Leraren verdienen al 10 jaar minder dan afgesproken – terwijl het geld er gewoon is

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustraties: Munir de Vries (voor De Correspondent)

Het is een al tien jaar oude afspraak: zorg dat 40 procent van de leraren op de basisschool in een hogere salarisschaal komt. Dan wordt het vak weer populair en daalt het lerarentekort. Maar bijna geen schoolbestuur houdt zich eraan. Waarom? Met 21 specialisten dook ik in de data. Wat bleek: aan het geld ligt het niet.

‘Nederland staat aan de vooravond van een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren.’

Tot kwam de gezaghebbende Commissie Leraren onder leiding van Alexander Rinnooy Kan in 2007. En nu, ruim tien jaar later, is er maar één probleem dat opgelost moet worden voor het zin heeft over een te praten:

Het lerarentekort.

dat er in 2020 ruim vierduizend onvervulde fulltime banen in het basisonderwijs zullen zijn, en in 2025 meer dan tienduizend. Dat zijn tienduizend basisschoolklassen zonder leraar.

De Commissie Leraren kwam in 2007 al met om dat tekort tegen te gaan: een algemene loonsverhoging en betere carrièreperspectieven.

naar het beleid dat daarop volgde. Met een team van doken we in over lerarensalarissen in het basisonderwijs. Om onze resultaten te duiden, deed ik vervolgens een oproep op Facebook waar leraren massaal op reageerden en sprak ik met schoolbestuurders.

Doel was niet alleen te kijken waar het in het verleden al dan niet misging, maar ook om lessen te trekken voor de toekomst. Handig voor leraren en schoolbestuurders wanneer ze zich verdiepen in het principeakkoord over de nieuwe onderwijs-cao, dat deze woensdag is gepresenteerd. Zij moeten immers bepalen of ze de nieuwe cao, die breekt met het beleid van de afgelopen tien jaar, wel zien zitten.

Op zoek naar carrièreperspectieven

Maar eerst: wat is dat beleid waar woensdag na tien jaar mee wordt gebroken? Dat richtte zich vooral op de tweede aanbeveling van de Commissie Leraren: het verbeteren van carrièreperspectieven van leraren.

Naar aanleiding spraken schoolbesturen namelijk in 2008 dat meer leraren voortaan beter beloond zouden worden als zij meer uitdagende taken op zich namen. Meedenken met de visie van de school bijvoorbeeld, of een ict-plan schrijven. Van alle leraren zou zulke taken moeten uitvoeren, en daarmee ook in een hogere salarisschaal terechtkomen. De afspraak kwam ook in de cao terecht.

in 2008 zat slechts één op de vijftig basisschoolleraren in die hogere salarisschaal, in 2014 was dit al bijna één op de vier.

Maar de 40 procent werd bij lange na niet gehaald en het aandeel leraren in een hogere loonschaal groeit al drie jaar nauwelijks. zat nog steeds maar van de basisschoolleraren in die hogere salarisschaal. En 224 van de 907 besturen in Nederland halen nog geen 20 procent.

Wat is er aan de hand? Zijn de carrièreperspectieven op?

Volgens de vertegenwoordiger van schoolbesturen, de PO-Raad, ligt het in ieder geval niet aan de schoolbesturen. In een reactie op het nieuws dat schoolbesturen hielden, ‘Critici stellen dat schoolbesturen er zelf voor kiezen om de afspraken niet na te komen. Dat is onjuist. Er is gewoonweg te weinig geld.’

Wat we ontdekten tijdens de hackathon: het ligt niet aan het geld

Een van de hackathon-teams de claim van de PO-Raad dat er ‘gewoonweg te weinig geld’ is. Als besturen morgen aan de 40-procentsnorm zouden voldoen, zouden ze dan in financiële problemen komen?

Het team was alleen besturen met een positief nettoresultaat op de jaarrekening werden meegeteld, besturen die geld overhouden dus. Van die besturen berekende het team of ze nog steeds een positief resultaat zouden boeken als ze aan de norm van 40 procent zouden voldoen. Wederom een milde berekening: het team ging uit van het voor een leraar in een hogere salarisschaal, terwijl dat verschil

Wat bleek: 65 procent van alle besturen van basisscholen hield in 2016 geld over, en daarvan zou nog steeds binnen de begroting blijven als ze zich aan de afspraken zouden hebben gehouden. terwijl het aantal leraren in een hogere salarisschaal op die scholen gemiddeld onder de 20 procent blijft.

