Zal Google kinderen echt bijbrengen wat privacy is?
Vorige week had ik het genoegen te dineren met José van Dijck, tot deze week voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. We zaten naast elkaar tijdens een diner pensant georganiseerd door Kennisnet, het expertisecentrum op gebied van ict en onderwijs.
Daar spraken we onder andere over de vraag in hoeverre scholen prestaties van leerlingen mogen meten, over privacy op school en over de invloed van technologiebedrijven op ons onderwijs.
Over die techbedrijven in het onderwijs las ik van de week een goed stuk op The Outline.
Hoe techbedrijven verschillen van uitgeverijen
Leraar Joanne Petrone beschrijft daarin waarin die bedrijven verschillen van traditionele uitgeverijen. Allereerst hebben techbedrijven er veel meer baat bij kinderen de juiste vaardigheden te leren om later in de technologiesector te gaan werken.
Daarnaast heeft de traditionele uitgeverij niet als doel consumenten op te voeden die van geboorte tot graf hun studieboeken kopen, terwijl het wel in het belang is van technologiebedrijven als kinderen een positief gevoel bij hun merk krijgen, zodat ze trouwe klanten van die bedrijven worden.
‘Om daar een beeld van te krijgen, hoef je maar een uur mee te kijken in een klas op mijn middelbare school. Op een gewone dag beginnen de leerlingen met een activiteit die op Google Classroom staat. Nadat we de antwoorden hebben besproken en ik iets heb uitgelegd, zeg ik tegen ze dat ze Google Docs moeten openen en moeten beginnen met schrijven. “Vergeet niet om in Google Calender te kijken en te studeren voor je volgende toets! Oh, en vergeet ook niet om je schrijfopdracht voor donderdag in Google Classroom in te leveren!" zeg ik ze dan.’
Het klinkt óók als een succesverhaal van een leraar die de lesstof weet te verweven met de technologische tools die de moderne werknemer ook gebruikt. En geef die scholen en leraren eens ongelijk: de onderwijsdiensten van Google zijn gratis, in die zin dat je er niet met geld voor betaalt.
‘Maar er zou beter moeten worden gekeken naar de échte kosten’, schrijft Petrone in The Outline, ‘en er zou een publiek debat moeten worden gevoerd over de vraag of we die prijs daarvoor willen betalen.’
Want wie niet met geld betaalt, betaalt met data.
Privacyles van Google
Maar er is meer. Petrone schrijft over het gratis spelletje ‘Interland’, waarmee kinderen op speelse wijze en in een kleurrijke omgeving kunnen leren hoe ze veilig online kunnen opereren.
Dat spelletje is gemaakt door Google, en maakt deel uit van de ‘Be Internet Awesome’-campagne van het bedrijf.
Wie internet awesome is, denkt na voor hij iets online zet, herkent oplichters, bedenkt sterke wachtwoorden en doet niet aan cyberpesten. Daarmee worden privacy en veiligheid als individuele keuzes gezien. Petrone: ‘Door zich alleen op persoonlijke keuzes te richten, suggereert de methode dat de bescherming van persoonsgegevens volledig in handen van het individu is en dat dit individu daar verantwoordelijk voor is.’
Zo blijft Google zelf buiten schot. Sterker nog: omdat juist Google dit spel ontwikkeld heeft, krijgen kinderen de boodschap mee dat Google synoniem staat aan privacy en veiligheid.
Petrone: ‘Als het doel niet alleen is om te voorkomen dat kinderen virussen downloaden op schoolcomputers maar ook om zichzelf te beschermen tegen bedrijfsbelangen die hun data willen gebruiken, dan wordt dat doel ondermijnd met lesmateriaal dat subtiel een gekleurd verhaal vertelt over die bedrijven.’
Daar moet het Nederlandse onderwijs ook alert op zijn, zeker nu ze er op het ministerie van Onderwijs over nadenken ‘digitale geletterdheid’ op te nemen in het verplichte lesprogramma.
Petrone: ‘Het gaat er niet om dat Google scholen niets te bieden heeft - dat heeft het duidelijk wel - maar om de prijs die we daarvoor betalen. Als de prijs te hoog is, zouden we ons de lessen moeten herinneren die we zelf geleerd hebben: dat onderwijs niet draait om hoe we slimme, gepolijste technologieconsumenten kunnen worden, maar om hoe we burgers kunnen zijn.’
Met groet!
Johannes