Wat ooit gold als hoogste vorm van journalistiek, ondermijnt nu juist de democratie

Joris Luyendijk
Schrijver en antropoloog
Hongarije, Országház. Uit de serie Parliaments of the European Union door Nico Bick.

Onderzoeksjournalisten golden altijd als hoeders van de democratie, die ze met hun werk versterkten. Tegenwoordig voeden zij juist het wantrouwen in de politiek. Omdat er te weinig met hun onthullingen gebeurt. En omdat populisten met hun onderzoek aan de haal gaan. Volstaat het nog wel om alleen aan te tonen wat er mis gaat?

In deze tijd van verdeeldheid, verwarring en cynisme zijn er maar weinig beroepsgroepen en instanties die nog het vertrouwen genieten van het grote publiek. Onderzoeksjournalisten gelden, mede dankzij Hollywood, nog wel als ‘good guys’. Na is er nog geen Wolf of gemaakt.

Toch moet ik – met enige tegenzin – lopen onderzoeksjournalisten van nu, met hun kritische blik op de huidige democratie, niet het gevaar de nuttige idioten te worden van demagogen en protestpartijen?

Wie oud genoeg is, kan zich herinneren dat de denigrerende term ‘nuttige idioot’ uit de Koude Oorlog stamt. Hiermee werden de mensen in het Westen bedoeld wier acties de Sovjet-zaak verder hielpen, hoewel ze zelf geen communistische sympathieën koesterden of beseften welke gevolgen hun daden hadden.

Een goed voorbeeld is de vredesbeweging in het West-Europa in de jaren tachtig. Pacifisten verzetten zich tegen het gebruik van kernwapens, in de veronderstelling dat dit goed was voor de wereldvrede. Maar in de ogen van de Sovjets waren zij onnozele pionnen die niets afwisten van de Koude-Oorlogsspelletjes die het Kremlin met westerse regeringen speelde en daardoor mooi konden worden ingezet om verdeeldheid in het Westen te zaaien.

Lopen de onderzoeksjournalisten van nu het gevaar munitie te vormen voor de vijanden van de huidige democratie? Zijn wij hun onnozele pionnen, hun nuttige idioten?

Oostenrijk, Nationalrat. Uit de serie Parliaments of the European Union door Nico Bick.

Het zelfreinigend vermogen van de democratie

Het schoolvoorbeeld van succesvolle onderzoeksjournalistiek is natuurlijk Watergate. Verslaggevers van The Washington Post onthulden de illegale spionagepraktijken van president Richard Nixon – een inbraak en de plaatsing van afluisterapparatuur in het hoofdkantoor van de Democratische Partij – evenals de daaropvolgende pogingen tot verhulling. Nixon treedt in schande af en de journalisten, Bob Woodward en Carl Bernstein, ontvangen in 1973 de Pulitzer Prize voor hun journalistieke werk. Ze worden bovendien wereldberoemd als Hollywood hun avonturen verfilmt als

Zó hoort de journalistiek de heersende macht in een democratie te controleren. De onthulling dat de president de wet heeft overtreden schaadt het vertrouwen van iedere weldenkende burger van het land. Als de schandalen vervolgens leiden tot het aftreden van de president, herstelt dit niet alleen het vertrouwen, maar versterkt het dit ook.

Als zelfs de machtigste man van het land niet boven de wet blijkt te staan, werkt het systeem blijkbaar goed. De Pulitzer van Woodward en Bernstein viel dan ook in de categorie Public Service – journalistiek die het algemeen belang dient. Dit mechanisme wordt ook wel ‘het zelfreinigend vermogen’ van de democratie genoemd.

Het Watergate-onderzoek van The Washington Post, Time en The New York Times is in het begin door andere media beschimpt en genegeerd

Theorie en praktijk liggen hier natuurlijk ver uit elkaar. Veel onthullingen van wangedrag blijven zonder gevolgen. Het Watergate-onderzoek van The Washington Post en ook Time en The New York Times is aanvankelijk door de andere media genegeerd, beschimpt of gebagatelliseerd. De onthullingen maakten slechts deel uit van een breder politiek proces dat president Nixon uiteindelijk ten val gebracht.

Maar het onderliggende principe is duidelijk: onderzoeksjournalisten dragen bij aan de ontmaskering van machtsmisbruik en blijven hun verhaal net zo lang naar buiten brengen tot de rest van het systeem er niet langer omheen kan. In optimale vorm is een democratie wat de filosoof Nassim Nicolas Taleb noemt ‘antifragiel’. Een oplawaai voor het systeem, in dit geval de onthulling van machtsmisbruik aan de top, maakt dit systeem niet zwakker, maar sterker.