Oftewel: een gebrek aan geld is vaak niet het probleem.

die ik de conclusie heb voorgelegd, onderschrijven die.

Jeroen Goes (48) werkte voorheen als bestuurder op een ‘éénpitter’ - een bestuur dat maar één school onder zich heeft - en daar haalde hij de 40-procentsnorm in 2014 al ruimschoots. Sinds 1 januari is hij voorzitter van het College van Bestuur van Stichting Fluvium, een koepel die veertien scholen bestuurt.

Daar zit vooralsnog 26,6 procent van de leraren in een hogere salarisschaal.

Goes: ‘Geld is geen issue om die 40 procent te halen, dat zijn keuzes van de besturen. Hoeveel reserves wil je opbouwen? Geven wij leraren salarisverhoging, of nemen we van dat geld een onderwijsassistent aan? Heb je een bestuur nodig van drie bestuurders en tien stafmedewerkers, of kies je voor één bestuurder en twee medewerkers en laat je het geld meer bij de leerkrachten terechtkomen?’

Wat we ook ontdekten: er is niet één verklaring

Geld is dus vaak het probleem niet. Wat is er dan wel aan de hand, welke keuzes maken besturen? Andere teams bogen zich over die vraag.

En na een dag turen in de cijfers concluderen ze: we hebben geen idee.

Er zijn nauwelijks verbanden te vinden die het percentage leraren in een hogere salarisschaal verklaren. Besturen met veel leraren in een hogere schaal hebben niet minder geld op de bank staan, kleine besturen doen het niet beter of slechter dan grote besturen, en op scholen met weinig leraren in een hogere schaal zijn de klassen ook niet kleiner.

Iedere grafiek die een verband moet aantonen eindigt als een impressionistisch niemendalletje.

Er is niet één reden of één oorzaak aan te wijzen waarom besturen zich niet aan de afspraak hebben gehouden.

Sterker nog: er zijn besturen met scholen onder zich die allemaal zo’n beetje hetzelfde percentage opgeschaalde leraren hebben, maar er zijn ook besturen waar dat percentage sterk verschilt per school.

De manier waarop besturen omgaan met de salarisafspraak, verschilt dus nogal. Met die conclusie eindigde de hackathon.

Ruim achthonderd reacties

Om meer te weten te komen over die verschillen tussen besturen, krijg ik hulp van PO in Actie, de initiator van de recente lerarenstakingen. Zij plaatsen voor dit artikel een oproep op hun Facebookpagina. De vragen die zij de 44.919 leraren stellen die lid zijn van de Facebookgroep:

  • Hoe kan het dat jouw bestuur het gestelde doel niet heeft gehaald?
  • Wat zijn voor jou redenen om niet te solliciteren op een hogere functie?

Inmiddels staat de teller op meer dan achthonderd reacties van leraren in het basisonderwijs.

En uit die reacties blijkt dat besturen heel verschillende eisen stellen aan leraren die willen solliciteren naar een functie in een hogere salarisschaal. Op de ene school kan een ook in een hogere salarisschaal komen, op een andere niet. Soms telt de kwaliteit van de lessen die een leraar geeft mee, vaak niet.

En ook de procedure om in een hogere salarisschaal te komen verschilt.

Neem docent Leonie Lennards (31). De directeur van haar school zag het wel zitten dat ze een beter betaalde functie zou krijgen. Ze gaf immers niet alleen les maar was ook ict-ambassadeur én zat in een werkgroep om na te denken over de visie van de school.

Maar die functie kreeg ze niet zomaar.

In een eerste sollicitatieronde moest ze een presentatie geven voor haar eigen directeur en de directeur van een andere school aan de hand van de ‘zeven thermometers’, zeven kwaliteitsindicatoren voor docenten, die haar bestuur hanteerde.

