De EU is er niet voor herverdeling van de welvaart – en zal dat ook na 2020 niet zijn

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
Illustratie door onze redactioneel vormgever Leon de Korte

Het Europees Parlement wil de Europese begroting flink laten groeien, bleek afgelopen week. Mede om - voor het eerst in de geschiedenis van de Unie - de defensie-industrie een impuls te geven. Overmoed of een terechte eis?

‘Het cijfer waar het in Europa om draait is één procent.’ Deze opmerking van de Franse politiek denker Pierre Rosanvallon, die ik in 2012 is me altijd bijgebleven.

Rosanvallon wees erop dat de Europese begroting sinds de oprichting van de in 1957 nooit meer heeft omvat dan één procent van het bruto nationaal product van alle lidstaten tezamen.

‘Dat wil zeggen dat Europa er niet in is geslaagd een ruimte van herverdeling te zijn, of dat het dat niet heeft willen zijn’, luidde zijn commentaar. ‘Binnen de grenzen van de natiestaat wordt van de nationale rijkdom herverdeeld. De waarheid van Europa is dat ene procent versus de vijftig. Er is dus geen reden om romantisch over Europa te praten.’

Toen het Europees Parlement deze week het budget vanaf 2020 te laten stijgen naar 1,3 procent van het gezamenlijke bnp, was mijn eerste gedachte: niet onredelijk.

Alleen kwam meteen de vraag op: meer geld? Waarvoor eigenlijk? Wat wil het Europees Parlement met die extra centen doen? Is de intentie inderdaad herverdeling, bijvoorbeeld door achtergebleven regio’s op te stoten in de vaart der volkeren, zodat we er samen sterker voor staan?

Cohesie: een onsje minder

In het dikke rapport waarmee het parlement zich akkoord verklaarde, valt het woord ‘herverdeling’ echter maar twee keer, en dan nog in negatieve zin. Er wordt gesproken over beleid dat slechts herverdeling dient.

Het belangrijkste instrument voor herverdeling binnen de EU vormen de zogeheten Die potten geld - samen goed voor ongeveer een derde van de Europese begroting - zijn bedoeld om de welvaartverschillen tussen lidstaten en regio’s te verkleinen.

Uit het cohesiefonds bijvoorbeeld werd in de Bulgaarse hoofdstad Sofia gefinancierd.

Met 86 miljard euro in de periode 2014-2020 is Polen, het land waarmee de Europese Commissie nu flink in de clinch ligt, de van steun uit deze fondsen.

Het land heeft de laatste tijd geen goede pers. Kranten over hoe vrienden van de Hongaarse premier Viktor Orban rijk worden van EU-geld. De onlangs met zijn vriendin vermoorde Slovaakse onderzoeksjournalist Ján Kuciak een stuk over misbruik van EU-fondsen door de maffia, die tentakels zou hebben tot in de Slovaakse regering.

Al zijn er aardig wat schandalen te noemen, de structuurfondsen hebben wel degelijk een positief effect

Maar al zijn er aardig wat schandalen te noemen, door de bank genomen hebben de fondsen wel degelijk een positief effect.

Een constateerde een sterk verband tussen de inzet van EU-geld in vijftien regio’s en de economische ontwikkeling aldaar.

Toch vindt premier Rutte dat de structuurfondsen wel toe kunnen met ‘een onsje minder’. In onlangs in Berlijn zei hij dat we moeten aanvaarden dat de EU-begroting door de Brexit zal krimpen en dat Nederland niet bereid is extra te betalen. Broodnodige ruimte voor nieuwe prioriteiten - duurzaamheid, klimaat, veiligheid, migratie, innovatie - vereist dat we elders moeten snijden, zei hij.

Rutte mag alleen staan in zijn stelling dat de EU-begroting per saldo moet krimpen, met zijn bewering dat de EU geld moet vrijmaken voor nieuwe prioriteiten is iedereen het wel eens.

De voorstanders van gelijkblijvende structuurfondsen zien daarom de bui al hangen. Ze voeren onder de hashtag campagne. Maar opvallend genoeg durven ze het niet aan voor pleiten.

Dat geldt net zo goed voor het Europees Parlement. Ook dat spreekt zich uit voor de status quo. Het is van het uiterste belang, stelt het, dat de huidige middelen behouden blijven.

Met het idee dat er zelfs méér geld beschikbaar moet zijn om armere regio’s bij te staan en welvaartsverschillen in Europa weg te werken, kun je in het huidige politieke klimaat blijkbaar niet komen aanzetten.

Landbouw: slechts 38 procent

Het Europees Parlement pleit ook voor ‘behouden wat er is’ bij de landbouw. Het aandeel van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) is, stelt het Parlement, ‘spijtig genoeg gedaald van 75 procent van het naar slechts 38 procent’.

Gezien het ‘enorme belang van het GLB, als Europa’s oudste gemeenschappelijke beleid, in het bereiken van publieke doeleinden’ mag dit percentage volgens het Europees Parlement niet verder omlaag.

Curieus. Want vele studies wijzen juist uit dat het GLB er bar slecht in slaagt de nagestreefde doelen te verwezenlijken.

