Voor Antifa is er maar één antwoord op extreemrechts: keihard de kop indrukken

Dennis l'Ami
Journalist, gespecialiseerd in undercoverjournalistiek
Illustraties: Philip Lindeman (voor De Correspondent)

De extremistische antifascistische beweging ​Antifa is een gesloten groep die doorgaans niet met de pers praat. Na lang aandringen maakten ze voor mij een uitzondering. Om ook eens hun kant van het verhaal te laten zien. Dit heb ik geleerd.

Honderden jongeren zijn op de been in de straten rondom Rote Flora in Hamburg, een gekraakt theater dat uitgroeide tot bolwerk van radicaal links. De wegen zijn bezaaid met glasscherven. Waar de Max-Brauer-Allee de Stresemannstrasse kruist, kleuren aangestoken pallets, autobanden en straatafval de duisternis vuurrood. Leuzen tegen het kapitalisme vullen de nacht. Er heerst complete anarchie.

Het is 8 juli 2017, half twee ’s nachts. Enkele kilometers verderop slapen de wereldleiders die voor de G20-top in de stad zijn neergestreken.

Elders, in de welgestelde wijken, laten groepen in zwart gestoken jongeren een spoor van vernieling achter. Als ik poolshoogte neem, tref ik verbouwereerde bewoners en smeulende auto’s. ‘Het was Antifa’, zegt een passerende fietser, die de naam gebruikt waaronder de antifascistische beweging zich

De beelden van de rellen in Hamburg gaan de hele wereld over. Het doel van Antifa, de wereld te vrijwaren van fascisme en racisme, wordt breed gesteund. Voor de gewelddadige middelen is daarentegen amper sympathie. Sterker nog: deze rellen zijn voor velen het bewijs dat Antifa net zo extremistisch en gevaarlijk is als het kwaad dat ze zegt te bestrijden.

Maar wat voor beweging is Antifa eigenlijk? Wat weten we van de motieven en strategie van deze beweging? En dat geweld: vinden de leden dat noodzakelijk?

Het probleem is dat Antifa, wat in Nederland staat voor Anti-Fascistische Actie (AFA), slechts zelden met de pers praat. Voor mij maakte de groep echter een uitzondering.

Op sollicitatiegesprek in het kraakpand

De afgelopen jaren bezocht ik als journalist veel demonstraties van bewoners en extreemrechts tegen de komst van vluchtelingen in Nederland. Bij dit soort demonstraties zijn leden van Antifa steevast luidruchtig aanwezig.

Mijn eerste echte kans om met Antifa-aanhangers in contact te komen, krijg ik in september als Pegida in Enschede demonstreert tegen de bouw van een nieuwe moskee en ook hier antifascisten rondlopen.

Ter plekke herken ik een activist die ik twee maanden eerder op weg naar Hamburg heb ontmoet. Ik vertel dat ik met Antifa in contact wil komen. Ze zegt leden van de organisatie te kennen, maar geeft me weinig kans. ‘Zeg maar dat ik ze langere tijd wil volgen en dan pas publiceer’, probeer ik nog.

Maar dan stapt een vrouw in het zwart naar voren. ‘Je wilt een antifascist spreken? Stuur een bericht naar dit e-mailadres.’ Ik noteer het, bedank haar en mail de volgende dag. Twee weken later krijg ik antwoord. Ik mag langskomen. ‘Maar dat is nog geen toezegging voor een interview.’ Eerder een sollicitatiegesprek dus.

Begin oktober halen twee antifascisten me op in een café, ergens in een grote stad. Een van hen is de vrouw die me in Enschede het e-mailadres gaf. ‘Kom, we gaan ergens heen waar we rustiger kunnen praten’, zegt de ander.

De lezer moet niet denken dat we liever worden’, legt de man uit. ‘Onze doelen en methodes zijn niet veranderd

Ze nemen me mee naar een groot kraakpand. Na een lange, steile trap, via een overloop waar van alles staat, neem ik plaats aan een tafel met een kaal peertje erboven. Aan de muren posters van een anarchistische boekenbeurs en aankondigingen voor concerten, in de lucht de geur van linzensoep.