Watergate speelde in het begin van de jaren zeventig. Dat waren heel andere tijden. Op het politieke vlak zijn er sindsdien fundamentele veranderingen geweest, met grote en nogal pijnlijke gevolgen voor het vak van de onderzoeksjournalist.

In Nederland en in andere landen van Europa, zijn de twee traditionele politieke blokken – een links deel met sociaaldemocratische of socialistische partijen en een centrumrechts deel met christendemocratische of conservatieve partijen – uiteengevallen.

Tot de jaren negentig hadden de meeste Europese landen een regerende partij en een grote oppositiepartij. Wat journalisten wisten op te graven, ging een rol spelen in deze dynamiek. Simpel gezegd: de oppositie kon met onze verhalen aan de slag. En omdat de oppositie de regerende partij kritisch volgde, in de hoop haar bij de volgende verkiezingen te verslaan, vergrootte dat de kans dat die laatste tot een reactie werd gedwongen.

Een belangrijke voorwaarde voor deze dynamiek is dat de oppositie eerlijk handelde. En haast nog belangrijker: dat ze constructief te werk ging. De oppositie had een eigen, realistisch programma en kon de onthullingen van journalisten inzetten om de regering onder druk te zetten. En als dat niet werkte, kon de kiezer de regering nog wegstemmen.

Stel nu dat de oppositie ten tijde van Nixon niet had bestaan uit een serieuze, constructieve Democratische Partij, maar was geleid door iemand als Donald Trump of Boris Johnson.

Dat is nu bijvoorbeeld het geval in Frankrijk, waar een ernstige onthulling over president Emmanuel Macron hoogstwaarschijnlijk in het zadel zou helpen, de rechts nationalistische partij van Frankrijk. Een Watergate-achtig schandaal dat beide partijen in in Duitsland zou schaden, zou tot een machtsovername van de extreemrechtse Alternative für Deutschland (AfD) kunnen leiden. In Nederland wacht de extreemrechtse Geert Wilders in de coulissen.

Duitsland, Deutscher Bundestag. Uit de serie Parliaments of the European Union door Nico Bick.

De Britse bonnetjesaffaire

Denk bijvoorbeeld aan de ‘bonnetjesaffaire’ uit 2009, die aan het licht bracht dat Britse parlementariërs idiote en schandalige declaraties hadden ingediend. De onthulling was een gevolg van knappe onderzoeksjournalistiek en schaadde terecht de reputatie van de beide grote politieke partijen in het Verenigd Koninkrijk.

Maar toen enkele jaren later het referendum over het EU-lidmaatschap werd gehouden, droeg dit gebrek aan vertrouwen in de heersende partijen bij aan het succes van de clowns, leugenaars en demagogen in het kamp ‘Leave’, die konden rekenen op een breed draagvlak voor hun loze beloftes.

Ik wil niet zeggen dat het Verenigd Koninkrijk de EU niet had moeten verlaten, dat staat de Britten vrij. Mijn punt is dat de bevolking op niet eerder vertoonde wijze werd voorgelogen, wat leidde tot miljoenen stemmen voor een sprookje: dat je de EU kunt verlaten zonder verlies van privileges.

Dit succes was mede te danken aan het feit dat de politici die het sprookje probeerden te ontkrachten hun geloofwaardigheid en aanzien goeddeels hadden verloren door het declaratieschandaal.

Het werk van onderzoeksjournalisten gedijt bij een betrouwbare, integere en coherente oppositie. Nog maar schrikbarend weinig landen in het democratische Westen kunnen hierop bogen. De nieuwe protestpartijen maken hun naam heel letterlijk waar: in plaats van een reëel, weldoordacht alternatief voor de toekomst bieden ze een platform voor zowel gegronde als ongegronde klachten. Ze definiëren zich vooral door waar ze tégen zijn.

De chaos in de VS en de politieke verlamming in het VK laten duidelijk zien wat er gebeurt als clowns en schurken het voor het zeggen krijgen

De chaos in de VS en de politieke verlamming in het Verenigd Koninkrijk laten duidelijk zien wat er gebeurt als clowns en schurken het voor het zeggen krijgen. Vandaar dat het tijd wordt dat wij onderzoeksjournalisten onszelf de vraag stellen: draagt ons werk onbedoeld bij aan hun succes?

