Hoe onze oplossingen problemen werden
Maakbaarheid betekent tegenwoordig vooral: hogere boetes, zwaardere straffen, meer controle. Daardoor is er iets merkwaardigs gebeurd. Onze oplossingen zijn steeds vaker de problemen geworden. Gratis stemadvies voor morgen: stem op de partij die durft te dromen in plaats van alleen maar wil voorkomen.
De politie die voortaan zonder toestemming een huis binnen mag vallen om illegalen op te sporen. Pedoseksuelen die steeds vaker levenslang onder toezicht van de reclassering worden gesteld, ook als er geen sprake van misbruik is geweest. Torenhoge boetes die worden uitgedeeld vanwege onterecht ontvangen bijstand, zelfs als dat per ongeluk is gebeurd.
Zomaar een greep uit de kabinetsmaatregelen die onlangs het nieuws haalden. Allemaal voorbeelden ook van de nieuwe maakbaarheid waarin onze samenleving de afgelopen jaren is gaan geloven. De maakbaarheid van repressie en de korte termijn in plaats van die van vertrouwen en het vergezicht.
Hoe anders was het geloof in een maakbare samenleving, ontstaan ten tijde van de verlichting en de Industriële Revolutie, ooit bedoeld. Het was een tijd van razendsnelle vooruitgang en een breed gedeeld gevoel dat de wereld beter kon. De Amerikaanse filosoof Richard Rorty noemde het niet voor niets het belangrijkste keerpunt in de westerse geschiedenis: ‘Het moment waarop we de hoop op verlossing in een hiernamaals inwisselden voor de hoop voor een betere wereld voor onze achterkleinkinderen.’ Een tijd waarin denkers als Immanuel Kant zich waagden aan boeken met titels als Naar de eeuwige vrede. Geen titel die anno 2014 gauw in de top tien zou belanden.
Niet bij non-fictie althans.
Visie, de olifant die het zicht belemmert
In de bestsellerlijsten prijken nu vooral dieetboeken, al even illustratief voor het type maakbaarheid dat zich van onze samenleving meester heeft gemaakt: eerst tuigen we een voedselindustrie op die ons zo goedkoop mogelijk van veel te calorierijk voedsel voorziet, daarna slaan we massaal boeken in die ons vertellen hoe we ervanaf moeten blijven. Maakbaarheid volgens de logica van de symptoombestrijding, in plaats van het streven naar een fundamenteel betere wereld.
Van politici wordt heden ten dage nog weleens gezegd dat ze geen visie hebben. De uitspraak van premier Rutte dat visie ‘een olifant is die je het zicht belemmert’ hielp, eerlijk is eerlijk, ook niet mee. Maar helemaal terecht is het verwijt niet: een idee van het soort samenleving dat je probeert te voorkomen is immers ook een visie.
De nieuwe maakbaarheid is helemaal op dat principe geënt. Het is een maakbaarheid die, zoals cultuurfilosoof René Boomkens het verwoordt in zijn boek De Nieuwe Wanorde: globalisering en het einde van de maakbare samenleving(2006), ‘in het teken staat van surveillance, controle, preventie, bewaking en zero tolerance in plaats van emancipatie, solidariteit en vooruitgang.’ Een maakbaarheid ook die uitgaat van angst, wantrouwen en gevoelens van onveiligheid en tekortkoming in plaats van de soort samenleving dat we ambiëren te zijn.
De verplichting om met pasklare maatregelen te komen voor ieder incident dat in de maalstroom aan nieuwsberichtjes voorbij komt, is de quintessence van het politieke bedrijf
En bovenal: het is een reactieve maakbaarheid. Wanneer heeft u een politicus, als hem weer eens een bericht uit de krant van die dag werd voorgelegd, voor het laatst horen zeggen: ‘Laten we de uitzondering vooral niet als de regel gaan zien.’ Of: ‘Ik moet bescheiden zijn: daar heb ik geen oplossing voor.’ De verplichting om met pasklare maatregelen te komen voor ieder incident dat in de dagelijkse maalstroom aan nieuwsberichtjes en bijbehorende onderzoekjes voorbij komt, is de quintessence van het politieke bedrijf.
