Het VN-vluchtelingenverdrag is op sterven na dood (met dank aan Europa)
Het debat over de verplichte verdeling van asielzoekers over EU-lidstaten zit muurvast. Midden-Europese landen zijn tegen, de maatregel toch doordrukken is problematisch. En intussen blijft van het in Europa geboren VN-vluchtelingenverdrag weinig over.
Twee mensen op een podium in een Brussels zaaltje illustreren deze week perfect de patstelling in het Europese migratiedebat. Tegenover elkaar zitten Cecilia Wikström, de liberale Zweedse Europarlementariër en oud-predikant, en Aleš Chmelař, de dertigjarige Tsjechische staatssecretaris van Europese Zaken.
Wikström heeft in het Europees Parlement een ruime meerderheid achter haar voorstel voor de hervorming van het Dublinsysteem gekregen. Je weet wel: de regel die zegt dat, als er geen bijzondere omstandigheden zijn zoals familie in een ander land, een vluchteling asiel moet aanvragen in het eerste land van aankomst.
De Zweedse parlementariër is nu een hartstochtelijk pleitbezorger van asielquota, de verdeling van asielzoekers over de EU-landen volgens een eenvoudige, op het bruto nationaal product en de bevolkingsomvang gebaseerde formule.
Ooit dacht ze daar anders over. In een gesprek met Karel Smouter en mij zei ze dat mensen geen pakketjes zijn die je kunt verdelen. Maar tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 is haar duidelijk geworden dat het huidige systeem een te grote last op de schouders van Italië en Griekenland legt en dat de andere landen solidariteit moeten tonen.
De Tsjechische visie: onze bevolking wil niet
Chmelařs Tsjechië behoort bij de Visegradgroep van Midden-Europese landen die zich met hand en tand verzetten tegen de verplichte opname van asielzoekers. Volgens hem is 90 procent van de bevolking tegen. En dat is in zijn ogen goed te begrijpen, want de landen achter het IJzeren Gordijn hebben in de jaren zeventig niet kennisgemaakt met grote groepen gastarbeiders.
Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije verzetten zich met hand en tand tegen de verplichte opname van asielzoekers
Hij ziet de migratiequota als een vorm van verplichte risicodeling. Normaliter snapt de EU dat solidariteit pas kan bestaan als de risico’s zijn ingedamd. Neem de Griekse crisis. Toen verbond de EU strenge voorwaarden aan financiële steun. Nu zouden de risico’s gedeeld moeten worden, zonder dat ze onder controle zijn. En daarmee bedoelt hij dat er geen garanties zijn dat niet opnieuw zoals in 2015 grote stromen vluchtelingen naar Europa komen.
De in maart 2016 gesloten deal tussen EU en Turkije (daarover later meer) is volgens Chmelař een stap in de goede richting. Maar we zijn er volgens hem nog lang niet: de buitengrenzen van de EU moeten veel beter vergrendeld worden. De duizend man die de Europese grens- en kustwacht nu ter beschikking heeft, is daarvoor veel te mager.
Is er een uitweg?
Het zijn twee onverzoenlijke wereldbeelden. Wikströms oplossing? Zij vindt dat het handjevol landen dat zich tegen de migratiequota verzet gewoon overruled moet worden door de ruime meerderheid die er wel voor is.
Een recept voor een ramp, vindt Chmelař juist. Door de quota erdoor te drukken en de angsten van de bevolking te negeren, zullen de anti-EU-gevoelens in Midden-Europa sterk aangewakkerd worden.
Of er een compromis, een uitweg denkbaar is, vraag ik vanuit de zaal. Zet ons bij elkaar in een kamer en wacht net zo lang tot er witte rook komt, grapt Wikström. Maar ideeën hoe ze gemeenschappelijke grond kunnen vinden, hebben beiden niet.
De documentaire die de gevolgen van de deal dichtbij brengt
In de documentaire De Deal laten Els van Driel en Eefje Blankevoort zien hoe de werkelijkheid er intussen uitziet. De film schakelt op en neer tusen Brusselse zaaltjes - waar vooral mannen in grijze pakken over de migratieproblematiek discussiëren en visitekaartjes aan elkaar uitdelen - en de uitzichtloze ellende op het Griekse eiland Lesbos.