Van het landbouwgeld gaat 80 procent naar 20 procent van de boerderijen, vooral grote bedrijven die ook zonder inkomenssteun kunnen

Van het landbouwgeld gaat 70 procent naar directe steun voor boerenbedrijven. ‘Als het de bedoeling van de directe betalingen is boerderijen met lage inkomsten te steunen, zijn ze zeer slecht gericht’, was de conclusie van Want 80 procent van het geld gaat naar 20 procent van de bedrijven. En dat zijn vooral ‘de grote ondernemingen zonder duidelijke behoefte aan inkomenssteun’.

Een ander doel van het GLB is voorkomen dat de landbouw het milieu en het klimaat te zeer belast. Daarom zijn de directe betalingen gekoppeld aan vergroeningseisen. Zo moeten boeren minstens 5 procent van hun land aanwijzen als ‘ecologisch aandachtgebied’ en, als ze meer dan 10 hectare land hebben, minstens twee verschillende gewassen verbouwen.

Maar deze eisen zijn, concludeerde onlangs, veel te licht om de milieu- en klimaatprestaties van de landbouw echt te verbeteren.

En dan is er nog het hoogste en oorspronkelijke doel van het Europese landbouwbeleid: zorgen dat we genoeg te eten hebben. Maar dat streven is in deze contreien niet langer in gevaar. Er is, stelt een van het GLB, geen noodzaak meer de productie in Europa te stimuleren. Uit berekeningen blijkt dat afschaffing van de inkomenssteun een gering effect op de voedselproductie en de voedselzekerheid zou hebben.

Defensie: een schep erbovenop

Kortom: voor de twee grootste posten op de huidige begroting bepleit het Europees Parlement behoud van de status quo.

In het eerste geval – bij het cohesiebeleid – is dat een zwaktebod. Want het is bewezen dat dit bijdraagt aan de economische ontwikkeling van achtergebleven regio’s. En wil de EU niet aan tegenstellingen ten onder gaan, dan zullen noord en zuid, oost en west meer naar elkaar toe moeten groeien.

In het tweede geval - het landbouwbeleid - is dat hoogmoedig. Want het voldoet niet aan de doelen die het dient.

Pleiten voor de status quo heeft altijd wat plichtmatigs. Met meer vuur verdedigt het Europees Parlement extra geld voor nieuwe prioriteiten. Zoals duurzaamheid, migratie en asiel, grensbewaking en defensie.

Over dat laatste zegt het Parlement de ‘sterke overtuiging’ te hebben dat nieuwe politieke prioriteiten moeten zijn gekoppeld ‘aan extra financiële middelen’. Concreet: er moet meer geld komen voor Europese militaire samenwerking en voor de ondersteuning van de concurrentiekracht van de Europese defensie-industrie.

De EU heeft nu, het Europees Verdrag omzeilend, voor het eerst in de geschiedenis besloten EU-geld voor militaire doeleinden in te zetten

Dinsdag stemde een in het Europees Parlement alvast ermee in de komende twee jaar 500 miljoen euro uit te trekken voor steun aan de Europese defensie-industrie.

Bijzonder. Want het sluit, EU-middelen voor defensie uit. Artikel 41.2 stelt dat bestedingen voor het gezamenlijke buitenlandbeleid voor rekening komen van de Unie, behalve als het om uitgaven met een militair karakter gaat.

De EU heeft nu voor het eerst in de geschiedenis besloten Europees geld voor militaire doeleinden in te zetten, waarvoor ze het Verdrag, de heilige tekst van de Unie, heeft omzeild.

Voor Europese samenwerking op defensiegebied is zonder twijfel iets te zeggen. Zolang je geen volbloed pacifist bent, lijken zaken als gezamenlijk inkopen van materieel en slim verdelen van de taken zeer verstandig.

Maar moet je daarvoor een financiële injectie geven aan de wapenindustrie? Is die dan niet winstgevend genoeg om de eigen research te financieren, waar het geld voor bedoeld is? Daar heb ik vraagtekens bij geplaatst.

Dat deden ook op de linker flanken van het politieke spectrum. Maar de grote middenpartijen vonden het, geheel conform de tijdgeest, een uitstekend plan.

Groen lichtpuntje

Zeker, het woord veiligheid valt ‘slechts’ 53 keer in het rapport van het parlement, veel minder vaak dan de woorden duurzaam (76 keer) en klimaat (65 keer). Het parlement wil dat klimaatgerelateerde uitgaven maar liefst 30 procent uitmaken van de begroting.

Dat klinkt spectaculair. Maar veel zal afhangen van de definitie van ‘klimaat-gerelateerd’. Ik dat de post ‘klimaatactie’ van de Europese Investeringsbank voor een groot deel bestond uit steun aan de sjoemelende autoindustrie.

Het rapport over de meerjarenbegroting vanaf 2020 is het openingsschot van het Europees Parlement. In mei komt de Europese Commissie met een voorstel voor deze begroting. Daarna volgen nog lange en taaie onderhandelingen met de Raad van ministers van de afzonderlijke lidstaten.

Die strijd zal niet alleen gaan over de hoogte van het bedrag en de besteding ervan, maar ook over de vraag waar de centen vandaan moet komen. Blijven het alleen de lidstaten die ze moeten ophoesten? Of krijgt de EU eigen inkomsten, zoals het Europees Parlement afgelopen week bijvoorbeeld in de vorm van een belasting op plastic of op financiële transacties?

Hoe het ook afloopt, één ding staat wel al vast: de herverdelingsmotor zal niet harder gaan draaien en het getal dat een diepe waarheid over Europa uitdrukt gaat hoogstens een fractie omhoog, maar zal de 1,3 procent niet halen.