Wat je stem wel en niet zegt bij het referendum
Het referendum op 21 maart gaat over de behoorlijk ingewikkelde wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, maar ook over onvrede en het nut van het referendum zelf. Dat maakt het een onoverzichtelijke volksraadpleging. In dit Politiek Dagboek een poging tot verheldering.
Nederland heeft een jonge traditie van hopeloze referenda. Met de hete adem van het volk in de nek hebben regering en parlement twee keer een kattenluikje opengezet voor een adviserend referendum.
Twee keer kreeg de regering het lid op de neus. Terwijl de roep om serieus te worden genomen alleen maar sterker is geworden, wordt het luikje nu weer dichtgeschroefd.
Ook volgende week is er weer een onmogelijk referendum. Ja of nee tegen de EU-Grondwet * in 2005 was al moeilijk, dat over het Oekraïne-verdrag* in 2016 was helemaal ingewikkeld. En het referendum over de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is eigenlijk niet te doen: het gaat over de geheim(zinnig)e diensten én onder de oppervlakte ook over de afschaffing van het raadgevend referendum zelf.
Hoedt u daarom voor winnaars volgende woensdagavond. De uitslag kan door die vermenging van onderwerpen door niemand betrouwbaar worden uitgelegd. Het kabinet heeft willen voorkomen dat er nog een referendum zou komen over de afschaffing van het raadgevend referendum.
Daardoor is het nu een onoverzichtelijke volksraadpleging. Paniek won het van vertrouwen in de wensen en wijsheid van de kiezer.
Waarom niet proberen te repareren?
Het kabinet zal opgelucht zijn als het ja zegeviert en de geheime diensten groen licht krijgen om hun netten nog breder uit te werpen. Maar ook dan verknalt de coalitie ‘t nodige in één beweging: pas het tweede raadgevend referendum is al belast met de haastige intrekking van de wet die datzelfde raadgevend referendum mogelijk maakt.
Dat is een lange neus naar de kiezer. Het kabinet had ook kunnen zeggen: we gaan proberen de jonge wet te verbeteren en meer ervaring opdoen met het instrument referendum. Kijken of we de vraagstelling voortaan kunnen verbeteren bijvoorbeeld.
Lokale verkiezingen gebruiken voor landelijke signalen is de enige tussentijdse uitlaatklep
Dat is niet gebeurd. De wet moest acuut uit de weg. Dat levert nu een onheldere situatie op.
Wie voor de ‘sleepwet’ is, maar tegen de afschaffing van het raadgevend referendum kan dat niet goed laten merken. Wie tegen de uitbreiding van de surveillance is, maar voor afschaffing van de huidige referendumwet evenmin.
Deze regering brengt weinig begrip op voor de behoefte van veel burgers om vaker te kunnen meepraten dan alleen bij gewone verkiezingen. De lokale en provinciale verkiezingen gebruiken voor landelijke signalen is de enige tussentijdse uitlaatklep. Dat is niet waarvoor ze bedoeld zijn.
Hoe vul je de democratie aan?
De discussie duurt al honderd jaar. Steeds draaien de argumenten rond in een cirkeltje. Tegenstanders van een vorm van referendum zeggen: waarom moet het volk per onderwerp meepraten? Volksvertegenwoordigers kan je al kiezen, zij kunnen met meer kennis van zaken namens de kiezer een afwegingen maken.
Bijkomende bezwaren: ondermijnt een volksuitspraak niet het gezag van het parlement? Mist een referendumuitspraak over één onderwerp niet de bredere afweging waar het parlement toe in staat is (of zou moeten zijn)?
Daartegenover staat de aanhoudende en groeiende behoefte van kiezers om meer betrokken te zijn, bij het vaststellen van een probleem en bij het bepalen van de oplossing. Die behoefte aan meer invloed wordt gevoed door ontevredenheid over hoe gekozen politici luisteren en vertegenwoordigen.
De staatscommissie-Biesheuvel, die in 1985 een belangrijk advies gaf over de kwestie, zag maar twee mogelijkheden om het huidige systeem van vertegenwoordigende democratie aan te vullen zonder het te beschadigen. De commissie bood de kiezers twee extra mogelijkheden * zich vaker uit te spreken dan alleen bij de vierjaarlijkse verkiezingen.
De commissie-Biesheuvel stelde onder andere een bindend correctief wetgevingsreferendum* voor. Als een wet al door de Eerste en Tweede Kamer was, kon het volk middels een referendum de overeenkomst nog terugfluiten.
Daar was een grondwetswijziging voor nodig. Toen die het tot twee keer toe niet haalde, hebben voorstanders van een vorm van volksraadpleging bij wijze van voorschot een raadgevend referendum voorgesteld. Dat kon zonder wijziging van de grondwet.
Hoe stelde de Kamer zich op?
Maar dit idee werd zowel bij het eenmalige EU-referendum als bij het Oekraïnereferendum grondig bedorven. Kamerfracties zegden toe zich naar de uitslag te zullen schikken. Met die toezegging verzaakten Kamerleden hun eed of gelofte om onafhankelijk te zullen oordelen. Zo hielpen zij bovendien mee aan invoering van een de facto bindend referendum zonder de noodzakelijke grondwetswijziging.
