In Amsterdam-Oost beheren bewoners zélf het gemeentebudget
Minder dan de helft van de kiezers zegt op 19 maart te gaan stemmen voor de gemeenteraad. Maar in de Indische Buurt in Amsterdam-Oost is de democratie springlevend: daar controleren bewoners hoe de gemeente haar geld uitgeeft. Een idee uit Brazilië.
Eenmaal trek je de conclusie: een gemeenteraad met macht is een illusie. Ga maar na: omdat veel geld ‘gelabeld’ is, kan een gemeenteraad slechts over 10 procent van het gemeentebudget beslissen. En als een gemeente meer te doen krijgt omdat de landelijke overheid besluit haar taken over te hevelen, zijn het meestal niet de gekozen raadsleden die aan invloed winnen.
Integendeel: juist ongekozen ambtenaren, experts en marktpartijen krijgen het dan voor het zeggen. Voor veel raadsleden is het raadswerk simpelweg te specialistisch geworden. En daardoor veel te complex. De gemeente wordt zo steeds meer een uitvoeringskantoor van het Rijk. De gemeenteraad, die dit loket moet controleren, komt in de marge terecht.
Wil je toch gaan stemmen op 19 maart? Doe dat dan niet omdat het zin heeft, maar om te laten zien dat het zin zou moeten hebben. Als steuntje in de rug voor de lokale politici die namens jou als een lokale consumentenbond over je belangen waken.
Dat waren enkele conclusies uit het artikel dat ik vorige week schreef. Ontnuchterend, vonden veel lezers. Maar ook: herkenbaar, begrijpelijk. Want, hoe zou je het doen als je zelf raadslid was?
Er is alleen al zo’n wirwar aan heffingen en belastingen, dat het onbegonnen werk lijkt om na te gaan waar al dat geld precies naartoe gaat. Laat staan om te bepalen of die centen goed worden besteed.
Zo kregen alle Amsterdammers onlangs deze krant in de bus:
Probeer als volksvertegenwoordiger maar eens te controleren of de vermakelijkhedenretributie - drie keer de woordwaarde - wel goed besteed wordt. En probeer zulke keuzes vervolgens maar eens tot politieke keuzes te herleiden.
Meer roerende ruimtenbelasting, en minder precariobelasting? Wie het weet mag het zeggen.
Het ei van Columbus komt uit Brazilië
Hoe krijg je als burger meer grip op hoe de overheid geld uitgeeft? In de Indische Buurt, in Amsterdam-Oost, menen ze het ei van Columbus te hebben gevonden. In Brazilië, om precies te zijn.
Daar worden budgetten al sinds 1979 op buurtniveau door burgers gecontroleerd. Zij controleren zo of er geen geld wegvloeit in verkeerde zakken en krijgen inzicht in waar het geld precies naartoe gaat. Vervolgens vertellen burgers aan politici waar zij het heen zouden sturen. Ze dwingen zo de overheid om transparant te zijn over de besteding van haar middelen. Het vormt een krachtig middel in de strijd tegen corruptie.
We stellen gewoon een heleboel vragen over de cijfers die we voor ons hebben
Een groep bewoners uit de Indische Buurt bezocht in 2011 een aantal van deze budgetmonitoringprojecten, en nodigden de Brazilianen uit om hen in Amsterdam te komen onderwijzen. Firoez Azarhoosh, initiatiefnemer en spilfiguur van buurtcentrum de Meevaart, was vanaf het begin bij de uitwisseling betrokken. Hij kwam lyrisch terug uit Brazilië. ‘We zijn gewoon een beetje verliefd geworden op dit model.’
Het werkt simpel: je print de begroting van de lokale overheid uit, en spreekt met een groep bewoners een tijd lang af om elke week een aantal posten door te spreken. ‘We stellen tijdens die sessies gewoon een heleboel vragen over de cijfers die we voor ons hebben,’ legt workshopleider Marjan Delzenne uit. ‘Waar komt dit geld vandaan? Hoe wordt het besteed? En kan het anders worden uitgegeven?’
Namens stichting Budgetmonitoring spant zij zich in om de Braziliaanse methode overal in Nederland te introduceren. ‘Zulke documenten bestaan doorgaans uit een heleboel diagrammen en cijfers. De afkortingen en het bestuurdersjargon nodigen burgers niet bepaald uit tot lezen. Wij zorgen voor begeleiding, en koppelen de vragen die de begroting oproept terug aan de ambtenaren, die ons de cijfers verstrekt hebben.’
Nobel, maar saai?