Een hoofdrol in de film heeft Katarina Koveou, die op Lesbos feestelijke maaltijden voor vluchtelingen organiseert. Zij vertelt dat de vele vluchtelingen die in 2015 aankwamen eerst door vrijwilligers werden opgevangen in kamp Moria, dat toen missschien wel het beste van Griekenland was. Maar na de deal met Turkije moesten de vrijwilligers weg. En nu is kamp Moria een verschrikking.
De mensen in vluchtelingenkamp Moria zijn uitgeput en ziek, radeloos en neerslachtig
Na haar getuigenis zien we onbeschrijflijke beelden van een smerig en overvol gevangeniskamp, waar tussen de barakken tentjes staan waar na een hevige regenbui de modder binnenstroomt. Later liggen er dikke pakken sneeuw op. De mensen zijn er uitgeput en ziek, radeloos en neerslachtig.
Bijzonder indringend is de getuigenis van de Syriër Ramy Qudmany. De boot waarmee hij de oversteek van Turkije maakte, sloeg om. Hij probeerde een meisje te redden, maar zij stierf in zijn armen.
Hij wilde vanuit Griekenland naar zijn stervende vader reizen. Maar hij kreeg geen toestemming. Elf maanden zit hij al vast op het eiland. Uitzicht op een uitkomst van zijn procedure heeft hij niet.
De deal wordt maar half waargemaakt
Gerald Knaus, de Oostenrijkse ‘bedenker’ van de Turkijedeal, zegt in de documentaire: ‘Het slecht maken van de condities op het eiland en dat nieuws in Turkije verspreiden hoort wellicht bij de strategie. Dat is een erg cynisch spel.’
Achter het idee van de deal staat hij nog steeds: een einde maken aan het grote sterven op de Egeïsche zee door de oversteek zo goed als onmogelijk maken. Turkije veel geld geven voor behoorlijke opvang. Een substantieel aantal vluchtelingen rechtstreeks naar Europa overbrengen. En de mensen die vastzitten in Griekenland over Europa verdelen.
Maar alleen ‘grenzen sluiten’ en ‘geld storten’ kregen uitvoering, van het overbrengen van vluchtelingen uit Turkije kwam bijna niets, van het herverdelen van wie in Griekenland vastzaten evenmin.
In de documentaire zegt de Nederlandse Europarlementariër Kati Piri: ‘Het wordt steeds pijnlijker dat we niet onze beloften houden: veilige en legale routes uit Turkije.’
Ze ziet het intussen de verkeerde kant op gaan in Europa. De definitie van ‘veilig derde land’ wordt verder opgerekt, zodat je als je aankomt in Europa terwijl je door een land bent gereisd waar je leven niet direct in gevaar is, geen recht hebt in Europa asiel aan te vragen.
Het zou betekenen dat Europa afstand neemt van het VN-vluchtelingenverdrag, vreest Knaus. En als Europa, het continent waar het geboren is, dat doet, is het verdrag morsdood.
Wat is Europa waard?
Vrolijker kan Kati Piri het ook niet maken. Aan de telefoon zegt ze dat ze geen uitweg ziet uit de patstelling voor de migratiequota. ‘Het parlement en de Raad zitten ver uit elkaar. Niemand beweegt. De rechtse partijen in het parlement willen de verkiezingen in 2019 afwachten, in de hoop dat ze dan groter worden.’
Aan het eind van de documentaire komt Katarina Koveou nog eens aan het woord. ‘Als de Europese gemeenschap geen 500.000 mensen kan opnemen, hen verdelen over de rijke landen en hen een normaal leven geven, dan is Europa niets waard,’ zegt ze.
De wijze waarop zij menselijkheid toont en Europa oproept dat ook te doen, is indrukwekkend. Maar in de politieke werkelijkheid van nu is de kans miniem dat de EU-landen samen zullen besluiten haar lichtende voorbeeld te volgen.