‘Je bent de eerste journalist die voet zet in deze ruimte’, zegt de man. ‘Na de gebeurtenissen in Hamburg stroomden de mediaverzoeken binnen, maar we werken daar nooit aan mee’, legt ‘Er wordt nu echter zoveel onzin over ons geschreven, dat de tijd rijp is daar iets tegenover te zetten. De gebeurtenissen in zijn de aanleiding met jou in gesprek te gaan.’

Ze zeggen een aantal misverstanden uit de wereld te willen helpen. ‘Maar de lezer moet niet denken dat we liever worden’, waarschuwt de man. ‘Onze doelen en methodes zijn niet veranderd.’

Na een uur vragen ze me te vertrekken. Ze wilden mijn beweegredenen weten. Ik heb op tafel gelegd welke vragen ik heb over Antifa. Het was net een echt sollicitatiegesprek, inclusief passend afscheid: ‘Je hoort van ons. Of niet.’

Enkele weken later komt de mail. Ze gaan akkoord, onder deze voorwaarden: geen namen in het stuk, geen exacte locaties, geen foto’s. Dat er na de G20-top in Hamburg en de gebeurtenissen in zoveel verhalen in de media verschenen waar de antifascisten zich niet in herkenden, gaf de doorslag.

Ik ga akkoord met hun beperkingen om de simpele reden dat dit een kans is als journalist mee te draaien in de schaduwwereld van Antifa. Want hoewel de antifascisten anoniem willen blijven, kan ik ongehinderd mijn werk doen en schrijven wat ik wil.

Ik spreek in de maanden die volgen uiteindelijk negen antifascisten in alle uithoeken van het land. Ik spreek ze in kraakpanden, tijdens en na antiracismedemonstraties en bij acties tegen Pegida of de Nederlandse Volks-Unie (NVU). Ze zijn oud, jong, vrouw en man. Sommigen willen uiteindelijk best met naam genoemd worden – hun identiteit is allang bekend bij justitie en tegenstanders.

Na Auschwitz en Treblinka is geen dreiging te klein

Eigenlijk is het gek dat er zo weinig bekend is over Antifa. Over fascisme, nazisme en extreemrechts zijn boekenkasten vol geschreven, maar over hun felste tegenstander is maar weinig te vinden.

Een van de initiatiefnemers van de Mark Bray, publiceerde vorig jaar het eerste over Antifa: Antifa: The Anti-Fascist Handbook. Hierin gaat hij uitgebreid in op de historie van de beweging en spreekt hij tientallen activisten in veel verschillende landen.

Volgens Bray verwerpt Antifa de klassiek-liberale uitspraak ‘ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal jouw recht dat te zeggen tot de dood toe verdedigen’, die vaak onterecht wordt toegeschreven aan Voltaire.

Bray: ‘Na Auschwitz en Treblinka zwoeren antifascisten om nazi’s de mond te snoeren, al zouden ze zich ervoor moeten doodvechten. Antifascisme kan daarom worden beschouwd als een illiberale politieke stroming onder de revolutionaire bewegingen, erop gericht om uiterst rechts te bestrijden – en niet uitsluitend fascisten.’

Als ik Bray spreek, benadrukt hij dat Antifa geen homogene beweging is. De meeste antifascisten zijn actief in andere sociale bewegingen, zoals migrantenwerk, antiracisme, vakbonden, vrouwen- en LHBTQ-emancipatie, de vredes- en kraakbeweging en het ecologisch activisme. Ze treffen elkaar onder de noemer Antifa bij acties tegen fascisme, racisme en extreemrechts. Voor veel van deze activisten is de inzet voor Antifa dus een soort bijbaan.

De vrouw noemt zich ‘queer-anarchist’: ze wil afrekenen met gendernormen om een anarchistische revolutie mogelijk te maken

Die verscheidenheid zie je ook in Nederland. Omdat Antifa bijna altijd opduikt bij extreemrechtse demonstraties is het verleidelijk ze het label extreemlinks op te plakken. Maar dat klopt niet helemaal. Ik kwam activisten van allerlei politieke (en religieuze) richtingen tegen: anarchisten, communisten, internationale socialisten, SP’ers, maar ook leden van D66 en christenen. Velen van hen zijn ook actief in andere organisaties en voor andere doelen.