Dat alles klinkt natuurlijk reuze nobel, burgers die vrijwillig de kasboeken van de overheid controleren. Maar, eerlijk is eerlijk, het lijkt ook wat saai, al die boekhouderij. Iets voor notoire cijferfetisjisten.
Hoe deed een serie bijeenkomsten waar begrotingen worden doorgevlooid bij Firoez Azarhoosh de liefde ontluiken? ‘Wij kijken niet door de bril van een accountant of een politicus naar deze cijfers. We zijn eerder een soort lokale mensenrechteninstantie. We bepalen met elkaar onder welke standaard niemand in onze buurt mag zakken. Je kunt een dakloze hier niet laten creperen. Zo kijken we ook naar het buurtbudget. Natuurlijk wil de ondernemersvereniging meer geld krijgen, maar de vraag is of dat essentieel is. Dat geld kan bijvoorbeeld ook naar extra begeleiding voor scholieren met adhd.’
We bepalen met elkaar onder welke standaard niemand in onze buurt mag zakken. Je kunt een dakloze niet laten creperen. Zo kijken we ook naar het buurtbudget
Maar wacht even. Prioriteiten stellen aan de besteding van publiek geld. Dat is toch het werk van politici? Azarhoosh: ‘Ja, maar die hebben ons daarbij nodig. Wij zijn hun ogen en oren. Als buurtbewoners houden we goed in de gaten hoe dit geld besteed wordt.’
Om mee te kunnen doen aan de werkgroep moet je wel aan een aantal criteria voldoen. ‘We zoeken bijvoorbeeld geen mensen die puur voor hun eigen gewin in zo’n comité zitten, om bijvoorbeeld hun eigen organisatie te bevoordelen. Natuurlijk hebben we allemaal onze stokpaardjes, maar die moeten we vergeten als we hier aan het werk gaan.’
Voor ze de boeken openen, bepalen de vrijwilligers welke prioriteiten er in de buurt zijn. ‘In de Indische Buurt is werkloosheid een groot probleem,’ vertelt cursusleider Delzenne. ‘Nu is het natuurlijk gemakkelijk om te roepen dat er meer geld naar werkgelegenheidsprojecten moet gaan. Maar waar betaal je dat van? Door goed in de boeken te kijken, ontdekten we dat lang niet al het gebudgetteerde geld ook echt wordt uitgegeven. Met dit weglekkende geld kun je bijvoorbeeld zestig nieuwe leerwerktrajecten starten. Of je kunt honderd buurtbewoners trainen in bedrijfshulpverlening. Dat soort adviezen hebben we dan ook in onze eigen buurtbegroting opgenomen.’
De groep ontdekte ook dat veel contracten die het stadsdeel ooit heeft afgesloten, soms jarenlang automatisch werden verlengd. ‘Zo betaalt het stadsdeel de huur van een gebouw dat al jaren leegstaat. Kun je daar niet iets nuttigers mee doen?’, vraagt deelnemer Azarhoosh zich retorisch af.
Tijdens een goedbezochte bijeenkomst, op 6 maart jongstleden, presenteerde de werkgroep haar alternatieve begroting aan de ambtenaren en bestuurders van stadsdeel Oost. Onder de kopjes werk, zorg, samenleving en ruimte presenteerden ze alternatieve manieren om het beschikbare geld te besteden.
Jeroen van Spijk was ook aanwezig bij de presentatie. Tot de verkiezingen is hij namens D66 wethouder in het stadsdeel, met Financiën in zijn portefeuille. ‘Toen ik in 2010 begon, had ik als ideaal de overheid transparanter te maken.’ De lange wethouder beent naar de boekenkast in zijn kantoor.
Hij pakt er een vuistdik boekwerk uit. De pagina’s staan vol met cijfers over het reilen en zeilen van alle stadsdelen. ‘Zo communiceerden we tot nu toe met onze burgers. Wie dat wil, kon dit boekwerk bestellen. Dan ben je op papier wel transparant. Maar intussen heeft niemand natuurlijk zin om door honderden pagina’s met tabellen en grafieken te grasduinen. Laat staan dat je begrijpt wat er allemaal staat.’
Van verkokering naar buurtniveau
Dat kan beter, dacht hij. Terwijl bewoners als Firoez Azarhoosh zich in een zaaltje in de Indische Buurt bekwaamden in het lezen van begrotingen, investeerde hij als bestuurder in het ontsluiten van de beschikbare cijfers.
