Kinderen zijn als rupsen: nog lang niet af. Deze hoogleraar vertelt hoe je hun brein het best stimuleert
Als je kinderen goed wilt leren nadenken, moet je hen zó stimuleren dat hun hersenen zich evenwichtig ontwikkelen. Nu gebeurt dat te weinig, zegt Jelle Jolles, hoogleraar neuropsychologie. ‘We halen er niet uit wat erin zit.’
‘Eigenlijk moet ieder kind Ronja de roversdochter in huis hebben. Koop dit boek met het oerverhaal over zelfstandig worden en geef het weg (en/of lees het zelf)!’
Vrijwel dagelijks kunnen de ruim tienduizend Twittervolgers van @JelleJolles dit soort berichten van hem lezen. De hoogleraar neuropsychologie aan de Amsterdamse Vrije Universiteit heeft duidelijk een missie: we moeten meer gebruik maken van de bestaande kennis om ervoor te zorgen dat kinderen optimaal gebruik maken van hun intellectuele vermogens.
Niet omdat we meer Einsteins nodig hebben, legt hij uit, maar omdat we meer creatieve, sociale, intelligente en grensverleggende mensen nodig hebben. ‘Van de CEO tot de alzheimerverpleegkundige, tot de huisman die zorgt voor de kinderen.’
In een lichte werkkamer met uitzicht op het Amsterdamse Vondelpark zit ik tegenover de geëngageerde Twitterprofessor. Hij is de derde persoon met wie ik praat voor mijn verhalenreeks ‘Tot wat voeden we op ?’. Ik wil het hebben over ‘je hersens gebruiken’, over nadenken en nieuwsgierigheid - thema’s die regelmatig bij hem aan bod komen, onder meer in zijn boek Het Tienerbrein. Hoe ontwikkel je die vermogens bij kinderen? En welke steken laten we vallen als opvoeders?
Te weinig kennis voor goed opvoeden
Als ik Jolles dat laatste vraag, merk ik hoe goed hij het opvoedvak verstaat. ‘Mmm, ik praat niet graag over “steken laten vallen”, want dan is het alsof we fouten hebben gemaakt. Waarschijnlijk is dat niet zo, maar heeft de gemiddelde ouder of gedragsspecialist gewoon te weinig kennis en inzicht om de “goede” opvoedingsbesluiten te nemen.’
Welke kennis ontbreekt, legt hij graag eerst even uit. We worden allemaal geboren met een brein met ontzettend veel potentie, zegt hij. Maar wat je van dat potentieel gebruikt, hangt af van de mate waarin dit wordt gestimuleerd, vooral tussen het eerste en vijfentwintigste levensjaar.
Dan gaat het om kennis en analytisch denkvermogen, maar ook om het ontwikkelen van lichamelijke, creatieve- en sociaal-emotionele vaardigheden. Al die hersenonderdelen die je zo activeert werken samen – en bepalen uiteindelijk hoe je later als volwassene gaat functioneren in de maatschappij.
Het brein van een Inuit-kind aan de Noordpool ontwikkelt zich heel anders dan dat van een kind dat opgroeit in een villa in Wassenaar
Jolles: ‘Omdat die hersenontwikkeling zo afhankelijk is van je omgeving – ouders, leraren, maar ook je toegang tot speelgoed, sportvelden en muziekscholen – ontwikkelen de hersenen van een Inuit-kind aan de Noordpool zich heel anders dan die van een kind dat opgroeit in een villa in Wassenaar. Wiens brein zich weer totaal anders ontwikkelt dan dat van een kind dat opgroeit op een galerijflat op zeven hoog, zonder voetbalveld of speeltuin in de buurt. En dat terwijl de breinpotentie van al deze kinderen elkaar in principe niet veel ontloopt.’
‘Als je nu weet dat het zo werkt, zou je mensen tot een jaar of vijfentwintig zo veel mogelijk de gelegenheid moeten geven al die mogelijkheden en al die functies van dat brein te ontplooien.’
En dat doen we niet genoeg?
‘Nee. In de sportwereld pakken ze dat bijvoorbeeld beter aan. Als je het topvoetbal uit de jaren zeventig bekijkt, zit dat eigenlijk simpel in elkaar. Enigszins gechargeerd komt het erop neer dat je een bal hard naar voren schiet en dat iemand hem erin kopt.’
‘Maar die topvoetballer van toen zou met dezelfde vaardigheden in deze tijd waarschijnlijk niet verder komen dan de Eerste Divisie. Dat komt omdat het voetbalspel, net als de hele samenleving, complexer en fanatieker is geworden. En dus moet dat jonge voetballertje nu veel meer en op een andere manier oefenen om alle in deze tijd gewenste vaardigheden onder de knie te krijgen.’
Andere aanpak nodig
‘Het gekke is nu dat we wél begrijpen dat er een andere aanpak nodig is om jonge sport- en muziektalenten verder te helpen, maar dat we op onderwijs- en opvoedvlak weinig tot niks hebben aangepast. Terwijl de toegenomen kennis over de ontwikkeling van het brein alle redenen biedt om dat wél te doen.’
‘Het gevolg is dat onze kinderen zich middelmatig ontwikkelen. Je kunt zeggen dat we gaan voor een 7, in plaats van voor een 10. En dat is jammer. Kinderen kunnen namelijk zo veel meer plezier van hun hersenen hebben, ook op het emotionele vlak. Sterker nog: ze zullen de kennis en vaardigheden die we nu nog niet genoeg ontwikkelen hard nodig hebben om te kunnen functioneren in een samenleving die steeds complexer wordt.
Je stelling dat ouders er niet uithalen wat erin zit bij kinderen, is opmerkelijk. Het lijkt in tegenspraak met het heersende beeld van ouders. Kijk naar het succesvolle tv-programma De Luizenmoeder. De boodschap dáár is dat we te ambitieus zijn als het gaat om onze kinderen. Dat ze daardoor gestrest zijn. Denk je daar dan anders over?
‘Ook ik vind dat we geneigd zijn kinderen te veel te pushen. En dat dit stress oplevert. Ik pleit dan ook voor een andere weg.’
Leraren en ouders denken dat kinderen al vanaf een jaar of 10, 11 de regisseur kunnen zijn van hun eigen leven
‘Die stress waar kinderen nu mee worstelen, wordt volgens mij vooral veroorzaakt doordat we te veel verwachten van kinderen. Leraren en ouders denken dat kinderen al vanaf een jaar of 10, 11 de regisseur kunnen zijn van hun eigen leven. Dat ze al bewust kunnen kiezen of ze later aan een universiteit willen studeren of juist een meer praktische opleiding willen volgen. Dat ze zichzelf kunnen motiveren om vakken te leren waarvan ze het nut absoluut niet inzien. Of bewust ervoor kunnen kiezen een muziekinstrument te bespelen.’
‘Maar dat soort belangrijke keuzes kunnen veel kinderen nog niet maken. Ze hebben daarvoor veel te weinig zelfinzicht en kunnen hun keuzes nog niet overzien. Ze weten niet wat de samenleving van hen verwacht en kunnen nog niet helemaal bevatten waarom school belangrijk is. Ze zijn gewoon nog niet af. Je moet ze zien als werk in uitvoering.’
‘Als kinderen dan vervolgens niet aan onze irreële verwachtingen voldoen, zijn we teleurgesteld. En dan gaan we de druk opvoeren. Of we straffen ze door ze meteen naar een lager schoolniveau te laten afglijden. Dát is wat die stress veroorzaakt bij kinderen.’
Faalangstige stresskonijnen
‘Mijn pleidooi is meer te beseffen dat onze kinderen nog niet ‘klaar’ zijn en het recht hebben om nog onvolwassen te zijn. We moeten kinderen meer beschouwen als een rups. Die ontwikkelt zich tot een mooie vlinder. Maar als je hem nú omhoog gooit en zegt ‘vlieg’, krijg je een probleem...’