Om die vraag te beantwoorden, moeten we ook naar de ontwikkelingen op een ander niveau kijken: die in de EU. De VS kampen momenteel met hun eigen crises en problemen, die deels die van Europa overlappen. Maar de VS hebben niet te maken met de enorme verplaatsing van politieke bevoegdheden naar een hoger niveau, wat de EU-lidstaten de afgelopen decennia doormaakten door de toenemende macht van ‘Brussel’. Om die reden zijn de VS – en wat je de ‘Amerikaanse politieke ervaring’ kunt noemen – steeds minder relevant voor Europa. Onze politieke systemen zijn simpelweg te ver uit elkaar komen te liggen.

Het probleem voor de onderzoeksjournalistiek op Europees niveau is dat voor het zelfreinigend vermogen van de democratie niet alleen een serieuze oppositie nodig is die zich aan de regels houdt, maar bovendien een politieke arena waarin de oppositie de regerende machten met succes ter verantwoording kan roepen.

Waar vinden we deze politieke ruimte of publieke sfeer op Europees niveau? Waar zijn de nieuwszenders, kranten, tijdschriften, praatprogramma’s, websites en literaire recensies die hier bij horen?

We hebben de London Review of Books – niet alleen voor boeken maar ook voor politiek debat op het hoogste niveau. Er is de al even geweldige New York Review of Books. Maar er bestaat geen European Review of Books. Zo ook is er een Times of London maar geen Times of Europe. Natuurlijk, we hebben Euronews en VoxEurope en EUobserver en zo nog wat media. Maar ook hun redacties zullen onmiddellijk toegeven dat de impact van hun werk niet vergelijkbaar is met die van politieke berichtgeving op nationaal niveau.

Panama Papers

Zoals politicologen het zeggen: de macht mag dan nu bij de EU berusten, de politiek wordt nog steeds op nationaal niveau bedreven. En dus hebben nieuwsorganisaties misschien een of twee verslaggevers in Brussel zitten, maar nog altijd een veelvoud daarvan in de eigen hoofdstad.

En dat betekent dat EU-gerelateerde onthullingen na de aanvankelijke schok en verontwaardiging teweeg te hebben gebracht nog minder snel politieke gevolgen zullen hebben dan die op nationaal niveau.

Europese nieuwsorganisaties worden steeds beter in het coördineren en synchroniseren van hun primeurs, zoals we met de zagen. Dat werkt goed om op grote schaal aandacht en verontwaardiging te genereren.

Non-gouvernementele organisaties die zich in Brussel met belastingontduiking en belastingparadijzen bezighouden, zullen erkennen dat de pers op dit gebied meer heeft bereikt dan twintig jaar lobbyen: het onderwerp staat nu eindelijk hoger op de agenda.

Maar binnen het zelfreinigend proces is deze golf van aandacht en verontwaardiging slechts de eerste stap. Er moet een politieke reactie op volgen die tot daadwerkelijke veranderingen leidt. Op die manier weten geschokte burgers immers dat het kwaad is rechtgezet.

Maar hoe kan die oppositie effect hebben als er geen goed functionerende Europese politieke arena is?

Om terug te grijpen op de ngo’s die belastingontduiking bestrijden: je kunt stellen dat zij deel uitmaken van een opkomende oppositie op Europees niveau. Maar hoe kan die oppositie effect hebben als er geen goed functionerende Europese politieke arena is, waarin net zo lang politieke druk wordt uitgeoefend tot er echt iets verandert?

De afgelopen jaren heeft Investigate Europe, een groep onderzoeksjournalisten uit negen verschillende landen, fantastisch werk verricht, bijvoorbeeld met onthullingen over Europa’s enorme afhankelijkheid van Microsoft. En ook naar Frontex, het EU-agentschap voor grensbewaking, deden ze diepgravend onderzoek. Enkele koppen: ‘Waarom het Europese grensbeleid niet werkt’, ‘Europa gaat richting bewakingsstaat’, .

Het probleem met zulke stukken is alleen dat ze de lezers achterlaten met een gevoel van onmacht en verontwaardiging: hoe kon dit gebeuren? Als je vervolgens googelt naar een politieke follow-up, kun je die in de meeste gevallen niet vinden. En als er een was, heb je waarschijnlijk geen idee van de reikwijdte ervan, omdat je niet precies weet hoe de macht op EU-niveau werkt.

Hoe kun je dat ook weten? Op Europees niveau zitten machtsstructuren heel anders in elkaar dan op nationaal niveau. En zo leiden zulke stukken tot woede, wanhoop of apathie bij de lezer.

