Wat er overblijft van mindfulness als je het tot een app reduceert
Mindfulness is populair onder de sceptische, seculiere en gestreste moderne mens. Want: bewezen effectief. Maar zonder het spirituele kader kan het gaan lijken op een zelfzuchtig instrument om louter persoonlijk welzijn na te streven.
Wat maakt de stem van Andy Puddicombe zo aangenaam dat ik er nu al twintig ochtenden naar luister? Hij is Brits, laat dat vooropstaan, hij lijkt de verpersoonlijking van vriendelijkheid en toch ontbeert hij die zalvende uithalen waarmee zo veel meditatieleraren me al hebben weggejaagd.
Puddicombe, een voormalige boeddhistische monnik, is een van de oprichters van Headspace, de succesvolle app die mij en miljoenen anderen iedere ochtend door twintig minuten mindfulness-meditatie loodst.
Deze app is slechts een van vele manieren - cursussen, boeken, retraites - waarop je tegenwoordig mindfulness kunt beoefenen. Het gaat daarbij, net als bij Headspace, meestal om een vorm van seculiere meditatie.
Het doel daarvan, volgens Headspace, is het cultiveren van bewustzijn en compassie, zodat we onze eigen geest én de wereld beter leren te begrijpen.
Mindfulness, leert de app ook, is het vermogen om aanwezig te zijn, tot rust in het hier en nu, ten volste betrokken bij wat je op dit moment ook aan het doen bent.
Puddicombe doceert de verraderlijk simpele basis: op een stoel zitten, ademen en observeren wat er in je en om je heen gebeurt. Dat hij kaal is en bonkig als een hooligan doet niet af aan de bijna kinderlijk aardige uitstraling waarmee de Brit zijn olijke naam eer aandoet. In een TED-talk legt Puddicombe al jonglerend uit wat de voordelen kunnen zijn van tien minuten mindfulness per dag.
Kind kan de was doen, lijkt Headspace te willen uitdragen. De vormgeving van de app is bol, kleurig en vol met brave cartoonfiguurtjes, die je er liefdevol op wijzen dat je misschien boos wordt tijdens je meditatie of verdrietig of geïrriteerd, maar dat maakt allemaal niet uit – de wereld tijdelijk gereduceerd tot een kinderboek, misschien schuilt ook daarin de aantrekkingskracht.
Spiritualiteit uit Silicon Valley
Dit is ‘meditation made easy’. Daarmee beantwoordt Headspace aan de logica van Silicon Valley - there’s an app for that - waar seculiere spiritualiteit een opmerkelijke plaats heeft en traditioneel hand in hand gaat met filosofieën van eenvoud, efficiëntie, productiviteit en ultiem gebruiksgemak.
Zo werd over Steve Jobs wel verteld dat hij, behalve één outfit, maar één boek had op zijn iPad - The Autobiography of a Yogi van Yogananda. Hij mediteerde ook dagelijks. Mark Zuckerberg, die er dezelfde kledingfilosofie op nahoudt (denk aan dat eeuwige grijze T-shirt), heeft zich in het verleden geïnteresseerd getoond in minimalisme, meditatie en – opvallend – ‘het uitbannen van verlangen’. En bij Google is er, behalve een meditatieruimte, al jaren een wachtlijst voor het befaamde mindfulnessprogramma dat het bedrijf zijn werknemers aanbiedt.
De opkomst van meditatie is een voorbeeld van hoe rijkdom zich, liever dan in materiële zin, laat uitdrukken in cultureel kapitaal
Weer een voorbeeld van hoe de tech-elite het voortouw neemt in een ontwikkeling die ik al eerder beschreef, waarin rijkdom zich – bij een bepaalde groep – liever dan in materiële zin, laat uitdrukken in cultureel kapitaal: een bewuste, geïnformeerde levenshouding, een gezond lichaam en dus ook een gezonde, opgeruimde geest.
Die ethiek is, behalve in de privélevens van velen, doorgedrongen in het hele bedrijfsleven. Talloze partijen voorzien in mindfulnesstrainingen voor drukke professionals en steeds meer bedrijven gaan Google achterna door hun werknemers meditatietijd te bieden. (Niet in de laatste plaats om dure burn-outs te voorkomen, natuurlijk.)
Meer dan een hype - zoals het in de media vaak is omschreven - is mindfulness mainstream geworden. De Headspace-app is wereldwijd meer dan 18 miljoen keer gedownload. De beroepsvereniging voor mindfulnesstrainers erkent 850 leden in Nederland en België. Zorgverzekeraars vergoeden soms zelfs op mindfulness gebaseerde behandelingen.
Wat verklaart die populariteit ?