Aan de reactieve en repressieve maakbaarheid ligt een scala aan grotere en kleinere oorzaken ten grondslag. Zo heeft het moderne kapitalisme ons gewend doen raken aan zo direct mogelijke behoeftenbevrediging: liever nu een ad-hoc-oplossing dan beleid waar we misschien over twintig jaar de vruchten van plukken. Ook de opkomst van de massamedia spelen een rol: voortdurend worden we geconfronteerd met nieuwe incidenten en bedreigingen, waarop - het liefst in één zin - een antwoord wordt verwacht. De 24-uurs-nieuwscyclus veroorzaakt, als het ware, een 24-uurs-beleidscyclus. Ten slotte is, juist door de toegenomen complexiteit van de wereld, de roep om krachtige leiders toegenomen: van hen worden geen fraaie, idealistische woorden maar ferme daden verwacht.
Hoe logisch ook, de nieuwe maakbaarheid begint onderhand wel een verontrustend effect te krijgen: het heeft onze oplossingen geproblematiseerd. Nu denkt u wellicht dat ik leentjebuur speel bij de Wit-Russische denker Evgeny Morozov, die beroemd werd door zijn stelling dat de westerse cultuur bevangen is door solutionism: het misplaatste idee dat ieder probleem een technologische oplossing kent. Maar volgens mij is het nog erger dan dat: de westerse - en Nederlandse - cultuur is geobsedeerd geraakt door oplossingen die zelf problemen zijn.
Oplossingen en het dempen van de bodemloze put
Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat de kans dat je slachtoffer wordt van een terreuraanslag ongeveer 1 op 20 miljoen is. De kans dat je doodgaat aan een blikseminslag is twee keer zo groot. Traplopen is, statistisch gezien, 127 keer gevaarlijker.
Vergelijk dat eens met de waslijst aan zeer indringende maatregelen die de afgelopen dertien jaar tegen het terreurprobleem zijn getroffen: van massale surveillance van bijna al onze communicatie tot een woud aan databases met onze intiemste persoonsgegevens; van een wildgroei aan beveiligingscamera’s tot permanente identificatieplicht; van full-bodyscanners op vliegvelden tot een explosie aan nieuwe grensmuren wereldwijd.
Tezamen vormen al deze oplossingen onderhand een groter probleem ten aanzien van onze vrijheid en rechtsbescherming dan het oorspronkelijke probleem zelf ooit geweest is. En dat alles in de wetenschap dat het probleem er nooit mee zal worden opgelost: in een samenleving die geen totale controlestaat wil zijn, en dus de vrijheid wil bewaken die het tegen terreur zegt te beschermen, zullen aanslagen per definitie tot de mogelijkheden blijven behoren.
Veiligheidsmaatregelen worden, eenmaal ingevoerd, zelden weer teruggedraaid, met een oneindige stapeling van maatregelen tot gevolg
Veiligheid is hét voorbeeld van een repressief soort maakbaarheid, die uiteindelijk niets meer is dan het dempen van een bodemloze put. Je kunt voor iedere nieuwe bedreiging een nieuwe veiligheidsmaatregel verzinnen. Maatregelen die, eenmaal ingevoerd, zelden weer worden teruggedraaid, zo waarschuwt veiligheidsfilosoof Bruce Schneier al jaren. Immers: is het gevaar geweken dan zal men dat aan de maatregel toeschrijven en die dus intact willen laten; manifesteert het gevaar zich alsnog, dan zullen alleen maar méér maatregelen nodig worden geacht.
En die maatregelen laten nooit lang op zich wachten. Zet een camera ergens op straat en de criminaliteit verplaatst zich naar een ander gebied; trek een grensmuur op en vluchtelingen gaan op zoek naar andere ingangen; deel miljoenenboetes uit voor vertraagde treinen en je hebt het jaar erop duurdere kaartjes, inferieure hogesnelheidslijnen en meer vertragingen dan het jaar ervoor. Repressieve maakbaarheid helpt zelden vooruit: het verplaatst en verergert eerder.
Oplossingen en de dictatuur van de minderheid
Jaarlijks wordt naar schatting voor zo’n 150 miljoen euro met uitkeringen gefraudeerd. Een bedrag dat op het eerste gezicht om harde maatregelen schreeuwt. Tot je het in context plaatst: die 150 miljoen staat tegenover een totaal aan uitkeringen van 30 miljard. Een fraudepercentage van Welke accountant zou er niet voor tekenen?
