Supertechnologie gaat het klimaat niet fixen. Toch rekenen onze politici erop
Wat hebben alcohol in je bloed en CO2 in de atmosfeer met elkaar gemeen?
Ze werken door als het feest alweer is afgelopen.
Zoals je na een avond stappen niet ineens nuchter bent, zo ben je niet gelijk van de opwarming af als je een tijdperk van olie, gas en kolen afsluit.
Want de broeikasgassen uit onze fabrieken, vliegtuigen en auto’s stapelen zich in de atmosfeer op als alcohol in ons bloed. En zoals het promillage alcohol bepaalt hoe goed we nog kunnen fietsen, zo bepaalt de opgebouwde concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer de gemiddelde temperatuur op aarde.
Met vertraging bepaalt die temperatuur vervolgens weer waar de ijsbergen en de gletsjers liggen, hoe hoog de zeespiegel staat, hoe nat of droog het is, kortom hoe bewoonbaar verschillende regio’s op aarde zijn.
Maar waar je een roes in een nachtje kunt uitslapen, daar blijft CO2 in de dampkring tientallen tot honderden jaren rondzweven. En al die tijd houdt het warmte vast.
Klimaatopwarming is daarmee anders dan andere milieuproblemen. Als we bijvoorbeeld 10 procent minder fijnstof uitstoten, zit er korte tijd later ook 10 procent minder fijnstof in de lucht. CO2 werkt dus niet zo – het werkt veel langer door.
De uitstoot beperken is niet genoeg
Daarom zijn er allerlei plannen en pogingen om de uitstoot te beperken. Die slagen daarin vooralsnog onvoldoende: de uitstoot stijgt nog steeds.
Maar zelfs als de uitstoot naar nul gaat, duurt de ontwrichting van het klimaat voort omdat de opgebouwde concentratie van CO2 en andere broeikasgassen in de atmosfeer nu al gevaarlijk hoog is.
Minder uitstoten is dus niet genoeg, de concentratie moet omlaag. Hoe gaan we dat doen?
Daar hebben wetenschappers en scenariomakers begin deze eeuw iets op gevonden. Hun vondst werkte goed op papier en ze noemden haar ‘negatieve emissies’. Dat is een lelijke term voor een simpel idee: CO2 uit de atmosfeer halen.
Hoe we uitstoot kunnen terugdraaien
Het idee is dat we uitstoot van vandaag later ongedaan kunnen maken. En dat idee kan sinds het Klimaatakkoord van Parijs op groeiende aandacht rekenen, omdat beleidsmakers over de hele globe naarstig op zoek zijn naar manieren om de klimaatdoelen te halen.
In deze context kwamen eind mei in Zweden 250 wetenschappers bij elkaar voor de eerste wereldwijde conferentie over ‘negatieve emissies’. Ze bespraken de verschillende manieren om CO2 te vangen en vast te leggen. Die kun je in drie categorieën onderscheiden:
1. De eerste, simpelste en goedkoopste manier is: de natuur aan het werk zetten. Bijvoorbeeld heel veel nieuwe bossen aanplanten omdat bomen tijdens de groei CO2 vastleggen in hout en bladeren, of landbouwgronden zo bewerken dat die meer CO2 vasthouden.
2. Een tweede, meer industriële oplossing staat bekend als ‘BECCS’, Bio-energy with carbon capture and storage. Het idee is dat ‘biomassa’ zoals houtkorrels wordt verbrand in een elektriciteitscentrale, waarna de CO2-uitstoot uit de schoorsteen wordt gefilterd zodat die niet de lucht ingaat.
3. En dan zijn er de technieken die natuurlijke processen om CO2 op te vangen nadoen of versnellen. Hieronder valt bijvoorbeeld de techniek ‘direct air capture’, waarbij de buitenlucht door een installatie wordt gezogen die de CO2 afvangt.
Als de CO2 eenmaal is opgevangen, kun je er van alles mee doen. Je kunt hem onder de grond wegstoppen in de hoop dat hij daar eeuwig blijft zitten, naar tuinders sturen, zodat hun planten harder groeien, of als grondstof gebruiken voor het produceren van materialen of brandstoffen.
Kunnen we het klimaat dus fixen?
Mocht je denken dat dit allemaal wel heel makkelijk klinkt, dan heb je gelijk. Want aan al deze methodes kleven vooralsnog helaas forse nadelen.
Direct air capture bijvoorbeeld kost godsgruwelijk veel energie en is daarom nog onbetaalbaar, zeker op de schaal die nodig is.
En voor grootschalige toepassing van BECCS is heel veel land nodig waarop gewassen of bomen worden verbouwd, die dan daarna in elektriciteitscentrales worden opgestookt. Volgens sommige schattingen zou een oppervlak van tot bijna vier keer India nodig zijn, ofwel 80 procent van alle landbouwgrond ter wereld.*
Je kunt je wel voorstellen waarom dat problematisch is. En dat is dan alleen nog maar nodig om de CO2 te vangen in ‘biomassa’. Daarnáást moet er voor het afvangen van gas bij elektriciteitscentrales nog een hele sector worden opgetuigd – met naar verwachting dezelfde omvang als de huidige kolensector.
Politici rekenen hier al op
Niet echt aantrekkelijk dus, en misschien niet eens haalbaar. Toch hebben klimaatwetenschappers ‘negatieve emissies’ al in hun scenario’s verwerkt. Dat is namelijk vrijwel de enige manier om met de huidige uitstoot de opwarming tóch nog ruim beneden de twee graden Celsius te houden, zoals in Parijs is afgesproken.
Althans, in de modellen.
Neem het IPCC-rapport uit 2014. Dat schetst een scenario waarin de uitstoot van CO2 in 2060 op nul uitkomt en daarna ‘onder de nul’ duikt.* Nieuwere scenario’s rekenen doorgaans op telkens meer negatieve emissies om het ‘tweegradendoel’ nog in zicht te houden.*
De consensus is dat negatieve emissies noodzakelijk zijn. Politici die optimistisch zijn over het halen van de klimaatdoelen – in Nederland vooral D66 en de VVD – gaan ervan uit dat we de huidige uitstoot later kunnen terugdraaien, zonder iets te zeggen over de nadelen of haalbaarheid daarvan.
Ook oliebedrijven als Shell geloven dat we fossiele brandstoffen kunnen blijven gebruiken, omdat we later CO2 gaan opvangen. De industrie hoopt daar misschien ooit aan te gaan verdienen.
Gaat dit werken?
Begrijp me niet verkeerd: ook ik denk dat negatieve emissies nodig zijn. Maar dan als laatste redmiddel, als alle andere opties zijn uitgeput. Dat is alleen níet hoe beleidsmakers ermee omgaan.
Politici en bestuurders staan nu toe dat de wereldeconomie doorzuipt, in de hoop dat we later een magische manier vinden om de ergste brokken te voorkomen.
In het Engels is er een mooie term voor het bijbehorende risico: moral hazard, een situatie waarin mensen hogere risico’s kunnen nemen omdat ze niet opdraaien voor de gevolgen ervan. Zoals een bankier die andermans geld belegt zonder aansprakelijk te zijn voor slechte resultaten.
De dromen over negatieve emissies worden nu al als excuus gebruikt om harde ingrepen uit te stellen en risico’s door te schuiven.
Is dat verstandig? Wat als de reddende technologie niet verschijnt? Of te laat?
Wachten op ‘supertechnologieën’ zoals de afvang en opslag van CO2 bij elektriciteitscentrales is kostbaar, schrijven de auteurs van een recente studie in Nature. Want als dit soort technologieën niet tot wasdom komen, wordt het een stuk duurder om de klimaatdoelen te halen.
Nu inzetten op vermindering van de uitstoot door bewezen en betaalbare technieken zoals zonnepanelen en windmolens en het verlagen van de vleesconsumptie is veel goedkoper en ook minder riskant. Het bespaart ons de hoge toekomstige kosten van klimaatontwrichting.
Hier moeten we het dus over hebben. Debat over negatieve emissies is er nog nauwelijks, waarschijnlijk omdat het een wat technisch verhaal is. Maar de maatschappelijke gevolgen hiervan zijn te belangrijk om alleen aan de klimaatspecialisten over te laten.
Hoeveel van de kosten schuiven we door en hoeveel schade kunnen we nog beperken door nu al de juiste keuzes te maken? Kiezen we voor de strategie van de dronkaard, of maken we de bewuste keuze om de toekomstige afhankelijkheid van supertechnologieën zo klein mogelijk te houden?
Met dank aan Detlef van Vuuren (PBL) voor het becommentariëren van een conceptversie van deze column.