Er is geen sprake van een ideologische richtingenstrijd tussen de verschillende politieke stromingen binnen Antifa, afgezien van een langlopende fittie tussen socialisten en anarchisten, omdat de eersten de laatsten zouden hebben verraden ten tijde van de Russische Revolutie.

De mensen die ik sprak, combineren hun betrokkenheid bij Antifa bijvoorbeeld met een doorsnee baan. Zo werkt de vrouw die me aansprak in Enschede in de zorg. Ze ziet zichzelf als ‘queer-anarchist’. Ze wil korte metten maken met traditionele gendernormen, om een anarchistische revolutie mogelijk te maken.

Een eco-anarchist en een IT’er

De vrouw brengt me in contact met een boer, die zichzelf Hij is atletisch gebouwd, draagt praktische kleding en heeft een kort kapsel. De man, een twintiger, groeide op in een conservatief dorp met enkele honderden inwoners, waar hij zich altijd een buitenbeentje voelde.

‘Mijn broers en ik waren metalfans en ik geloofde al op jonge leeftijd niet meer in God’, vertelt hij me. ‘Dat accepteerde mijn omgeving niet. Pas in de grote stad kreeg ik het idee dat ik mezelf kon zijn en kon opkomen voor waar ik in geloofde.’ Vanuit een liefde voor de natuur ontwikkelde zich de behoefte ‘te strijden voor wat kwetsbaar is’. Onder antifascisten vond hij gelijkgestemden.

En ik ontmoette een IT’er. Een klassieke anarchist, wars van iedere vorm van hiërarchie. Hij kreeg het antifascisme met de paplepel ingegoten. ‘Bij mijn oma zaten onderduikers in huis in de oorlog en mijn opa moest zelf onderduiken. Later werd hij alsnog afgevoerd naar Polen, waar hij te werk werd gesteld. Nazi’s zijn daarom altijd het grote kwaad geweest voor mij.’

De man groeide op in de volle overtuiging dat 99 procent van de mensen het nazisme afwijst. ‘Maar dat blijkt niet te kloppen.’ Na de moord op Pim Fortuyn komt zijn politiek bewustzijn in een stroomversnelling. Hij radicaliseert in die jaren, legt hij uit. ‘Ik wilde niet langer aan de zijlijn toekijken. Inmiddels besteed ik bijna al mijn vrije tijd aan antifascisme.’

Antifa heeft geen hoofdkantoor

Antifa presenteert zich aan de buitenwereld als een verenigd front. Tijdens demonstraties krijgt dat fysiek gestalte door het zwarte blok: in het zwart geklede mannen (en een enkele vrouw), vaak voorzien van bivakmutsen of helmen. Ze opereren met militaire discipline. Het gerucht gaat dat antifascisten zich in trainingskampen bekwamen in vechtsporten en strategie, maar niemand die ik spreek wil dat bevestigen of erover praten. Ook vochten antifascisten mee

Voor dat militaire gedrag is natuurlijk bewust gekozen, zegt de zorgmedewerker. ‘Het voelt veiliger om in een groep te staan. Anderen vallen je minder snel aan.’ Dat zag je ook in Hamburg toen honderden, zo niet duizenden in zwart gestoken antifascisten met gezichtsbedekking de stad in sommige delen overnamen.

Organisatorisch is Antifa echter een stuk minder eenduidig.

‘We zijn geen organisatie’, zegt antifascist Peter Storm (56). Ik spreek hem in oktober 2017 tijdens een anarchistische boekenbeurs in Amsterdam. Onder activisten is hij bekend door zijn blog waarop hij verslag doet van demonstraties of artikelen plaatst over maatschappelijke ontwikkelingen. ‘Ons hoofdkantoor bellen is onmogelijk. Dat is er simpelweg niet.’ Je kunt eerder spreken van lokale cellen die elkaar ondersteunen, zegt hij.

Maar wie tot de harde kern behoort, is mij niet bekend. En als ik het zou weten, zou ik het niet zeggen, trouwens

Albert (39), die ik in Nijmegen spreek, bevestigt het beeld van een decentraal netwerk. Hij vermoedt dat er een harde kern van antifascisten is die de meeste acties opzetten. ‘Maar wie het zijn, is mij niet bekend. En als ik het zou weten, zou ik het niet zeggen, trouwens.’ Via berichtenservice Signal, versleutelde e-mails en beveiligde servers onderhouden ze contact.