Toch heeft het kabinet besloten tot een nieuwe wet, waardoor er nu hoge boetes worden uitgedeeld aan mensen die een teveel aan uitkering hebben ontvangen. Zelfs als dat per ongeluk is gebeurd. Mensen die zo’n boete hebben gehad, komen meestal niet in aanmerking voor schuldsanering en blijven met een grote schuld zitten. Het resultaat: een groeiend aantal ‘schrijnende gevallen’ dat, nota bene door een uitkeringsinstantie, dieper in de schuldproblemen is gebracht.
Het onderliggend probleem is dat problemen in heel veel gevallen door een heel kleine minderheid worden veroorzaakt, terwijl dit soort oplossingen niet zelden een veel grotere groep raken. Het gevolg: een dictatuur van de minderheid en/of de uitzondering.
Een mooi voorbeeld is hoe het hooliganisme wordt bestreden. Jaarlijks trekt de vaderlandse voetbalcompetitie maar liefst 6 miljoen bezoekers. Slechts een harde kern van, met de natte vinger, enkele honderden relschoppers veroorzaakt nagenoeg alle problemen die met het hedendaagse voetbal worden geassocieerd (vechtpartijen, vandalisme, spreekkoren, bedreigingen).
De oplossingen - verplichte clubkaarten, buscombi’s voor uitwedstrijden, strikt gescheiden uit- en thuisvakken - hebben het daarentegen voor veel bezoekers extreem moeilijk gemaakt zomaar naar een wedstrijd te gaan. Twee vrienden die, beide supporter van een andere club, een ‘risicowedstrijd’ als Ajax-Feyenoord willen bezoeken, komen niet samen het stadion in. En wil ik, als FC Groningen-fan in mijn woonplaats Amsterdam de uitwedstrijd tegen Ajax bezoeken, dan moet ik eerst 180 kilometer naar het Hoge Noorden, om vervolgens met het uitvak exact diezelfde 180 kilometer westwaarts te keren. Alleen omdat een enkeling het wel eens op een vechten zet.
Nog een voorbeeld? In 2011 werd het ‘integratieprobleem’ door 75 sociale wetenschappers ‘het meest overschatte probleem van deze tijd’ genoemd. Geen wonder: de meeste problemen die met gebrekkige integratie gepaard gaan - cultuurverschillen, wederzijds wantrouwen, criminaliteit en overlast - zijn namelijk óf de uitzonderingen op de regel (circa 3 procent van alle allochtonen is ooit verdacht geweest van een strafbaar feit, tegenover circa 1,5 bij autochtonen), óf gaan vanzelf voorbij (wederzijds wantrouwen, taalachterstand, gebrekkige scholing en arbeidsparticipatie nemen per generatie af).
Zet dat af tegen alle maatregelen die de afgelopen jaren zijn ingevoerd tegen deze problematiek en je begrijpt waarom de wetenschappers van ‘overschat’ spreken: van een boerkaverbod voor nog geen tweehonderd boerkadraagsters, verplichte inburgeringscursussen waarin het Wilhelmus wordt aangeleerd tot het strafbaar stellen van illegaliteit: allemaal olifantenoplossingen voor muggenproblemen, met meer wederzijds wantrouwen tot gevolg. Case in point: geen bevolkingsgroep wordt middels discriminatie harder geraakt door de economische crisis dan niet-westerse allochtonen, becijferde het Sociaal Cultureel Planbureau afgelopen week nog.
Oplossingen en de uitdijende bureaucratie
Het belangrijkste bij-effect van deze reactieve maakbaarheid is niet moeilijk te voorspellen: een almaar uitdijende bureaucratie. Het mechanisme erachter is niet moeilijk te verklaren. Al die maatregelen moeten worden geïmplementeerd, gehandhaafd, gecontroleerd, geëvalueerd, aangepast, bijgeschaafd, geïnterpreteerd - en ga zo maar door. Dat is de reden waarom Nederland een nauwelijks in te krimpen ambtenarenapparaat heeft, een uitdijend leger toezichthouders en keuringsdiensten, enorme managementlagen en een al even moeilijk in toom te houden hoeveelheid toetsingscommissies en evaluatiegroepen. Niet voor niets klinkt het geklaag over ‘regeldruk’ en ‘bemoeienis van bovenaf’ in Nederland al jaren zo luid.
