De kwaliteit van het onderwijs daalt en daar gaat niemand iets aan doen
Inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelzang had nog even getwijfeld of ze dit jaar misschien met een vrolijker boodschap over het Nederlandse onderwijs zou komen. Ze wilde eigenlijk niet wéér de noodklok luiden tijdens de presentatie van De Staat van het Onderwijs, het rapport dat de Onderwijsinspectie jaarlijks uitbrengt over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs.
In een bomvolle evenementenloods gooide ze toen toch maar de knuppel in het hoenderhok: de prestaties van het Nederlandse onderwijs dalen al twintig jaar.
Dat bleek al jaren uit internationaal vergelijkend onderzoek, maar het blijkt nu ook uit het rapport van de inspectie. In die twintig jaar daalde niet alleen het taal- en rekenniveau van leerlingen, maar ook de prestaties op gebied van cultuureducatie, natuur en techniek en bewegingsonderwijs. Bovendien nam de segregatie toe en zijn er flinke niveauverschillen tussen scholen.
Een zorgwekkend toekomstscenario: rijke ouders sturen hun kinderen naar scholen die goed presteren en kinderen van minderbedeelde ouders krijgen de restjes.
Ik zat in die loods, en zag op m’n telefoon de persberichten van het ministerie van Onderwijs en de schoolbesturen binnenkomen. Die stelden me niet gerust: niemand nam verantwoordelijkheid voor de dalende kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, en dus zal er ook niets verbeteren.
Wat gaat Den Haag daaraan doen?
In de inleiding van het rapport stelt Vogelzang de vraag: ‘Wie neemt verantwoordelijkheid voor het collectieve belang?’ Ik verslikte me in m’n baguette rookvlees - de lunch op het congres was wél van hoge kwaliteit - toen ik dat las.
Want kom, hoe heet ook alweer die club die verantwoordelijkheid heeft voor het collectieve belang…
Die gasten in Den Haag...
Ah ja, de regering!
Die zal dan wel met het schaamrood op de kaken een brief naar de Kamer gestuurd hebben toch?
Nope.
Volgens het ministerie van Onderwijs laat het rapport vooral zien dat kinderen niet voldoende uitdaging krijgen. Ministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven beklagen zich in een Kamerbrief over het ambitieniveau van scholen: ‘Vrijwel elke leerling haalt in ons land minimaal het basisniveau. Veel scholen lijken hierover tevreden te zijn. Voor de verbetering van de prestaties van onze leerlingen is meer ambitie nodig.’
Daarna nog een tikkie denigrerender: ‘Wij verwachten van iederéén in het onderwijs de intrinsieke motivatie om ambitieus onderwijs te bieden. Zoals wij ook van leerlingen de motivatie vragen om te leren.’
Het ambitieniveau van het ministerie van Onderwijs zelf? ‘Wij zetten onze schouders eronder door bestaande initiatieven voort te zetten en nieuwe op te pakken.’
Wat gaan schoolbesturen daaraan doen?
De ministers zijn ook kritisch op de besturen. Kenmerkend voor het Nederlandse onderwijs is de grote autonomie die schoolbesturen hebben. Die autonomie is in de jaren negentig flink gegroeid, bijvoorbeeld door de invoering van lumpsumfinanciering, zo’n beetje rond de tijd dat de daling van de onderwijskwaliteit inzette.
De ministers zien dat de autonomie die de besturen hebben leidt tot grote kwaliteitsverschillen, maar peinzen er niet over daar echt iets aan te doen. Van Engelshoven en Slob schrijven dat zij ‘niet diepgaand willen ingrijpen in de autonomie van scholen.’ ‘De verandering zal van binnenuit moeten komen, van ambitieuze leraren, schoolleiders en besturen.’
Zal de verandering inderdaad van binnenuit komen, van ambitieuze besturen?
De VO-raad, vertegenwoordiger van de besturen in het voortgezet onderwijs, herkende zich niet in het beeld dat de Onderwijsinspectie schetste. Heel veel actiebereidheid toont de raad dan ook niet: ‘De VO-raad vindt het belangrijk deze ontwikkelingen te signaleren en te bekijken wat hiervan de oorzaken zijn. Het laat bijvoorbeeld zien dat we meer kunnen halen uit de beste leerlingen en dat brede vorming belangrijk is.’
De voorzitter van de PO-Raad, van de besturen in het basisonderwijs, noemde de conclusie van de inspectie ‘zorgelijk, maar niet verrassend’ en zei dat ze hier al jaren voor waarschuwde. De PO-Raad schrijft dat ze ‘hierop al een voorschot heeft genomen’, want ze heeft ‘vorig jaar met haar leden afgesproken de regie op onderwijs te pakken’. ‘Dat kan door proactief zelf te bepalen wat goed onderwijs is in plaats van af te wachten hoe anderen het onderwijs beoordelen.’
En ik vroeg me af: als onderwijsbesturen al decennialang heel veel autonomie hebben om onderwijs vorm te geven, was het dan niet wat laat toen vorig jaar besloten werd de regie eens op te pakken?
Kortom: van die besturen moeten we het ook niet hebben.
Gelukkig las ik één sterke reactie
Het is een pijnlijk verhaal. De Onderwijsinspectie constateert dat het niveau van het Nederlandse onderwijs al twintig jaar daalt, niemand is verantwoordelijk en er gaat niets aan veranderen.
De meest inhoudelijke reactie op De Staat van het Onderwijs die ik las kwam nota bene van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). De leerlingenorganisatie schrijft op de eigen site:
‘De werkelijke vraagstukken: docententekort, segregatie, kansenongelijkheid en dalende kwaliteit worden neergelegd bij de sector en bij de scholen. Van deze politiek hoeven we geen grootse plannen te verwachten. Ze gebruiken de diversiteit en de autonomie van scholen als een excuustruus om te zeggen dat elke school het zelf mag uitzoeken. (...) Als de inspecteurs zich zorgen maken, dan moet heel Nederland zich zorgen maken. En de politiek? Die moet veel meer doen dan zich alleen zorgen maken. De politiek moet verantwoordelijkheid nemen.’
In het onderwijs kwijnt wijsheid met de jaren, blijkbaar.