De simpelste verklaring voor de populariteit van dit verschijnsel: mindfulness lijkt te werken. Een tussen 2005 en nu exponentieel gegroeid aantal wetenschappelijke publicaties biedt voorzichtige indicaties dat mindfulnesstraining (ook online) kan helpen bij stress, angst, chronische pijn, slapeloosheid en depressie. (Voorzichtig, want over de gedegenheid van veel van deze onderzoeken wordt de laatste tijd wel getwist - het onderzoek naar meditatie staat nog in de kinderschoenen.)
At Headspace we love science, lees je dan ook prominent op de site van de app. Een met emoji’s doorspekte tekst, waarin wordt gepronkt met positieve onderzoeksresultaten, laat zien dat als het hier al over geloof gaat, het hoogste geloof toch wordt gesteld in de wetenschap.
En ziedaar nog een cruciale reden voor het doorslaande succes van mindfulness: het nadrukkelijk seculiere karakter ervan. Want hoewel je verschillende bronnen kunt aanwijzen voor de verschillende verschijningsvormen van mindfulness, refereert de term meestal aan een aantal door medici ontwikkelde programma’s waaruit alle religieuze aspecten zijn weggelaten, Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR) en Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT).
De grondlegger daarvan is de Amerikaanse arts en hoogleraar Jon Kabat-Zinn, die eind jaren zeventig het programma MBSR opricht en dat in de jaren negentig populair maakt met een aantal zelfhulpbestsellers.
En hoewel Kabat-Zinn in de leer is geweest bij de Vietnamese boeddhistische monnik Thích Nhất Hạnh blijft hij erop hameren dat mindfulness, zoals hij het bedoeld heeft, niet boeddhistisch is. ‘Dat is zoiets als zeggen dat zwaartekracht Engels is, omdat Sir Isaac Newton het toevallig voor het eerst identificeerde’, zei* hij onlangs tegen The Guardian.
Slim, want wie ook de sceptische massa’s warm wil maken, kan maar beter niet met zweverigheid komen aanzetten. Die nadruk op nuchterheid kenmerkt dan ook veel andere ambassadeurs van mindfulness, zoals de Amerikaanse nieuwslezer Dan Harris, die in zijn podcast 10% Happier praat over hoe hij mindfulness-meditatie ontdekte, ‘a simple, secular, scientifically validated exercise for your brain’. Ook voor echte mannen dus, hoor ik daarin doorklinken.
De boeddhistische roots
De gemiddelde beoefenaar mag zich luid distantiëren van alles wat lijkt op zweverigheid, maar de boeddhistische roots van mindfulness vallen moeilijk te ontkennen.
Het Engelse woord begint voor het eerst met regelmaat op te duiken rond het begin van twintigste eeuw in de vertalingen van een aantal belangrijke boeddhistische geschriften uit het Pali. ‘Mindfulness’ wordt vanaf dan gebruikt voor het begrip sati, het zevende aspect van het zogenaamde achtvoudige pad naar verlichting. Daarmee zette de Boeddha naar verluidt in acht onderdelen uiteen hoe de mens zijn lijden kan overwinnen.
Mindfulness zou weleens kunnen gaan lijken op een zelfzuchtig instrument om louter persoonlijk welzijn en productiviteit na te streven
Onder het zevende onderdeel, voluit Samma Sati, of de ‘juiste mindfulness’, vallen bewustzijn van het lichaam, bewustzijn van gevoelens en bewustzijn van de geest - precies dat wat ik tegenwoordig betracht als ik ’s ochtend op die stoel naar Andy zit te luisteren.
De andere zeven onderdelen van het achtvoudige pad, ‘juist inzicht’, bijvoorbeeld, ‘juiste intentie’ en ‘juist handelen’ omvatten de meer ethische aspecten: verzaken van zelfzucht, mededogen, niet liegen en niet handelen in slaven en prostitutie, om een paar willekeurige basics te noemen.
Dat mindfulness zoals we die nu beoefenen - als praktisch psychologisch hulpmiddel - dus uit zijn oorspronkelijke, bredere boeddhistisch context is gehaald, is voor sommigen reden genoeg voor kritiek. Zonder het ethische kader dat het boeddhisme erbij verschaft, zou het namelijk weleens kunnen gaan lijken op een zelfzuchtig instrument om louter persoonlijk welzijn en productiviteit na te streven.
Mindlessness
Iets dergelijks beweert de Amerikaanse arts Thomas Joiner in zijn boek Mindlessness, On the Corruption of Mindfulness in a Culture of Narcissism. Hij betwijfelt of het wijs is om wezens die van nature geneigd zijn tot zelfzuchtigheid (mensen), te instrueren om de blik nog meer naar binnen te keren, van moment tot moment, zoals mindfulness dat leert.