Er wordt zelfs onderling gebruikgemaakt van schuilnamen, vertelt hij. ‘Dit om de anonimiteit te waarborgen. Onderdelen van Antifa doen nu eenmaal dingen die niet binnen de wet vallen.’ Wat dat precies is, wil hij niet zeggen, om dezelfde redenen. ‘Je moet je vijanden niet wijzer maken dan ze zijn.’

Antifa gebruikt dit gebrek aan eenduidigheid ook om het justitie en tegenstanders moeilijk te maken. Zo is nooit opgehelderd of het de Antifa-beweging was die huishield in Hamburg, tijdens de G20-top. Waar de één die lezing bevestigt, liet een ander weten te twijfelen aan de achtergrond van de personen.

Uit eigen waarneming weet ik dat de typische Antifa-leden aanwezig waren, in zwart tenue, maar toen ik door nachtelijk Hamburg liep, stuitte ik ook op veel gelegenheids-hooligans: jochies op hippe Nikes en in trainingsbroek.

Hoe krijgt Antifa dan de benodigde mensen op de been? Per actie wordt met wie zich heeft aangemeld bekeken wat er precies moet gebeuren, zegt Obed Brinkman (44). Hij is verbonden aan AFA-Noord, een groep antifascisten die vooral actief is in Groningen en Friesland.

Leiders zijn er volgens hem niet. Besluiten worden genomen op basis van consensus. ‘Als iemand bezwaar blijft houden tegen een plan, wordt het afgeblazen. We willen de minderheid niet de wil van de meerderheid opleggen.’

Confrontaties worden grimmiger

Waar Antifa opduikt, is moeilijk te voorspellen. Hun leden zijn vaak actief op meerdere terreinen en in wisselende samenstellingen – en opereren soms buiten de grenzen, zoals in Hamburg.

De confrontaties tussen extreemrechts en extreemlinks worden steeds grimmiger in Nederland. Tijdens Pegida-demonstraties in en vallen over en weer rake klappen. Ook de inlichtingendienst maakt zich zorgen, blijkt uit zijn ‘Of het nu gaat over het immigratiebeleid, de islam of Zwarte Piet. Steeds vaker zoeken extremisten van beide zijden elkaar ook op straat op. Een demonstratie van (extreem) rechts tegen asielzoekers kan steevast rekenen op een, veelal niet aangevraagde, tegendemonstratie van links, waarbij ook links-extremisten komen opdagen’, schrijft de AIVD. Waarbij de dienst Antifa heel duidelijk schaart onder deze

Als iemand in Nederland zich een aartsvijand van Antifa mag noemen, is het Constant Kusters, leider van de extreemrechtse Nederlandse Volks-Unie. Als ik hem spreek, blijkt hij levendige herinneringen te hebben aan de vele vechtpartijen en intimiderende acties. ‘In de jaren tachtig waren antifascisten erg intimiderend, al waren wij ook geen lieverdjes. Ieder weekend vielen wel ergens klappen over en weer. Ze zochten je thuis op, of belden je plat.’

In november 1993 wordt bij Kusters ingebroken. Hij is dan secretaris van de lokale afdeling van de extreemrechtse partij De inbrekers nemen zijn administratie mee, die later opduikt bij de antifascistische onderzoeksgroep Kafka. Ook in Leeuwarden, bij CP’86-lid Guido ten Broeke, wordt ingebroken.

Als ik Kafka om opheldering vraag, mailt een medewerker me: ‘Anders dan nu het geval is, waren er op dat moment verschillende georganiseerde antifascistische onderzoeksgroepen. Tussen deze groepen bestond samenwerking, maar ook concurrentie. De mores in die periode waren wat ruwer dan nu.’

Inbraak was in die tijd onderdeel van de strijd. De medewerker benadrukt echter dat Kafka geen inbraken pleegt om aan informatie te komen.

