Gezocht: een filosofie van broers en zussen
Als filosoof en ethicus is de Australische Matthew Beard gespecialiseerd in militaire ethiek en de moraliteit van oorlog. Maar eind vorig jaar boog hij zich over een heel ander onderwerp, namelijk: de filosofie van het ouderschap.
Toen Beard niet al te lang geleden een zoon kreeg, ontdekte hij dat kinderen krijgen er als onderwerp van filosofische beschouwingen maar bekaaid af is gekomen, de afgelopen millennia.
Of, zoals hij het zelf zegt: er zit een ‘child-sized gap’ in de filosofiegeschiedenis.
Dat is verrassend, als je bedenkt hoe alomtegenwoordig en alomvattend het ouderschap is — iedereen is door ouders groot gebracht, veel mensen worden er zelf één of overwegen het te worden, en wie het meemaakt weet dat het zo’n beetje alles in je leven beïnvloedt, positief en negatief en alles er tussenin.
Zo verrassend is het niet dat filosofen zich weinig met kinderen bezig hebben gehouden
Het is ook weer niet zo heel verrassend misschien, als je bedenkt welke sekse de filosofie al die jaren heeft gedomineerd, en als je bedenkt dat kinderen – het dragen en baren en het opvoeden ervan – lange tijd hoofdzakelijk als het domein van de vrouw werden gezien.
Hoe dan ook is het zonde, want het ouderschap brengt een reeks aan fundamentele vragen met zich mee, over ethiek en recht, over deugden en verantwoordelijkheid, over vreugde en kwetsbaarheid. Allemaal zaken waar filosofen zich normaal gezien graag tegenaan bemoeien.
In The Philosophy of Parenting, een vierdelige podcastreeks binnen het radioprogramma The Philosopher’s Zone, legt Beard een aantal van die vragen voor aan verschillende filosofen.
Hoe kan je ooit weten of je ‘klaar bent voor een kind’? Wanneer is het ethisch verantwoord om kinderen te krijgen en wanneer niet? Waar hebben we het over wanneer we het over ‘familie’ hebben?
En als het ouderschap, zoals onderzoek uitwijst, ons niet per se gelukkig maakt, waarom zouden we er dan überhaupt aan beginnen?
De serie is een aanrader – en dat zeg ik niet alleen omdat ik zo vrolijk word van het Australische accent.
Waarom zou je kinderen krijgen?
Sommige van de vragen die Beard stelt, deden me denken aan de levendige discussie die een paar weken geleden ontstond naar aanleiding van het verhaal van mijn collega Tamar Stelling, over de (lichamelijke) risico’s en verminderde carrièrekansen die het krijgen van kinderen met zich meebrengt voor vrouwen (en niet voor mannen).
Als we dat allemaal weten, vroeg een lezer zich af, waarom kiezen vrouwen er dan toch nog voor om kinderen te krijgen?
Mijn eigen zoekende antwoord was dat de ‘keuze’ voor het ouderschap zelden een louter rationele beslissing is, dat het tegen elkaar wegstrepen van de voor- en nadelen niet het proces is dat je helpt die keuze te maken, en dat het eerder te maken heeft met weinig rationele zaken als verlangen en nieuwsgierigheid – met een vermoeden, ook, van verbondenheid, verantwoordelijkheid en onvoorwaardelijkheid.
Je weet niet wie je na het ouderschap zal zijn
In The Philosophy of Parenting interviewt Beard de filosoof L.A. Paul, die uitlegt dat we doorgaans beslissingen maken door ons vooraf in te beelden hoe die voor ons zullen uitvallen.
Het probleem met kinderen krijgen, zegt Paul, is dat die ervaring zo transformerend is – een ‘transformative experience’ noemt ze het – dat het onmogelijk is ons voor te stellen wie wij in die nieuwe situatie zullen zijn, laat staan hoe we ons dan zullen voelen.
Beter is het daarom om de keuze voor het ouderschap niet te zien als iets wat voortkomt uit een afweging of een overtuiging, maar als een keuze om te ontdekken hoe de ervaring van het ouderschap zal zijn.
Daarbij accepteer je dat die ervaring ook kan ‘tegenvallen’, dat je er zelfs spijt van zou kunnen krijgen en dat je hoe dan ook geen controle hebt over de uitkomst. Die boodschap lijkt me voor nog veel meer ervaringen, en beslissingen, relevant.
De wetenschap van broers en zusjes
Ik stuitte op The Philosophy of Parenting omdat ik aan het nadenken ben over een gerelateerd onderwerp: namelijk, de manieren waarop je leven verandert wanneer je voor detweede keer een kind krijgt.
Die ervaring (zelf zit ik er sinds anderhalf jaar middenin) is misschien niet zo transformerend als het krijgen van een eerste. Maar het schudt de boel opnieuw flink op en brengt ook weer nieuwe kwesties met zich mee: het moeten verdelen van tijd en aandacht over twee kinderen, bijvoorbeeld, en de vraag wat nu eigenlijk de precieze definitie van ‘eerlijk’ is.
En vooral betekent de komst van een tweede kind het ontstaan van een nieuwe relatie binnen het gezin: namelijk, die tussen broer en zus (of broer en broer of zus en zus). Die relatie, zo concludeerden wetenschappers de afgelopen jaren, heeft minstens zo’n grote invloed op de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen als die tussen een ouder en een kind.
Over wat we dan precies weten, van die invloed, en wat de consequenties zijn voor ouders, beleidsmakers en hulpverleners, interviewde ik de afgelopen tijd onder meer psychologen, een pedagoog, een socioloog en een demograaf.
Een filosoof zou ik ook graag spreken, maar die heb ik nog niet gevonden. Zit er ook nog een sibling-sized gap in de filosofie? Tips over interessante denkers op het gebied van broertjes en zusjes zijn welkom!