Het leidde tot een website, waar tot op straatniveau precies is terug te zien waar het stadsdeel haar geld aan uitgeeft. Hij veegt met grote gebaren over zijn iPad om dit te tonen. ‘Het is soms nog steeds even puzzelen, hoe zo’n systeem werkt. Maar zeg nu zelf, dit is toch vele malen beter dan zo’n dik boek vol tabellen?’
De wethouder liet ook enkele kaarten maken waar de uitslagen van enquêtes onder bewoners in verwerkt waren. ‘De grote winst hiervan was dat we precies zagen waar de knelpunten zaten. Vroeger werkten we in verschillende beleidskokers. Zorg bijvoorbeeld, of wonen. Nu werken we in stadsdeel Oost in 31 buurteenheden, van elk zo’n 4.000 inwoners. In elk van die buurten kunnen we de aandachtspunten en de ingezette middelen nu naast elkaar zien. Zo was er een buurt waarvan we dachten dat we de boel mooi op de rails hadden. Dat bleek tegen te vallen: de buurt scoorde in de evaluatie slechter dan verwacht. De stadsdeelraad heeft toen meer geld voor deze wijk vrijgemaakt, om de problematiek met jongeren sneller aan te kunnen pakken. Volgend jaar zien we of dat gelukt is.’
De volgende stap was om buurtbewoners niet alleen om een evaluatie te vragen, maar ook te laten meedenken. ‘We hebben enkele buurtplatforms, waar we geregeld met bewoners spreken. En we hebben ook een tool op de website staan, waarmee bewoners hun prioriteiten kunnen aangeven. Daar moeten we vervolgens iets mee.’
Hoe vonden de raadsleden in zijn stadsdeel het eigenlijk dat hun wethouders direct met burgers over de budgetten in gesprek gingen? ‘In het begin kreeg ik wel wat vragen. Zo van ‘wat is dat nu, Jeroen? Gaan die burgers nu ons werk zitten doen?’ De meesten zien er intussen wel de meerwaarde van in. Maar uiteindelijk blijft de raad de plek waar gekozen moet worden tussen verschillende belangen. Dat kun je nooit aan dit soort burgerinitiatieven overlaten.’
Is dit nu echte democratie of bezigheidstherapie?
De winst van al deze inspanningen is volgens Van Spijk vooral dat burgers nu over dezelfde informatie beschikken als de politici die hen besturen. ‘Zo moet het natuurlijk zijn, in een open samenleving.’
De wethouder exporteert zijn werkwijze al naar tal van andere stadsdelen en gemeenten. ‘Op de plek waar jij nu zit, heb ik al 32 groepen met ambtenaren en bestuurders uit het hele land ontvangen, die ook zo willen gaan werken.’
Toch verschijnen er niet alleen maar juichverhalen. Het Parool bezocht een van de bijeenkomsten van de werkgroep. De sfeer werd als ‘landerig’ omschreven. De leden van de werkgroep herkennen zich daar niet in, en vragen bezorgd of er op De Correspondent opnieuw zo over hun werk zal worden geschreven.
Tja. Is dit geen bezigheidstherapie voor pietjes precies met te veel tijd? De vraag is wel te begrijpen, bij zoveel boekhoudkundige huisvlijt.
En toch: burgers stellen wel interessante lekenvragen bij zaken die voor een ambtenaar of politicus vanzelfsprekend zijn. Zo zit het grootste deel van het geld dat bij de gemeente binnenkomt ‘vast’ in allerlei potjes. Dat betekent dat ook als dat politiek wenselijk is, geen andere bestedingen gedaan kunnen worden dan het ‘label’ voorschrijft.
Parkeerbelasting moet in mobiliteit worden gestopt, bijvoorbeeld. En dus verschijnen er telkens nieuwe rotondes en verkeersborden. Zelfs als de noodzaak daartoe ontbreekt. De budgetcontroles van deze burgers hebben de potentie om politici gemeenschapsgeld zo te laten uitgeven dat het de prioriteiten van bewoners dient, in plaats van de bureaucratische werkelijkheid.
Dat er burgers zijn die zich laten uitdagen door de complexiteit van onze hoogontwikkelde samenleving, in plaats van dat ze erdoor verlamd of verveeld raken, dat stemt dus wel hoopvol. De rol van de gemeenteraad mag dan kleiner worden, de actieve bewoners van de Indische Buurt laten zien dat er ook andere manieren zijn om het werk van de overheid te controleren.
Gezegend is het land waar burgers in hun vrije tijd de overheid in de gaten houden. Althans: beter dan andersom.