De maakbaarheidscultuur schrijft voor dat ‘iets doen’ altijd en per definitie beter is dan problemen laten voor wat ze zijn
Dat hier moeilijk iets aan te doen is, komt omdat onze maakbaarheidscultuur voorschrijft dat ‘iets doen’ altijd en per definitie beter is dan problemen laten voor wat ze zijn. Het beste voorbeeld daarvan is misschien wel de eindeloze hoeveelheid re-integratieprojecten waar correspondent Rutger Bregman onlangs over schreef. Ruim 6,5 miljard euro per jaar wordt er gespendeerd aan het aan een baan helpen van werklozen, terwijl van al dat beleid slechts twee dingen bekend zijn: óf het helpt nauwelijks, of we weten niet of het helpt. Toch worden er duizenden ambtenaren, coaches, consultants en adviseurs fulltime mee aan het werk gehouden. In ironische zin bestrijdt het de werkloosheid dan weer wel.
Oplossingen en de problematisering van het onproblematische
Wie Nederland vanuit het vliegtuig aanschouwt, ziet een land dat keurig aangeharkt, netjes opgeruimd en tot op de centimeter nauwkeurig in vakjes ingedeeld is. In dat land woont een intens gelukkig volk: ruim tachtig procent van de Nederlanders zegt ‘tevreden tot zeer tevreden’ te zijn met het leven. Dat mag niet verrassen. Met een gemiddelde levensverwachting van 83 jaar leven we langer en gezonder dan ooit tevoren. En over welvaart gesproken: wie anno 2014 volgens het CBS officieel ‘arm’ mag worden genoemd, heeft nog altijd een hogere levensstandaard en meer koopkracht (gecorrigeerd naar inflatie) dan de gemiddelde Nederlander in 1950. Een dakloze anno nu leeft zelfs in drie keer meer weelde dan jan modaal in de achttiende eeuw.
Niet alleen vanuit de lucht bezien, maar ook met beide benen op de grond, kun je niet anders dan concluderen dat wij leven in een uniek, paradijselijk tijdperk.
Bijna iedere levensfase is geproblematiseerd: van de puberteit tot de quarterlifecrisis; van het dertigersdilemma tot de midlifecrisis, tot het existentiële gat na je pensioen
Maar wie ons vervolgens hoort praten, zou daar weinig van merken. We zijn grootmeesters in het problematiseren van het onproblematische. Neem alleen al het feit dat bijna iedere fase in een mensenleven tegenwoordig formeel is geproblematiseerd: van de puberteit tot de quarterlifecrisis; van het dertigersdilemma tot de midlifecrisis, tot het existentiële gat na je pensioen. Het leven lijkt haast één lange aaneenschakeling van crises, gekenmerkt door problemen als ‘keuzestress,’ ‘informatieoverload,’ ‘zelftwijfel,’ ‘gebrek aan zingeving’ of ‘gebrek aan identiteit.’
De nieuwe maakbaarheidscultus heeft, met andere woorden, een straf gezet op deugden als berusting, geduld, bescheidenheid en tevredenheid. Het maakt ons veeleisender en ontevredener dan de werkelijkheid rechtvaardigt, en bovendien blind voor hoeveel in een samenleving eigenlijk afhankelijk is van toeval, geluk en samenloop van omstandigheden.
Volgens een recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau heeft een schamele 45 procent van de Nederlanders vertrouwen in het parlement en een nog schamelere 42 procent in de regering. Hier wreekt zich dat de politiek, met name tijdens verkiezingscampagnes, de samenleving voortdurend afschildert zoals de maakbaarheidscultuur dat het liefste ziet: als een eenduidige formule van probleem - maatregel - oplossing. Het eindeloos ambigue krachtenveld ertussen, van belangen tot compromissen en van toeval tot geluk, hoort simpelweg niet in het schema thuis. Het gevolg: permanente teleurstelling over ‘hullie’ in Den Haag.