Kamerleden verzaken hun eed of gelofte om onafhankelijk te zullen oordelen
Ondanks die vrijwillige toezegging de uitslag te respecteren, namen zowel kabinet als Kamer de uitslag van het referendum niet echt serieus. Nadat de mening van het volk twee keer tegen de mening van de Kamermeerderheid en het kabinet inging, zocht het kabinet naar sluipwegen om de moeizaam bereikte Europese compromissen (over de Europese grondwet en het handelsverdrag met Oekraïne) te redden.
Beide verdragen kwamen er met een omweg.
In beide gevallen had de politiek haar verantwoordelijkheid moeten nemen en moeten uitleggen waarom men die verdragen steunde en waarom wijziging door alleen Nederland zo goed als onmogelijk was.
Door dat na te laten liet de politiek zien haar eigen functie niet te kennen. Kamer en kabinet voorkwamen hierdoor dat die eerste referenda de vertegenwoordigende democratie konden versterken, zoals de bedoeling was.
Gemodder met de honger naar meer democratie
Na het ‘mislukte’ referendum over de EU-grondwet dacht de politiek dat een groot deel van de kiezers tegen Europa was, terwijl uit opiniepeilingen het tegendeel bleek en blijkt. Het kiezersvolk voelde zich gewoon niet gehoord, maar dat wilde de politieke elite niet zien en niet horen.
Het gevolg van al deze misverstanden was: meer wantrouwen, ‘ze doen maar’-gevoelens en een extra impuls bij grote delen van de bevolking om juist wel nieuwe mogelijkheden te verlangen zich tussentijds te kunnen uitspreken.
Dit gemodder is het gevolg van een stelselmatig voorbij gaan aan de grondoorzaak van de democratische honger bij velen. De depolitisering van het politieke debat heeft ervoor gezorgd dat het heeft ontbroken aan open politiek debat, dat kiezers een gevoel van vertegenwoordigd zijn zou kunnen geven. Ook over nut en noodzaak van referenda is geen open, fundamenteel politiek debat gevoerd.
Tijdens de verzuiling waren de ideologische verschillen zo groot dat zwaar bevochten compromissen werden gesloten door de Leiders van de Zuilen. Daar kon niet meer echt over worden gedebatteerd in het parlement.
Met de komst van de latere kabinetten-Lubbers en Paars verdwenen de ideologische tegenstellingen. Politiek werd technocratisch bestuur met een ingebouwde neoliberale dienstregeling. De markt werd de maatstaf.
Dichte regeerakkoorden betekenden veel voldongen feiten en een zeer beperkte ruimte voor werkelijk politiek debat. En dus weinig kansen om de burgers mee te nemen met het gevoerde beleid.
En nu?
Het resultaat was groeiende onverschilligheid en een parade van protestpartijen, antisysteempartijen en populistische partijen. In de lokale politiek vulden plaatselijke lijsten het vertrouwensvacuüm.
Burgers zijn mondiger dan tijdens de verzuiling en kunnen makkelijker de voor hun belangrijke feiten verzamelen. De gevestigde politiek komt dus steeds moeilijker weg met haar dwingende definitie van wat problemen zijn, en haar keuze voor oplossingen.
De paniekerige afschaffing van het raadgevend referendum is een voorlopig dieptepunt in de ontkenning van de in zichzelf gekeerdheid van het ambtelijk-politieke systeem in Den Haag.
De stok van het anti-establishment
Voor de commissie-Beusheuvel was een bindend correctief wetgevingsreferendum een stok achter de deur voor het parlement om uit zichzelf een open, echt politiek debat te voeren. Het is er niet gekomen. Baudet en Wilders, Denk, Nida en Leefbaar zijn nu die stokken. Maar tot een open debat heeft het nog niet geleid.
Waar leiden deze overwegingen toe, nu het referendum over de inlichtingendiensten voor de deur staat? De wet treedt 1 mei in werking. Het is een ongelukkig referendum met een slechte toekomst – coalitiepartner Sybrand Buma (CDA) heeft al gezegd dat hij zich dit keer niets wil aantrekken van een eventueel nee.
Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken (D66) heeft politiek correct gezegd dat de regering de uitslag serieus zal nemen. Maar het regeerakkoord is stellig.
Of je je stem mede laat bepalen door je opvattingen over het referendum als democratisch instrument is een persoonlijke keus.
De minister heeft politiek correct gezegd de uitslag serieus te nemen. Maar het regeerakkoord is stellig
Zoals het ook een persoonlijke afweging vraagt om een opvatting over de ingewikkelde Wiv-wet, de voorgaande wet die nu geldt én de uitvoering die de AIVD en de MIVD zullen geven aan hun nieuwe bevoegdheden.
Zowel de minister* als verschillende media en actiegroepen hebben hun ordening van de feiten gegeven. Bits of Freedom, dat strijdt voor digitale burgerrechten, heeft het optreden van de minister in Nieuwsuur op een aantal punten weerlegd.*
Er is ook een referendumstemwijzer die laat zien in welke mate u het met de instincten van de regering eens bent.
Het is een flinke kluif om een afweging te maken en een persoonlijke stem uit te brengen. Maar maak het de tegenstanders van iedere vorm van referendum niet te makkelijk door niet te gaan stemmen – doordachte afwezigheid kan makkelijk worden uitgelegd als gebrek aan belangstelling voor het referendum.
Sterkte.
In mijn Politiek Dagboek probeer ik achtergrond te geven bij het nieuws over politiek en democratie. Het zijn persoonlijke notities bij de actuele gang van zaken. Volgende week kan de invalshoek weer anders zijn.