Slopen van een bank kan een boodschap de wereld insturen dat die instituten niet heilig zijn

Het geweld en vandalisme van Antifa komen voort uit goed doordachte tactieken, zegt Peter Storm, de antifascist die ik op de boekenbeurs spreek, het is ‘geen dom hooliganisme’. ‘Zo kan het slopen van een bank bijvoorbeeld een boodschap de wereld insturen dat die instituten niet heilig zijn.’ Overigens is dit geen specifieke Antifa-tactiek, benadrukt Storm, maar meer iets voor antikapitalistische ‘strijders’ in het algemeen.

Een boomlange antifascist uit Den Haag denkt dat die intimiderende aanwezigheid in Nederland op de straat effect heeft. stelt volgens hem niets meer voor ‘omdat wij iedere keer als zij ergens protesteren een tegengeluid laten horen. Als je weet dat er tientallen antifascisten voor je neus staan op het moment dat je een extreemrechtse demonstratie houdt, ga je toch twijfelen als racist.’

Dat de populariteit van Pegida tanende is, blijkt tijdens een demonstratie eind november vorig jaar in Nijmegen. Er komen zo’n dertig demonstranten opdraven, tegenover zo’n 120 antifascisten. In 2015 Utrecht wist Pegida nog honderden demonstranten op de been te krijgen.

Het is een grimmige middag. Naast Pegida zijn er zo’n twintig leden van Identitair Verzet aanwezig, volgens eigen zeggen ‘een rechts-realistische actiegroep’ die ‘instapt waar de overheid verzaakt’. De AIVD omschreef de groep eerder als een van de belangrijkste rechtsextremistische groeperingen van Nederland.

Een bijrol voor Pegida

Pegida speelt in feite een bijrol op haar eigen feestje. De discussies tussen Identitair Verzet en antifascisten lopen op zo’n honderd meter van de Pegida-demonstranten hoog op - aanwezige agenten moeten regelmatig de scheldende partijen uit elkaar houden.

Later, als de Pegida-aanhangers door de stad gaan lopen, doet Antifa verwoede pogingen de stoet op te houden. Dat leidt tot harde reacties van de politie, die de wapenstok veelvuldig gebruikt. Het geluid dat Antifa produceert, is bij tijd en wijle oorverdovend, zeker als je in de stoet van Pegida loopt. Een politiepaard komt om tijdens de tumultueuze middag, wat Pegida in de schoenen van Antifa probeert te schuiven. De politie zelf houdt het op hartfalen.

Volgens Edwin Wagensveld, leider van Pegida, heeft Antifa niets te maken met de magere opkomst. ‘We kunnen juist positief scoren doordat steeds meer mensen zien wie zich bij demonstraties gedraagt en Volgens Wagensveld raakt Antifa steeds verder geïsoleerd. ‘In tegenstelling tot vroeger wil gematigd links steeds minder samenwerken met deze radicalen.’

Ook in de jaren zeventig en tachtig was er bij de kleine linkse partijen echter weinig steun voor vroege geestverwanten van Antifa, zoals en hun methodes. Dat is niet veranderd. GroenLinks-voorman Jesse Klaver neemt duidelijk afstand van Antifa, zegt een woordvoerder desgevraagd.

Zodra geweld om de hoek komt kijken, kan er van samenwerking met Antifa geen sprake zijn, laten PvdA en GroenLinks weten

De Partij van de Arbeid heeft al een even grote afkeer van geweld als actiemethode. ‘Iedereen heeft het recht om te demonstreren’, reageert een woordvoerder namens de partij. ‘Maar zodra geweld om de hoek komt kijken, kan er van samenwerking nooit sprake zijn.’

De sociale media vormen een ander slagveld waar antifascisten en extreemrechts elkaar treffen. Ze bestrijden elkaar daar verbaal, maar maken er ook persoonlijke informatie over elkaar publiek.

Zo publiceert de Nederlandse Volks-Unie namen en adressen van Antifa-leden op en brengt onderzoeksgroep Kafka extreemrechts publiekelijk in kaart op De gevolgen zijn verstrekkend: intimidatie aan de deur, familieleden worden opgebeld en werkgevers ingelicht.

Toch moeten we het effect van sociale media niet overschatten, zegt de antifascist in Den Haag als ik hem eind 2017 spreek in het hoofdkwartier van de Haagse antifascisten.

‘Sociale media zetten mensen niet aan tot acties of demonstraties. Wie erop zit, ventileert alleen maar zijn frustratie. Zo ontstaat de situatie dat tienduizend mensen zich aanmelden voor een extreemrechtse demonstratie op een Facebook-pagina en uiteindelijk maar een handjevol activisten komt opdagen.’

Iedere dreiging moet hard de kop ingedrukt worden

Maar wat verklaart nu dat geweld van Antifa?

Eind januari wordt een 71-jarig kandidaat-gemeenteraadslid voor het Forum voor Democratie tijdens het flyeren voor de verkiezingen in Amsterdam fysiek belaagd door een groepje antifascisten, Een van hen roept ‘toen niet, nu niet, nooit meer fascisme’, waarna de FvD’er opzij wordt geduwd. Een van de belagers krijgt klappen van enkele omstanders.

Duidelijk het werk van Antifa, oordeelt Als reactie besluiten raadsleden van de PvdA, de Partij voor de Dieren en de SP niet mee te lopen in een antiracismedemonstratie die voor 18 maart gepland staat, en waarvan Anti-Fascistische Actie een van de deelnemers was.

De Amsterdamse afdeling van de PvdA schrijft op haar website: ‘We vrezen dat het protest te veel gedomineerd wordt door organisaties die methoden hanteren die wij haaks vinden staan op onze boodschap. Dat deelnemer Antifa ons vanmiddag via toebeet ‘vluchtelingen-jagers’ te zijn die lekker weg moeten blijven van de demonstratie, heeft ons gesterkt in ons besluit.’

Ik vraag antifascist Peter Storm naar de Amsterdamse rel bij het Forum voor Democratie. Voor hem werd met wat duw- en trekwerk een groter leed voorkomen. ‘Antifascisten wachten niet af. Ze willen zelf onrecht aanpakken als dat nodig is. Het Forum voor Democratie is openlijk racistisch. Moet je dan mensen die daar iets van zeggen keiharde klappen geven? Dat is de omgekeerde wereld.’

De onverzoenlijke houding zet veel kwaad bloed.

Als ik Mark Bray via Skype spreek, heeft hij een simpele verklaring voor Antifa’s gewelddadige optreden: angst om fascisme te onderschatten. ‘Als een groep antifascisten in 1919 Hitler na zijn eerste publieke toespraak in de Münchner Hofbräukeller zou hebben gestopt, was de wereld misschien een hoop ellende bespaard gebleven.’

Dát is het ijkpunt voor Antifa-leden als ze de straat opgaan: iedere rechtextremist is een potentiële nieuwe Hitler. Dat zeggen ook Antifa-aanhangers die ik spreek tijdens demonstraties, bij een anarchistische boekenbeurs en in het kraakpand. Daarom proberen ze bijeenkomsten waar volgens hun racisme of fascisme wordt gestimuleerd te dwarsbomen.

Dát is het ijkpunt voor Antifa-leden als ze de straat op gaan: elke rechtextremist is een potentiële nieuwe Hitler

Maar waar een groot deel van de Antifa-leden vindt dat deze acties binnen de marges van de wet moeten blijven, doet een kleine groep aan eigenrichting. Zij grijpen desnoods naar gewelddadige middelen als dat volgens hen nodig is om fascisme te bestrijden. En zij beschouwen autoriteiten als politie of justitie net zo goed als tegenstanders, wanneer deze het recht op vrijheid van meningsuiting van extreemrechts handhaven.

Ik vraag aan een studentikoos ogende jonge vrouw, actief voor Antifa-Noord (actief in Groningen en Drenthe), wat antifascisten tijdens een Pegida-demonstratie zouden doen als de politie beide groepen niet van elkaar gescheiden zou houden. ‘We zouden voor ze gaan staan en hun boodschap overstemmen.’

En als Pegida zou doorlopen? ‘Dan zouden we ze begeleiden naar het station, zodat ze terug naar huis keren.’ Maar als Pegida-demonstranten dat niet willen? ‘Dan duwen we ze die kant op.’ Als Pegida van zich af slaat? ‘Dan slaan we terug.’

Dit artikel is onderdeel van een langlopende serie over extreme politieke bewegingen. Deze serie wordt gesteund met een financiële bijdrage van het

Meer lezen?