Hoe kunnen we onze kinderen dán stimuleren, zonder er faalangstige stresskonijnen van te maken?
‘Om te beginnen moeten we meer profiteren van de aangeboren nieuwsgierigheid van kinderen. Zorg voor een stimulerende en rijke leeromgeving. Daag kinderen uit met gekke vragen: wat zou er gebeuren als katten konden blaffen? Jouw hond kan touwtjespringen, toch? Oh, nee? Waarom niet?’
Discussieer met kinderen over dingen die je bezighouden en vraag wat zij ervan vinden. Of laat ze een naar interessante foto’s kijken
‘Discussieer met ze over dingen die jou bezighouden en vraag wat zij ervan vinden. Of laat ze eens naar interessante foto’s kijken. Neem de foto die ik laatst tegenkwam. Je ziet Rutte een verhaal houden terwijl alle ministers op hun telefoon kijken. Wie is die man, kun je beginnen met vragen. En wie zijn die mensen? Moeten ze niet naar die man luisteren? Waarom zijn ze zo druk bezig met hun telefoon?’
‘Zo maak je gebruik van hun natuurlijke nieuwsgierigheid en stimuleer je het nadenken en – minstens zo belangrijk – het verwoorden van informatie, intenties en gevoelens.’
En scholen? Hoe kunnen zij beter inspelen op die nieuwsgierigheid?
‘Bij hele kleine kinderen – kleuters, kinderen in groep 3 en 4 – is het soms lastig mee te gaan in hun spontane uitingen van nieuwsgierigheid. Dat komt omdat de klassen vaak erg groot zijn. Gelukkig beginnen scholen dat nu een beetje in te zien. Toch zijn er wel mogelijkheden om meer gebruik te maken van die nieuwsgierigheid.’
Puzzels die ruimtelijk inzicht vergroten
‘Met mijn team heb ik bijvoorbeeld het ‘BreinPlein’ ontwikkeld, voor kinderen van 7 tot 14 jaar. We bieden ze een set puzzels, een knikkerbaan en bouwmateriaal, simpel én complexer. De materialen en de bijbehorende vrije opdrachten stimuleren ruimtelijk inzicht, ruimtelijk denken en redeneren. Het doet een beroep op hersenfuncties die anders ongebruikt blijven.’
‘Op de middelbare school zouden docenten misschien vaker vakoverstijgend kunnen werken. Maak met alle taaldocenten een quiz over de talen, bijvoorbeeld: waar liggen de overeenkomsten en waar de grootste verschillen? Het gaat er om dat je kinderen af en toe uit hun vaste context haalt en een extra dimensie biedt.’
Hoe zit het met de kennis die ze nu nog uit het hoofd moeten leren? Moeten we dat afschaffen en vervangen door gericht aanwakkeren van hun nieuwsgierigheid?
‘Nee, daar ben ik zeker geen voorstander van. Oud-minister van onderwijs Maria van der Hoeve liet zich een paar jaar geleden ontvallen dat kennis niet meer belangrijk zou zijn: we zouden alles kunnen opzoeken. En dat verhaal is een heel eigen leven gaan leiden. We weten nu dat het lariekoek is. Kennis is ongelooflijk belangrijk. Je hebt het nodig om je nieuwsgierigheid mee uit te bouwen en richting te geven aan dingen die je wilt doen en maken: “Wow, moet je dat zien! Wat is het? En hoe werkt het?” Die gedachte.’
‘Hier zie je overigens hoe gevaarlijk het is als politici en beleidsmakers uitspraken doen die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Dat kan echt veel schade aanrichten.’
Je kunt een kind best uitleggen dat hij ‘werk in uitvoering’ is. En dat hij daarom moeilijker snapt dat Frans leren handig is voor later
Nog even over die kennis: als een kind niet snapt waarom hij het nodig heeft, hoe motiveer je hem dan?
‘Als je kind of je leerling bijvoorbeeld niet snapt waarom hij die moeilijke woorden moet leren voor Nederlands, of niet begrijpt wat hij heeft aan dat ‘stomme Frans’, kun je hem om te beginnen vertellen dat je begrijpt dat hij zo denkt. En dat het goed is dat hij dit soort nieuwsgierige vragen stelt. Daarnaast kun je hem – met een grapje – uitleggen dat hij nog ‘werk in uitvoering’ is. En dat hij daarom moeilijker kan begrijpen waarom zoiets ‘stoms’ als Frans of moeilijke woorden leren handig is voor later.
‘Natuurlijk moet je het daar niet bij laten. Je moet ook uitleggen waaróm iets belangrijk is. Je kunt bijvoorbeeld vertellen dat als je een taal goed beheerst, je dat helpt goed te kunnen nadenken: je hebt taal immers nodig om je gedachten en gevoelens mee te verwoorden. Of je vertelt dat vreemde talen je wereld vergroten. Hetzelfde geldt voor lezen en literatuur. Inspireer een kind door te vertellen wat je uit verhalen kunt halen. Benadruk het plezier dat het je kan geven.’
Af en toe gewoon iets aannemen
‘Waar het om gaat is dat de opvoeder iets meer zijn best gaat doen om uit te leggen waarom hij een kind op een bepaald vlak stimuleert en dat het kind begrijpt dat hij nog niet alles kan overzien en dus af en toe gewoon iets moet aannemen.’
Klinkt wel heel optimistisch, dit
‘Als je dit soort dingen voor het eerst tegen je kind zegt, zal dat hoogstwaarschijnlijk weinig uithalen: een kind en zeker een tiener neemt niet iets klakkeloos aan. En dat is ook goed.’
‘Maar je moet je daar niet door van de wijs laten brengen. Als je deze boodschap vaker en op een vriendelijke, coachende manier herhaalt, zal hij op een gegeven moment landen. Daardoor zal de intrinsieke motivatie om te leren uiteindelijk toenemen bij je kind. Je zoon of dochter snapt namelijk waarom het slim is om iets van je aan te nemen.’
Door te skateboarden, ontwikkel je ruimtelijk inzicht – en word je beter in wiskunde
Je geeft voorbeelden van cognitieve stimulering. Maar hoe zit het met de creatieve of emotionele stimulering van het brein? Hoe verhoudt zich dat tot nadenken?
‘Bij veel mensen bestaat de neiging al die aspecten van het brein als losse units te zien. Maar ze werken samen. Door te skateboarden, ontwikkel je ruimtelijk inzicht. Waardoor je beter wordt in wiskunde. Door een woord om te zetten in beeld, kun je het beter onthouden. Als je sociaal-emotioneel sterk bent, durf je meer op onderzoek uit te gaan en begrijp je de intenties van een ander beter. Als je zelfinzicht hebt, houd je je makkelijker aan je planning.’
‘Het is dus belangrijk dat we alle aspecten van het brein stimuleren. Laat kinderen bijvoorbeeld toneelspelen. Dan leren ze zich beter te verplaatsen in een ander. Leg op school niet zo sterk de nadruk op computervaardigheden. Laat ze ook zingen, breakdancen, verhalen schrijven. Stimuleer lezen en de verbeelding en lees voor.’
‘Als je dat soort dingen meer aanbiedt op school, maak je veel meer gebruik van de breinpotentie van de kinderen en gaan de moetjes – taal, rekenen – vanzelf mee. Daarvan ben ik overtuigd.
Als Jolles me uitlaat, komt zijn tweejarige kleinzoon aanlopen met een hond. ‘Jouw hond heet Piet, toch?’ vraagt Jolles. ‘Neeee’, zegt zijn kleinzoon grijnzend.