname.’

‘Misschien halen de Zweedse kinderen hun ‘achterstand’ wel in. En ik hoorde van de Zweedse professor dat de kinderen bijzonder zelfverzekerd zijn. Daar valt veel voor te zeggen.’

Lees ook: