Empathie is niet de oplossing, maar de oorzaak van onze grootste problemen

Rutger Bregman
Correspondent Vooruitgang
De foto's in dit stuk zijn afkomstig uit de serie 'Far South, chapter 1' van Giulia Piermartiri en Edoardo Delille, gemaakt op de grens tussen Amerika en Mexico. Onderaan het stuk kun je meer informatie over deze serie vinden.

Mensen zijn van nature geneigd om anderen te helpen. We zijn hartstikke empathisch, al op jonge leeftijd, zo blijkt uit steeds meer wetenschappelijk onderzoek. Maar dat is niet alles. Empathie en vreemdelingenhaat zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Dit artikel gaat over de gespletenheid van de mens.

In de eerste plaats gaat het over een prachtig inzicht: ieder van ons is ten diepste geneigd tot naastenliefde en empathie.

In de tweede plaats gaat het over een harde waarheid: van nature zijn we vreemdelingenhaters.

En nu komt het: deze twee inzichten spreken elkaar niet tegen. Integendeel, ze zijn onlosmakelijk verbonden.

Een baanbrekend artikel

Even voorstellen: Kiley Hamlin, psychologe aan de universiteit van British Colombia. Hamlin weet als geen ander hoe ruzies uitbarsten, samenlevingen uiteenvallen en oorlogen uitbreken.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik om een iets andere reden geïnteresseerd was geraakt in haar werk. Hamlin had met twee collega’s gepubliceerd over het morele kompas van baby’s. Voor mij was het helemaal leuk, want het artikel paste perfect in mijn vrolijke mensbeeld. De psychologe toonde aan dat baby’s al vanaf zes maanden (!) het verschil kennen tussen goed en kwaad. En nog mooier: ze geven de voorkeur aan het goede.

Nu vraag je je misschien af hoe Hamlin dat zo zeker wist - baby’s kunnen immers vrijwel niets. Een muis kan tenminste nog door een doolhof rennen, maar baby’s?

Eén ding kunnen ze wel: kijken. En dus besloten de onderzoekers het ene na het andere toneelstuk op te voeren. Ze onderzochten bijvoorbeeld naar welke pop baby’s reiken als je een poppenkast opvoert waarin één figuur behulpzaam is, en een ander een rotzak.

Wat bleek? De helper was steeds favoriet. ‘Dit was geen subtiele statistische trend’, een van de onderzoekers. ‘Vrijwel alle baby’s strekten hun armen uit naar de goedzak.’

En vergis je niet: dit was niet zomaar een feitje. Het was een wetenschappelijke doorbraak. Eeuwenlang was louter gespeculeerd over hoe baby’s naar de wereld kijken, maar nu was er bewijs voor een aangeboren moraal. We zijn geen onbeschreven blad. We geven in de wieg al de voorkeur aan het goede - dat zit in onze natuur.

Maar toen verdiepte ik me verder in het babyonderzoek. En al snel was ik minder vrolijk.

Een deprimerende ontdekking

Er zit namelijk nog iets in onze natuur: vreemdelingenhaat.

Het was Karen Wynn, een collega van Hamlin aan de universiteit van Yale, die een paar jaar later op het experiment bedacht. Wynn en haar team zetten hun baby’s twee schaaltjes voor. Een met groene bonen en een met stukjes koek. Vervolgens werden ze voorgesteld aan twee poppen: een die van bonen hield en een die verzot was op koekjes.

Natuurlijk kozen de baby’s massaal voor de pop met dezelfde smaak. Maar daar bleef het niet bij. Hun voorkeur bleef zelfs in stand als de baby’s het toneelspel zagen waarin de pop met dezelfde smaak een rotzak bleek, en de andere pop een brave borst.

‘Waar we keer op keer op stuiten’, Wynn, ‘is dat baby’s het gemene individu verkiezen boven het individu met een andere mening.’

Hoe deprimerend wil je het hebben?

Deze ontdekking past in waaruit blijkt dat kinderen al voordat ze kunnen praten een hekel hebben aan vreemde gezichten, vreemde talen en vreemde accenten. We worden geboren als xenofoben.

Hoe zit het met peuters?

Sinds dat eerste paper van Hamlin & co. zijn over de hele wereld studies gedaan naar het morele kompas van baby’s. Het is een fascinerend onderzoeksveld dat nog wel

Het probleem met dit soort onderzoek is namelijk dat baby’s nogal dom zijn. En snel afgeleid. Dat maakt het heel lastig om betrouwbare experimenten te ontwerpen.

Gelukkig zijn mensen 1,5 jaar na hun geboorte al een stuk slimmer en dus ook makkelijker te bestuderen. Neem het werk van de Duitse psycholoog Felix Warneken. Toen hij als student voorstelde om te onderzoeken hoe behulpzaam peuters zijn, moesten zijn docenten er niets van hebben. Peuters zijn egoïsten, was de consensus. En wat wist Warneken er nou van? Hij was

Maar de jonge wetenschapper liet zich niet uit het veld slaan. Warneken zette een reeks experimenten op die inmiddels over de hele wereld zijn herhaald – met steeds dezelfde resultaten. Wat blijkt: kinderen van nog maar anderhalf jaar oud willen dolgraag anderen helpen. Zelfs als je ze laat rondspringen in een ballenbak zullen ze met liefde hun spel onderbreken om een vreemdeling

Ze hoeven er niet eens een beloning voor. Sterker nog: als je peuters een snoepje of speeltje geeft, zullen ze in het vervolg minder vaak helpen. Daar

Een practicum racisme

Maar dan nu het slechte nieuws: kinderen zijn ook gemakkelijk tegen elkaar op te zetten.

En dat weten we eigenlijk al heel lang. Op 5 april 1968, een dag na de moord op Martin Luther King, besloot de lerares Jane Elliott een praktijkles racisme te geven aan 28 kinderen op een kleine school in Riceville, Iowa. Wat volgde was een van de meest controversiële experimenten in de Amerikaanse geschiedenis.

‘Kinderen met bruine ogen zijn betere mensen’, begon ze. ‘Ze zijn schoner en slimmer.’ Met grote letters schreef Elliott het woord MELANINE op het bord. Melanine, zei ze, is het stofje dat mensen intelligent maakt. Kinderen met donkere ogen hebben er meer van en zijn dus slimmer. Kinderen met blauwe ogen, vervolgde Elliott, ‘zitten maar wat en doen niets’.

Het effect In no time begonnen de bruinogen zich neerbuigend te gedragen, terwijl de blauwogen hun zelfvertrouwen verloren. Een pienter meisje begon fouten te maken tijdens de rekenles. In de pauze kwamen drie vriendinnetjes met bruine ogen op haar af. ‘Je moet sorry zeggen omdat je ons in de weg zit en omdat wij beter zijn’, zei een van hen.

In no time begonnen de bruinogen zich neerbuigend te gedragen, terwijl de blauwogen hun zelfvertrouwen verloren

Het meisje wist niet hoe snel ze haar excuses moest maken.

Natuurlijk, dit was geen wetenschappelijk experiment. Elliott om de kinderen tegen elkaar op te zetten. De vraag is dan ook: wat zou er gebeuren als je kinderen opdeelt in groepen, maar verder niets doet?

In de herfst van 2003 ging een team van psychologen met die vraag aan de slag. Ze benaderden twee dagverblijven in Texas. Hun verzoek: of ze alle kinderen – van slechts drie tot vijf jaar oud – een blauw of rood shirt

Het experiment duurde slechts drie weken, maar dat was genoeg. Dit keer was het resultaat minder schokkend: zolang de volwassenen geen aandacht schonken aan de kleuren, waren de peuters er ook niet mee bezig. Maar dat neemt niet weg dat ze een groepsgevoel ontwikkelden. Achteraf zeiden ze dat hun eigen kleur ‘slimmer’ en ‘beter’ was. En als de volwassenen de verschillen wél benadrukten (‘Goedemorgen, blauwtjes en roodjes!’), was het effect nog sterker.

De harde les is dat peuters niet kleurenblind zijn. Ze zijn gevoeliger voor verschillen dan de meeste volwassenen zich realiseren. Toegegeven, racisme en vreemdelingenhaat worden maar al te vaak aangewakkerd door de boze buitenwereld. Maar we worden evengoed geboren met een xenofobie-knop in ons hoofd.

Er hoeft alleen maar op gedrukt te worden.

Wanneer begint discriminatie?

De hamvraag: hoe hard moet je op die knop drukken?

Stel, je deelt een groep in tweeën en voegt steeds één verschil toe - een muts, een liedje, een hobby, weet ik wat. Wanneer zullen de groepen elkaar gaan discrimineren? Waar ligt de grens?

Het antwoord: er ís geen grens.

Het kleinste verschil is al genoeg, Je kunt mensen een ander sjaaltje geven en, ja hoor, ze ontwikkelen een groepsgevoel. Je kunt een muntje opgooien, mensen volkomen willekeurig indelen en jawel, ze gaan de andere groep discrimineren.

Conclusie: er is om mensen tegen elkaar op te zetten. Je kunt het zo gek niet bedenken of er valt een groepsgevoel van te brouwen. Dat geldt voor kinderen en volwassenen, mannen en vrouwen, analfabeten en professoren. Er zit iets in ons brein dat op hol slaat als je zegt: ‘Jij hoort in die groep.’

Liefde voor onze vrienden en afkeer van vreemden zijn zelfs op hormonaal niveau verbonden

Liefde voor onze vrienden en afkeer van vreemden zijn zelfs op hormonaal niveau verbonden. Zo was er aanvankelijk veel enthousiasme toen biologen ontdekten dat het hormoon ‘oxytocine’ een cruciale rol speelt bij de liefde van een moeder, bij vriendschap en in de romantiek. Spuit een beetje oxytocine in de neus van je date, en het zou zomaar een leuke avond kunnen worden.

Je zou zeggen: laat de overheid dat spul met helikopters over de massa’s sproeien. Oxytocine maakt je zachter en liever, rustiger en vrediger. Het wordt ook wel het ‘knuffelhormoon’ genoemd, ‘de melk van menselijke vriendelijkheid’ – en zo zijn er nog wat kleffe termen.

Maar toen kwam de schok. Uit bleek dat we oxytocine evengoed het ‘haathormoon’ of de ‘melk van de menselijke weerzin’ kunnen noemen. Het vergroot namelijk niet alleen de liefde voor vrienden, maar ook de afkeer van vreemden.

Empathie als wondermiddel

Waar zit de nooduitgang?

Hoe kunnen we onszelf behoeden voor onze afkeer van elkaar?

Ik dacht lange tijd dat ik het antwoord wel wist. Het leek zo logisch. Als we afgaan op wat popsterren en premiers, Oprah Winfrey en Jesse Klaver zeggen, dan is er één medicijn: empathie. Heel veel empathie.

Oftewel: we moeten uit onze bubbel stappen, en in de schoenen van de ander. We moeten voelen, hoe het is om de vreemdeling te zijn.

En het goede nieuws luidt: we zijn hier goed in. Mensen zijn emotionele stofzuigers. Ik heb er zelf het meeste last van in het vliegtuig, als ik een zielige film kijk en (Ik moet de film regelmatig op pauze zetten, om te voorkomen dat een medepassagier me begint te troosten.)

Maar toen verscheen van een van die babyonderzoekers. Zijn naam? Paul Bloom. Als mensen hem vragen waar zijn boek over gaat, antwoordt hij: ‘Het gaat over empathie.’

Dan wordt er geglimlacht en geknikt totdat hij eraan toevoegt:

‘Ik ben ertegen.’

Bloom is bloedserieus. Volgens de professor is empathie geen warme zon die de wereld verlicht. Het is een schijnwerper. Een zoeklicht. Empathie is steevast gericht op een specifiek persoon of een enkele groep uit je eigen bubbel. Terwijl je de emoties van de enkeling opzuigt, verdwijnt de rest van de wereld naar de achtergrond.

Laat ik een simpel voorbeeld geven. De Amerikaanse psycholoog Daniel Batson een verdrietig verhaal aan een reeks proefpersonen: Sheri Summers, een meisje van tien, heeft een dodelijke ziekte. Ze staat op de wachtlijst voor een behandeling die haar leven kan redden, maar ja, de klok tikt. Batson legde de deelnemers uit dat ze haar hoger op de lijst mochten zetten, maar vroeg hun ook zo objectief mogelijk te kijken.

Wat bleek? De meesten peinsden er niet over haar voor te trekken. De proefpersonen begrepen dondersgoed dat er nog andere zieke kinderen op de wachtlijst stonden.

Toen kwam de twist. Batson vroeg een tweede groep om zich voor te stellen hoe Sheri zich zou voelen. Is het niet hartverscheurend, zo’n klein meisje, zo ziek?

Eén scheutje empathie was genoeg. Ineens wilde de meerderheid haar wél voortrekken. En bedenk: dit was een nogal dubieus besluit. De schijnwerper op Sheri kon immers de dood van andere kinderen betekenen, die nota bene nog langer hadden gewacht.

Misschien dat je nu denkt: ‘Precies! En daarom hebben we nóg meer empathie nodig.’ We moeten ons niet alleen inleven in Sheri, maar in alle kinderen op alle wachtlijsten in de hele wereld. Meer emotie, meer gevoel, meer empathie!

Maar dat kan dus niet. Zo werkt een zoeklicht niet. Probeer het maar: verplaats jezelf in de schoenen van één persoon.

En nu van honderd.

En nu van een miljoen.

En nu van zeven miljard.

Onmogelijk.

Pijnlijk, maar waar

De harde waarheid is dat empathie en xenofobie twee kanten van dezelfde medaille zijn.

Empathie werkt vooral bij mensen van dichtbij, uit onze eigen bubbel. Mensen die we kunnen ruiken, zien, horen en voelen. Het werkt bij onze familie en vrienden, de zwervers voor onze eigen supermarkt en de fans van dezelfde happy hardcore.

Het werkt ook bij mensen die we kunnen zien op televisie, en dan vooral als de camera inzoomt. Of denk aan onze huisdieren. Hoeveel geven we niet uit aan onze puppy’s en poezen, terwijl we ons tegelijkertijd volproppen met hamburgers en worsten van koeien en varkens die buiten ons zicht

Ineens realiseerde ik me waar empathie nog het meest op lijkt: het nieuws. Ook het nieuws is immers een schijnwerper. En waar empathie je misleidt door in te zoomen op de enkeling, zo begoochelt het nieuws je door te focussen op de uitzondering (Ongeluk! Aanslag! Oorlog!).

Het wordt nog erger als empathie en nieuws samenkomen. Dit is de manier waarop oorlogen beginnen. Kijk bijvoorbeeld naar wat er gebeurde na 11 september 2001:

  • De media sloegen op hol en berichtten over weinig anders.
  • Er was een explosie van medeleven met de slachtoffers.
  • Ondertussen werd in het wilde weg gegeneraliseerd over ‘moslims’ en ‘terroristen’.
  • Tegelijkertijd ontstond de roep om wraak: deze misdaad moest en zou worden vergolden.
  • Politici als Dick Cheney en Donald Rumsfeld maakten handig gebruik van de situatie: zij konden een oorlog beginnen waar ze al jaren van droomden.
  • Het resultaat: honderdduizenden doden, een regio in puin, de geboorte van ISIS

Eén ding is zeker: wie naar een betere wereld verlangt, heeft weinig aan empathie. Integendeel, empathische mensen zijn Empathie zit vergeving in de weg, omdat mensen die zich sterker inleven in de slachtoffers ook

Eigenlijk is het mechanisme steeds hetzelfde: we zetten een felle schijnwerper op onze naasten en raken verblind voor het perspectief van onze vijanden. Zo beginnen ruzies, breken oorlogen uit en vallen samenlevingen uiteen.

Tijd voor de verlosser

Maar als empathie ons niet kan helpen, wat dan wel?

Maak kennis met Matthieu Ricard. We hebben het hier over een boeddhistische monnik met een fabelachtige controle over zijn gedachten. Mocht je daar ook behoefte aan hebben: even geduld graag, want Ricard heeft er minstens 50.000 uur voor gemediteerd.

Niet lang geleden werd hij uitgenodigd door neuroloog Tania Singer, voor een ochtend in haar hersenscan. Singer vroeg zich af wat er in ons brein gebeurt als we empathie ervaren. En belangrijker nog: ze vroeg zich af of er een alternatief is.

Matthieu Ricard had de avond ervoor nog een documentaire gezien over eenzame weeskinderen in een Roemeens tehuis. Dus toen zijn brein in de scanner werd geschoven, vroeg Singer hem om terug te denken aan die lege ogen. Die magere lijfjes. Zo intens mogelijk probeerde Ricard zich voor te stellen hoe het voor de Roemeense kinderen moet zijn geweest.

Na een uur was hij opgebrand.

Want dat is wat empathie met mensen doet. Het is doodvermoeiend. Voor vroeg Tania een groep proefpersonen een week lang iedere dag een kwartier hun ogen te sluiten en zo veel mogelijk empathie te voelen.

Veel langer hadden ze het niet volgehouden. De deelnemers stonden aan het einde van de week stuk voor stuk somberder in het leven. Eén vrouw zei dat ze nog maar één ding zag als ze om zich heen keek in de trein. Leed.

En dus gooiden Singer en Ricard het na die eerste sessie over een andere boeg. Weer dacht de monnik aan de Roemeense kinderen, maar nu leefde hij zich niet in. Nu deed hij waar hij jarenlang op had geoefend. Hij voelde niet mee met de kinderen, maar voelde voor hen. Hij probeerde niet in hun schoenen te staan, maar behield juist afstand. Vervolgens riep hij zo veel mogelijk warmte, zorg en liefde op.

Singer kon het verschil meteen zien op haar hersenscan. Er werden totaal andere delen van het brein geactiveerd. Empathie activeert vooral de ‘anterior insula’, net boven ons oor, terwijl nu de ‘corpus striatum’ en de ‘orbitofrontale cortex’ oplichtten.

Wat was er aan de hand? Psychologen noemen Ricards houding ook wel ‘compassie’. En in tegenstelling tot empathie kost compassie geen energie. Integendeel, de monnik voelde zich er een stuk beter door.

Compassie is beheerster, afstandelijker en constructiever. En belangrijker nog: het helpt je om in actie te komen

Compassie is beheerster, afstandelijker en constructiever. Het laat je niet delen in het lijden van de ander, maar helpt je wel diens leed te zien. En belangrijker nog: het helpt je om in actie te komen. Compassie geeft energie. Want zeg nu zelf: als een kind bang is voor het donker wil je als ouder niet in een hoekje van de kamer meehuilen (empathie). Nee,

Moeten we dan allemaal gaan mediteren als Matthieu Ricard? Misschien dat je het zweverig vindt klinken, maar er zijn die denken dat we onze compassie zo kunnen trainen. Het menselijk brein is nogal kneedbaar. En als we naar een fitnessclub gaan voor ons lijf, waarom zouden we dan niet hetzelfde doen voor onze geest?

Compassie-meditatie je sluit je ogen en denkt aan wie dicht bij je staat. Vervolgens zoom je niet in op je geliefden, maar maak je de kring juist groter. Van familie naar vrienden. Van vrienden naar kennissen. Van kennissen naar landgenoten. Van landgenoten naar alle wereldbewoners. Van alle wereldbewoners naar alle levende wezens.

Op die manier is compassie geen flikkerend zoeklicht. Het is een felle zon die de hele wereld verlicht.

Compassie is een spier die je kunt trainen

Het slechte nieuws: niemand wordt geboren met compassie voor alles en iedereen.

Het goede nieuws: we kunnen het allemaal leren.

Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik het geprobeerd heb, maar met weinig succes. Om de een of andere reden is er altijd nog een mailtje, tweet of kattenfilmpje dat mijn onmiddellijke empathie vereist voordat ik aan m’n dagelijkse dosis compassie toekom. En 50.000 uur mediteren? Sorry hoor, maar sommige mensen hebben nog een leven.

Gelukkig is er een andere manier om uit te zoomen. Zelfs als het niet lukt om compassie voor alles en iedereen te voelen, hebben we een alternatief: ons verstand.

De rede. De ratio. Ons vermogen om te relativeren. Ons vermogen om realistisch naar de wereld te kijken.

Ook hier hebben we het over een totaal ander psychologisch proces, waarbij Als we iemand met ons verstand proberen te begrijpen, activeert dat vooral de ‘prefrontale cortex’, net achter ons voorhoofd.

Ik weet ook wel: er zijn inmiddels talloze studies waaruit blijkt dat die cortex in duizend-en-één gevallen niet zo lekker werkt. Dat we vaak helemaal niet rationeel handelen. En elke keer worden die onderzoeken breed uitgemeten in de pers. Waarom? Simpel: omdat rationaliteit het water is waarin we zwemmen.

In het dagelijks leven gebruiken we voortdurend rationele argumenten en bewijzen. We hebben een samenleving gebouwd die barst van de wetten, regels en afspraken. Mensen kunnen veel beter denken dan we denken. Ons verstand is niet een dun laagje vernis dat onze emotionele natuur bedekt. Het is een essentieel onderdeel van wie we zijn. Het maakt ons tot mens.

En één aspect is cruciaal: in tegenstelling tot empathie hoeft begrijpen niet te betekenen dat je ook begrip hebt. Je kunt een fascist, een terrorist of een liefhebber van Gilmore Girls prima begrijpen zonder zelf een fascist, terrorist of cultuurbarbaar te worden. Iemand op rationeel niveau begrijpen is een vaardigheid. Het is een spier die je kunt trainen.

De militie plaatst geheime camera’s om inzicht in de routes van illegale immigranten en smokkelaars te krijgen.

Een steeds grotere kring van naasten

Wie een beetje uitzoomt, ziet dat we in de afgelopen eeuwen langzaam in die richting zijn gegaan. Ooit maakten we ons alleen druk over onze eigen familie of stam. Maar onze kring van naasten is gegroeid. Van dorpen naar provincies. Van sektes naar religies. Van naties naar de Verenigde Naties.

Onlangs werd 26.000 jongeren uit 181 landen naar de factor die hun identiteit het sterkst bepaalt. Het populairste antwoord? Niet nationaliteit. Niet etniciteit. Niet religie, ideologie of filosofie. Nee, de meeste jongeren zetten een kruisje bij ‘Ik ben een wereldburger’.

De filosoof Peter Singer sprak jaren geleden al van de ‘Groeiende Cirkel’. En als we Singer mogen geloven, kunnen we niet ver genoeg gaan. Hij dat het verkeerd is om 40 dollar te doneren voor de opleiding van een schattige blindengeleidehond in Nederland, terwijl je voor hetzelfde bedrag een anonieme blinde in een ver land kunt genezen.

Als het gaat om de grootste uitdaging van onze eeuw – klimaatverandering – kunnen we al helemaal niet vertrouwen op empathie. Klimaatverandering is abstract, ver weg, en roept weinig tranentrekkende beelden op. De miljoenen mensen die zich zorgen maken over onze planeet en toekomstige generaties doen dit dan ook niet op basis van hun gevoel, maar omdat ze hun verstand hebben gebruikt.

De grote profeten verkondigden het eeuwen geleden al. We moeten uitzoomen, zo ver we kunnen. We moeten boven onszelf uitstijgen, tot onze eigen vrienden en familie even nietig lijken als de rest van de wereld. Niet toevallig verliet de Boeddha zijn gezin. Niet toevallig zei Jezus dat zijn volgelingen hun vader, moeder, vrouw, kinderen, broers en zussen moesten achterlaten.

Maar misschien kun je ook te ver gaan.

Want laten we eerlijk zijn: mensen zijn geen rekenmachines. We kunnen niet ieder wezen als een nummer in een Excel-sheet beschouwen. Een vader die evenveel houdt van de kippen van de buurman als van zijn eigen dochter? Die verklaren we voor gek. Een zoon die zijn ouders nooit meer wil zien omdat hij naar Australië is gevlogen en zich daar heeft gerealiseerd dat vliegtuigen eigenlijk te veel broeikasgassen uitstoten? Die vinden we niet goed bij zijn hoofd.

Nee, we We maken onderscheid, trekken voor en hechten ons aan wie naast ons staat. En daar hoeven we ons ook niet schuldig over te voelen. Het maakt ons tot mens.

En toch. Het zou goed zijn als we ons iets vaker realiseren dat die vreemdelingen, ver weg, óók familie hebben waar ze van houden. Dat onze ergste vijanden gedreven worden door dezelfde liefde en dezelfde haat. Dat het net zo goed mensen zijn.

Uiteindelijk is de kunst van het uitzoomen ook een kwestie van zelfbehoud. Want wie probeert de ander te begrijpen, hoeft minder energie te verspillen aan haat en nijd. Wie probeert te relativeren, kan zich richten op wat echt belangrijk is. Die kan gaan leven. Die bevrijdt zichzelf.

Lees verder: