Geef ons een lesje interpreteren, betoogt Iris Oosterhoorn (16)
Er wordt vaak gedaan alsof leerlingen op de middelbare school alleen maar leren de lesstof te reproduceren. Maar naarmate de schoolperiode van een leerling vordert, komt de nadruk juist veel meer te liggen op vaardigheden als interpreteren, analyseren en evalueren. Leerling Iris Oosterhoorn (16) schreef er een column over in mijn tuin.
Het was ijzingwekkend stil. Een gillende brugklasser op de achtergrond, een dichtslaande wc-deur. Het werd ons plotseling zo duidelijk allemaal. Wisten wij veel dat de krop sla voor de lage lonen stonden en de geit voor de hoge prijzen. En die man in het midden, dat was dus Drees.
Goh.
Enkele weken geleden zag mijn leraar geschiedenis in dat ik en mijn klasgenoten hopeloos faalden in het interpreteren van spotprenten. Een cruciaal onderdeel op ons eindexamen, dus het was wel nodig dat we het eens gingen begrijpen. Het was niet de bedoeling met de mooiste stijlmiddelen een geloofwaardig doch onzinnig verhaal op te schrijven. Maar wat wel de bedoeling was, dat was niemand nog echt duidelijk.
En om eerlijk te zijn: ik deed ook maar wat. Die boom daar? Overduidelijk een verwijzing naar Cuba. Die andere boom is Amerika, evident. En wie ziet nou niet dat die kat Gorbatsjov is?
Met bluffen kwam ik een heel eind, maar niet ver genoeg. De uitleg van mijn geschiedenisleraar kwam als geroepen. Mijn klasgenoten en ik zagen spotprenten voorbijkomen in nachtmerries en de spotprenten werden gevreesd op toetsen.
De omslag die we moesten maken in ons denken was simpel. Tot dan toe schreven we meestal alleen op met welke gebeurtenis de cartoon te maken had, maar het verband met de cartoon zelf legden we nauwelijks.
Wat tot dan toe gebeurde: In deze spotprent is uitgebeeld hoe het kabinet-Cals in de nacht van Schmelzer ten val kwam.
Puntje voor de moeite.
Klik op het pijltje om te zien wat eigenlijk de bedoeling was. Het verschil moge duidelijk zijn.
Ik richtte mij daarvoor bij het leren aldoor op het opnemen van tekst. Stampen, stampen, stampen en op het toetsmoment de stof reproduceren. Een principe dat ik me in de eerste klas aanleerde en waar ik tot aan de vierde klas negens en tienen mee haalde.
Maar nu zorgt die Spartaanse methode voor een probleem. Je kunt mij midden in de nacht wakker maken, met een megafoon ‘MAXIMALE WINST’ roepen, en ik zeg keurig MO=MK. Maar ik heb mezelf pas twee maanden nadat ik dit had geleerd afgevraagd wat ik nou eigenlijk aan het doen was. Als de marginale opbrengst (=MO, de omzet die je extra maakt wanneer je nog een eenheid zou gaan produceren) immers gelijk is aan de marginale kosten (MK, de kosten die je maakt wanneer je na de productie nog een extra eenheid zou gaan produceren) maak je geen extra winst meer, dus is er sprake van maximale winst. Logisch, maar kom er maar eens op als je alleen maar MO=MK uit je boekje leert.
Nog niet zo lang geleden stelde mijn economieleraar: ‘Als je nu niet gaat begrijpen wát je aan het doen bent, wens ik je veel succes in de zesde.’
Als je dus nu niet je leerwijze drastisch verandert, ga je in je eindexamenjaar op je plaat. Een constatering waar je nou net niet op zit te wachten als je al een drukke scholier bent.
En als deze manier van leren zo bepalend is, waarom zouden wij dan geen les krijgen in die andere manier van leren, in die andere manier van denken? Hoewel ik het me vroeger kon permitteren puur op basis van feitenkennis een toets te maken, is het interpreteren, analyseren en toepassen van die kennis nu een vereiste. Een vereiste waar je gerust een vak van zou kunnen maken, en waarvoor ik best nog een aantal uren in een dampend klaslokaal zou willen vertoeven.
Deze column werd geschreven door Iris Oosterhoorn (16).