Het overtuigen van gezonde mensen dat ze eigenlijk ziek zijn: geen beter voorbeeld van oplossingen die problematiseren dan dat
Nergens zie je de problematisering van het onproblematische overigens meer terug dan in de zorg. Heette vroeger iemand nog druk, onzeker of rusteloos: nu kampt hij met heuse ziektebeelden als adhd, identiteitsstoornis of burn-out. Niet dat deze ziektebeelden altijd ficties zijn, maar de explosie in het aantal patiënten dat eraan lijdt, suggereert dat hier oplossingen in het spel zijn die op zoek zijn gegaan naar hun problemen. Als de officiële diagnose eenmaal bestaat, en de pil ervoor beschikbaar is, krijgen steeds meer mensen de bijbehorende ziekte aangewreven.
Dat fenomeen is zo wijdverbreid dat er in het Engels zelfs een term voor bestaat: disease mongering, oftewel: het overtuigen van gezonde mensen dat ze eigenlijk ziek zijn. Geen beter voorbeeld van oplossingen die problematiseren dan dat.
Wat is erger dan blind zijn?
Vorige week was collega-correspondent Jelle Brandt Corstius te gast bij Pauw & Witteman, alwaar hij werd gevraagd naar de crisissituatie op De Krim. ‘Wat moet de houding zijn om Poetin te beïnvloeden,’ vroeg presentator Paul Witteman hem. Zijn antwoord: ‘Er is maar één manier om Rusland te beïnvloeden en dat is: niet meer afhankelijk zijn van het Russische gas.’ Waarop Witteman zei: ‘Maar op korte termijn willen we de situatie in Oekraïne beïnvloeden.’
Een samenleving die zijn heil enkel nog ziet in voorkomen in plaats van dromen, lijdt aan ideeënarmoede
Het is het hedendaagse maakbaarheidsdenken in een notendop. Oplossingen voor onze problemen, groot of klein, zijn reactief, repressief en gericht op de kortst denkbare termijn. Natuurlijk heeft Jelle Brandt Corstius gelijk, maar met zo’n antwoord rond je als journalist een gesprek niet binnen acht minuten af, kun je als bestuurder geen ferme daad stellen en word je als politicus hoogstwaarschijnlijk van luchtfietsen beticht.
Maar wie honderd jaar geleden droomde van een wereld waarin de gemiddelde Nederlander net zo welvarend zou zijn als de koning toen, waarin bijna alle grenzen op het Europese continent zouden zijn verdwenen, en waarin de halve mensheid een apparaatje in zijn broekzak zou hebben waarmee je toegang had tot praktisch alle kennis in de wereld: die zou ook compleet voor gek zijn verklaard. Sterker nog, die zou waarschijnlijk op de brandstapel zijn gegooid.
Wie zich dat realiseert, kan bijna niet anders dan zich verwonderen over hoe laag we de lat tegenwoordig leggen. Natuurlijk, vooruitgang is geen kwestie van de juiste formule vinden. Maar een samenleving die zijn heil enkel nog ziet in voorkomen in plaats van dromen, lijdt aan ideeënarmoede. Een energievoorziening die niet terreurorganisaties maar de natuur doet floreren, een voedselindustrie die gezond in plaats van dik maakt, een zorgstelsel gebaseerd op solidariteit in plaats van winstbejag: dat klinkt mij toch een stuk beter in de oren dan detectiepoortjes, dieetboeken en disease mongering.
En dat is geen luchtfietserij, mits je in oplossingen durft te denken die gericht zijn op de lange termijn (onafhankelijkheid van olie verzwakt op termijn falende regimes en verkleint de kans op terreur), die uitgaan van vertrouwen in de meerderheid (lakmoesproef: benadeelt deze regel goedwillenden meer dan het kwaadwillenden treft?) en die de samenhang van problemen inzien (een voedselindustrie die niet aan alles suiker, zout en vet toevoegt, kan miljarden besparen in de zorg). Bijvoorbeeld.
Of, zoals de blind geboren Amerikaanse politicoloog Helen Keller ooit zei: ‘Er is maar een ding erger dan blind zijn: kunnen zien, maar geen visie hebben.’