Joiner suggereert zelfs dat de mindfulnesshype een schadelijk effect zou kunnen hebben op de gehele cultuur. Hij ziet het als een van de vele ‘stemmen in koor’ dat egoïsme en zelfgerichtheid aanmoedigt bij een diersoort als de onze, die volgens hem juist alleen kan overleven en floreren door een levendig politiek en gemeenschappelijk klimaat.
Cultuurfilosoof Thijs Lijster uit een vergelijkbare kritiek in zijn essaybundel De grote vlucht inwaarts, als hij het heeft over de ‘nieuwe spiritualiteit’: ‘een amalgaam van religie, filosofie en oosterse wijsheid waarin alles draait om het zoeken, vinden of worden van je ‘zelf’’.
Meditatie, retraites en mindfulness, schrijft Lijster, worden als uitwegen gezien uit de hectische, moderne maatschappij, ze moeten bezinning en rust brengen. Maar ze vormen eerder het verlengstuk van de geïndividualiseerde samenleving, dan dat ze er tegenwicht aan bieden: ‘We willen weten wie we zelf zijn, en doen dat doorgaans door diep in onszelf te graven en ons af te sluiten voor de omgeving, in plaats van de aandacht te richten op de buitenwereld.’
Ik herken zulke scepsis. Tijdens het zitten en ademen dwalen mijn gedachten regelmatig af naar de paradoxale herkomst van mijn digitale goeroe. Silicon Valley is nu juist dé plek waar de giftige afleiding wordt gecreëerd die ons met z’n allen zo naarstig naar mindfulness doet grijpen. Dat mijn iPhone zowel het probleem als de oplossing biedt maakt me onbehaaglijk.
‘Just bring the awareness back to the breath’, zegt Andy steeds begripvol als ik afdwaal. Maar hoe aangenaam ik het ook vind om mijn altijd oordelende zelf even wat minder serieus te nemen: ergens blijft het gevoel knagen dat dit miljoenenbedrijf de ideale methode heeft gevonden om mijn kritische vermogens naar de achtergrond te dwingen en me een productiever mens te maken.
(Headspace heeft overigens aan alles gedacht. Met ‘twijfel’ zoals de mijne kun je in de app terecht onder het kopje obstakels, waar Andy korte kalmerende boodschappen tot je spreekt, die vaak neerkomen op hetzelfde: twijfel mag er zijn, zoals alles er mag zijn.)
Nieuwe spiritualiteit
Wat Lijster verstaat onder de ‘nieuwe spiritualiteit’ (‘een amalgaam van religie, filosofie en oosterse wijsheid’) sluit overigens wel aan bij wat sommige godsdienstwetenschappers zien in onze steeds seculierdere samenleving.
Zo spreek ik Joantine Berghuijs, die aan de VU onderzoek doet naar ‘multiple religious belonging’ en co-auteur is van het rapport God in Nederland. ‘Ik kom er steeds meer op uit’, zegt zij, ‘dat religies in toenemende mate worden gebruikt als toolboxen, die hulpmiddelen verschaffen om een goed leven te leiden, of dat nu een gelukkig leven is of een zinvol leven. Dat betekent ook dat mensen uit verschillende religieuze bronnen putten.’
Vooral de oosterse religies, zegt Berghuijs, lenen zich goed voor dit model omdat ze in hoge mate gericht zijn op praktijken - dingen die je zelf kunt doen, zoals yoga en meditatie - en innerlijke ervaring. Ze laten zich dus goed toesnijden op het individu. ‘Uit onderzoek blijkt ook dat praktijken voor veel mensen veel belangrijker zijn geworden dan hoe dingen theologisch of filosofisch in elkaar zitten. Men wil weten of religieuze elementen werken, veel minder wat de zin van het leven is.’
Wat Berghuijs betreft valt mindfulness dan ook wel degelijk onder de noemer spiritualiteit. ‘Maar dat hangt er natuurlijk volledig vanaf wat je definitie daarvan is.’
Compassie
Dat is waar, maar ook veel mindfulness-adepten zoals Jon Kabat-Zinn, die ten stelligste beweren dat mindfulness wetenschappelijk is en met boeddhisme niets meer te maken heeft, benadrukt vaak het bredere verband waarin je het zou moeten beoefenen, zodat het meer is dan alleen maar een aandachtsoefening voor persoonlijk welzijn en productiviteit.