Dit is de situatie waarin we nu verkeren. De politieke implosie en versplintering op nationaal niveau heeft het zelfreinigend vermogen van onze democratie ondermijnd, en de verplaatsing van de macht naar Europees niveau heeft hetzelfde effect.

Als onderzoeksjournalisten zijn we niet verantwoordelijk voor hoe politieke systemen zich ontwikkelen. Maar we kunnen ook niet zomaar weglopen voor de politieke gevolgen van ons werk.

In de jaren tachtig en negentig, waarin ik opgroeide, was er sprake van een solide politiek centrum. Daarom was het zinvol je zo kritisch mogelijk op te stellen tegenover de staat en de regering. Maar nu zien we dat politieke centrum steeds verder ineenkrimpen, en ben ik bang dat onze onthullingen, waar de politieke bestuurders geen zichtbaar en effectief gevolg aan geven, niets anders veroorzaken dan nog meer onvrede.

Frankrijk, Assemblée nationale. Uit de serie Parliaments of the European Union door Nico Bick.

De crisis had veel erger kunnen zijn

Enkele jaren geleden onderzocht ik twee jaar lang het financiële klimaat in de Londense City. Mijn bevindingen waren ronduit schokkend. Zo ontdekte ik dat toen in september 2008 omviel, onze economie, en daarmee onze maatschappij in z’n geheel, maandenlang op het punt van instorten stond. We bevonden ons zonder het te weten dicht bij het punt waarop we niet meer bij onze bankrekeningen zouden kunnen komen en supermarkten, drogisterijen en benzinestations niet langer zouden kunnen worden bevoorraad. We waren zo’n 36 uur van dat scenario verwijderd.

Zo gevaarlijk zijn megabanken dus. En wat ik het meest verontrustend vind, is de brede consensus onder vooraanstaande financieel journalisten en academici, onder wie voormalige topbankiers als Jean-Claude Trichet, dat ons financiële systeem tegenwoordig niet veiliger is dan in 2008.

De kwetsbaarheid van het financiële systeem is genoegzaam bekend. Maar het is immuun geworden voor onthullingen.

Wat bedoel ik daarmee? Om terug te komen op het voorbeeld Nixon: stel je voor dat iedereen weet dat hij op onwettige wijze het hoofdkantoor van de Democratische Partij in het Watergate-kantoor afluistert. Maar dat dit geen politieke gevolgen heeft voor de president.

De broodnodige politieke campagne om de financiële sector veilig te maken lijkt verder weg dan ooit

De financiële crash van 2008 was de ergste sinds 1930 en had vele, vele malen erger kunnen zijn. Na een ramp van deze omvang, verwacht je uitvoerige debatten en doortastende en verstrekkende politieke maatregelen. Maar hoewel we talloze makkelijk te maken verhalen over hoge bankbonussen rijker zijn, lijkt een broodnodige politieke campagne om de sector veilig te maken verder weg dan ooit.

Wat betekent dit voor de financiële onderzoeksjournalisten? En wanneer komen de politiek verslaggevers hen versterken om, voortbouwend op het werk van hun financiële collega’s, vragen te stellen over de vereiste veranderingen?

Een voorbeeld: een reden dat de financiële sector niet is aangepakt, hangt ermee samen dat veel ministers na hun politieke carrière in deze sector belanden. Dan ligt het voor de hand politiek leiders in toekomstige debatten te vragen: mocht uw partij de volgende minister van Financiën leveren, kunt u dan garanderen dat hij of zij nooit in de raad van bestuur plaatsneemt van een bank of verzekeraar?

Tien jaar na de Lehman Brothers vinden politiek verslaggevers dit nog altijd te veel gevraagd.

Griekenland, Βουλή των Ελλήνων. Uit de serie Parliaments of the European Union door Nico Bick.

Voer voor complotdenkers

Een andere oorzaak voor de onbeweeglijkheid van de financiële sector is dat maatregelen die ingrijpen in het DNA van de sector op Europees of mondiaal niveau genomen moeten worden. Maar voor nationale media werkende journalisten zijn zelden actief op Europees of mondiaal niveau.

De journalisten die daar wel werken, hebben intussen grote moeite de aandacht voor het onderwerp vast te houden. Verhalen over politieke hervormingen kunnen nogal technisch en saai zijn. En onderzoekers hebben daarbij te maken met instanties die technocratisch en niet zozeer democratisch in elkaar zitten: de Europese Centrale Bank, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de EU.

En dan is er nog de moeilijkheid dat nationale politici worden aangesproken op besluiten waar zij zelf op Europees niveau over onderhandeld hebben.