Kabat-Zinn verschijnt bijvoorbeeld vaak op podia waar hij met politici en andere publieke figuren praat over de rol die mindfulness kan spelen bij een vredige en compassievolle maatschappij. In een gesprek onlangs met David Simas, voormalig politiek adviseur van Obama en CEO van de Obama Foundation, werd het genoemd als middel tegen de polarisatie en het tribalisme die de samenleving momenteel verscheuren.
En ook bij andere wereldverbeteraars duikt mindfulness geregeld op als iets wat onlosmakelijk verbonden is met compassie. David Van Reybrouck en Thomas D’Ansembourg noemden het in hun pacifistisch pamflet Vrede kun je leren als iets wat op school onderwezen zou moeten worden om kinderen stressbestendiger en empathischer te maken.
Voor de ex-non en schrijfster Karen Armstrong is mindfulness de vijfde stap in een serie aanbevelingen voor een compassievol leven. En de Franse boeddhistische monnik en geestelijk leider Matthieu Ricard schrijft op zijn blog dat hij helemaal voor mindfulness is, mits het vanaf het begin af aan wordt beoefend met een duidelijke altruïstische component.
‘To be fully transformative’, schrijft Ricard, ‘the mindfulness revolution has to go hand and hand with the altruism revolution.’
En welja, zelfs in de ultieme mainstream mindfulness van Headspace blijkt die altruïstische component niet helemaal te ontbreken. Net als ik me, na het afvinken van het tiendaagse Basics 1, begin af te vragen of dit niet een wel erg kale en op het zelf gerichte bedoening is, spreekt daar Andy, met Basics 2, waarin het ineens over intenties gaat en wat je meditatiepraktijk kan betekenen voor de mensen om je heen.
Op welk achtvoudig pad heb ik dat ook alweer eerder gehoord?
Het loslaten van het zelf
De vraag resteert natuurlijk of de twintig minuten per dag die Headspace biedt, genoeg zijn om ‘echte’ mindfulness te bereiken. En zijn de effecten ervan bijvoorbeeld te vergelijken met de meditatie van monniken, die hele dagen, weken en maanden roerloos op een kussen zitten?
Ja, ook van regelmatig kort mediteren is aangetoond dat het nuttige effecten kan hebben, zo wordt me verteld door Henk Barendregt, emeritus hoogleraar wiskunde en leraar inzichtmeditatie, waarnaar hij aan de Radboud Universiteit in Nijmegen ook lang onderzoek heeft gedaan.
‘Je kunt meditatie omschrijven als een pad tot innerlijke rust en vrijheid’ zegt Barendrecht, ‘maar je kunt ook best alleen voor de geestelijke rust gaan. Het kan zijn dat een app daarbij helpt.’
Ben je echter ook op vrijheid uit, dan heb je meer nodig. De intensieve Vipassana-meditatie die Barendregt aan groepen onderwijst in stilteretraites van tien dagen, bestaat volgens hem uit drie onderdelen, die uit elkaar voortvloeien: concentratie en mindfulness, ingebed in een bijbehorende ‘lifestyle’ van vriendelijkheid en respect (voor jezelf, voor anderen en voor de wereld). Alleen dan ontstaat de derde component, inzicht.
Zonder de ethiek geen echte vrijheid dus.
Ook hier is mindfulness weer een onderdeel, dat weliswaar cruciaal is, maar niet het einddoel. Dat is namelijk het bevrijdende inzicht: het zelf zoals we dat doorgaans ervaren is een illusie, die berust op verhalen verteld door onszelf en anderen. (Het gaat dus niet om het vinden van jezelf, zoals Lijster beweert, maar om het opheffen ervan!)
Wauw. Daar kan ik me vaag iets bij voorstellen, maar we hebben het hier natuurlijk over iets wat zich eigenlijk alleen laat ervaren, na veel oefening. ‘Net als bij wiskunde’, zegt Barendregt, ‘gaat het bij meditatie niet alleen om conceptuele, maar ook om intuïtieve kennis. Wiskunde beoefenen is simpelweg te moeilijk om het te redden met alleen conceptuele kennis, je moet ook je intuïtie leren en durven gebruiken.’
De wiskundige wijst me er ook op dat de hierboven een aantal keer gesuggereerde tegenstelling tussen boeddhistisch en wetenschappelijk niet per se opgaat: ‘Toen het boeddhisme opkwam, bestonden er vele andere stromingen. Als men de Boeddha vroeg wie te geloven, zei hij: geloof vooral niets, ga niet af op geschriften, niet op een leraar en ook niet op mij, maar ervaar zelf en behoud wat werkt. En eigenlijk is dat ook de kern van de wetenschap. Je mag altijd theorieën in twijfel trekken, maar pas als je deze goed kent.’