Natuurlijk zijn nationale politici nauw betrokken bij de Europese besluitvorming. Maar ze zijn er alleen collectief verantwoordelijk voor, niet individueel. En er is geen collectieve Europese publieke opinie die hen ter verantwoording roept. Dus praten de ministers in eigen land alleen over hun overwinningen in Brussel, of ze veranderen gewoon van onderwerp.

Begrijp me niet verkeerd. Ik zeg niet dat we de fouten, misdaden en overtredingen van machthebbers niet langer moeten opsporen en onderzoeken.

Ik ben bezorgd over de e-mails van mensen die denken dat de financiële sector onder controle staat van ‘de Joden’, de illuminati of de Bilderberg Group

Maar ik maak me zorgen over de e-mails die ik regelmatig ontvang van mensen die denken dat de financiële sector onder controle staat van ‘de Joden’, de illuminati, de Bilderberg Group of wat op dat moment ook op het web wordt rondgebazuind – en ervan overtuigd zijn dat ik daar hetzelfde over denk.

Ik maak me zorgen wanneer mijn werk wordt aangehaald als bewijs dat democratie een schijnvertoning is: ‘Kijk nou hoe onze leiders het bed delen met de banken! We hebben sterke mannen nodig, zoals Poetin!’

Nog zorgwekkender vind ik het als ik mijn verhandelingen over de gevaren van de financiële sector en de verstrengeling van die sector met de grote politieke partijen op websites aantref naast allerlei

Vormt mijn werk tegenwoordig voedingsbodem voor de honger naar ondemocratisch leiderschap en de bijbehorende schijnoplossingen à la Trump en Brexit?

Als onderzoeksjournalist lijkt je werk erop te zitten wanneer je verhaal is afgerond. Met een beetje mazzel sleep je nog een prijs in de wacht, en daarna richt je je weer op de volgende fout die de regering begaat, het volgende geval van machtsmisbruik binnen een bedrijf.

Maar volstaat het in onze compleet veranderde democratie nog wel om aan te tonen wat er misging? Moeten we er niet op aandringen dat de media die onze verhalen brengen de bestuurders ook blijven vragen naar de politieke gevolgen van onze onthullingen? Of, als die er niet zijn, naar het uitblijven daarvan?

Moeten we de politiek verslaggevers niet zo ver zien te krijgen dat ze ministers met financiële portefeuilles vragen stellen over hun carrière in de financiële wereld?

Je kunt zelfs nog een stap verder gaan en overwegen of onderzoeksjournalisten niet ook moeten schrijven over zaken die juist opvallend goed gaan. Natuurlijk, goednieuwsverhalen zijn vaak vreselijk saai. Maar het valt steeds moeilijker te ontkennen dat ook het kleine beetje vertrouwen dat de gemiddelde kiezer nog heeft in de democratie door onze immer kritische blik aan het wankelen wordt gebracht.

Ierland, Dáil Éireann. Uit de serie Parliaments of the European Union door Nico Bick.

Geen eenvoudige antwoorden

Als onderzoeksjournalisten zijn we vaak cynisch over politici. Heeft die houding nog wel zin, nu figuren als Donald Trump en Boris Johnson zich dat cynisme hebben toegeëigend?

Waren er maar eenvoudige antwoorden op deze vragen. Wat in ieder geval vast lijkt te staan, is dat je de Europese Unie niet als een goed functionerende democratie kunt zien, zolang we er niet in slagen een daarbij passende publieke sfeer te scheppen.

In sommige opzichten weerspiegelt de huidige situatie in de EU die in de Arabische wereld, waar betrouwbare onderzoeksjournalistiek zeldzaam is. En hoewel de Arabische landen niet hebben bereikt wat Europa in een halve eeuw voor elkaar heeft gekregen – een gemeenschappelijke munt, een Europees parlement en zelfs een Europees Gerechtshof – heeft de Arabische wereld ook iets waar het Europa aan ontbreekt: een publieke sfeer die het hele spectrum bestrijkt, compleet met pan-Arabische nieuwssites, kranten, radiostations en satellietzenders.

Waar Europese leiders bar weinig kunnen leren van hun Arabische tegenhangers, geldt voor Europese journalisten het tegenovergestelde.

Misschien wordt het tijd dat we onze inspiratie ten zuiden van de Middellandse Zee gaan zoeken.

Dit is een licht bewerkte versie van een lezing die ik op 25 mei dit jaar heb uitgesproken tijdens de 8th European Investigative Journalism Conference (EIJC18) in Mechelen. Vertaling Laura Weeda.

Meer lezen?