Vervolgens moest ze haar beoordelingsverslag met een motivatiebrief naar het College van Bestuur zenden, een presentatie geven aan twee directeuren van twee andere scholen, daar vragen over beantwoorden, een videopresentatie geven (‘Het was nogal een werk om van al het beeldmateriaal dat ik verzameld had de beste stukken uit te zoeken en te plakken in een videobewerkingsprogramma’) en in een gesprek uitleggen hoe ze de kernwaardes van de stichting in haar dagelijkse lespraktijk verwerkte.

Uiteindelijk beloonde haar bestuur haar met een hogere salarisschaal. ‘Maar er is ook een aantal mensen die de cyclus ingingen en vervolgens negatief beoordeeld werden. Collega’s hebben nu dan ook zoiets van: laat maar, voor dat beetje geld. Veel te veel werk.’

Bij haar schoolbestuur zat in 2017 bijna een kwart van de leraren in een hogere salarisschaal. Net iets onder het gemiddelde dus.

Meer leraren in de Facebookgroep geven aan dat ze geen zin hebben te solliciteren naar een hogere salarisschaal. ‘Veel te veel werk’ wordt vaak als reden gegeven.

Niet alleen omdat solliciteren tijd kost, maar ook omdat leraren zich voor zo’n beter gewaardeerde functie vaak moeten bijscholen én omdat ze verwachten er vooral taken bij te krijgen. Hoewel dat niet zo zou moeten zijn - een opgeschaalde leraar zou ánder werk moeten verrichten, niet méér werk - is het aannemelijk dat een hogere functie in de praktijk extra werk oplevert.

Ook het ‘kleine beetje extra geld’ wordt veel genoemd als belemmering naar een hogere schaal te solliciteren. Wie een functie krijgt waar zo’n salarisschaal bij hoort, verdient in het eerste jaar maar een paar tientjes meer en kán er zelfs op achteruitgaan. Netto krijgt een fulltime werkende basisschoolleraar in een hogere schaal er in de loop der jaren maximaal bij.

Oftewel: waarom al die moeite doen voor zwaarder werk dat op korte termijn niet meer oplevert?

Uit uit 2017 van de Algemene Onderwijsbond blijkt dan ook dat ‘beter loopbaanbeleid’ op plaats 15 zetten van de prioriteitenlijst voor een nieuwe cao. ‘Loonsverhoging door meer beter betaalde functies’ staat op plek 13. Lagere werkdruk en een algemene loonsverhoging hebben voor leraren topprioriteit.

Dit doet een bestuur dat zich aan de afspraak houdt

Ik bel met Eric van Dorp, een bestuurder in Utrecht. Op de 28 scholen die onder zijn bestuur vallen, zit 35,9 procent van de leraren in een hogere salarisschaal. Flink boven het gemiddelde dus.

Hoe krijgt hij dat voor elkaar?

Dat regelt het bestuur niet, vertelt hij me. Leraren hoeven niet met hem in gesprek om in aanmerking te komen voor een hogere salarisschaal.

Van Dorp: ‘Elk jaar vragen we aan de directeuren van onze scholen om een plan te maken om volgend jaar aan de 40 procent te komen. Daar hoef ik me als bestuur helemaal niet druk om te maken en daar heb ik ook helemaal geen tijd voor, met 36 scholen onder me. Een directeur kan veel beter zien waar behoefte aan is en wat mensen kunnen.’

Toch merkt Van Dorp dat het nog niet zo gemakkelijk is om aan de 40-procentsnorm te voldoen. Zeker niet nu de economie weer aantrekt.

‘Wat wij zien gebeuren, is dat leraren in een hogere salarisschaal in rap tempo vertrekken naar bedrijfjes die consultants nodig hebben, of dat ze weer dichter bij huis gaan werken’, zegt hij. ‘De hoeveelheid opgeschaalde leraren die wij elk jaar aannemen is ongeveer even groot als de groep die weer uitstroomt. Wij zitten nu op 35 procent en willen heel graag die laatste procenten ook nog hebben, maar we krijgen het gewoon niet voor elkaar.’

Met het bedrijfsleven kan zijn schoolbestuur namelijk niet concurreren. ‘Onze goede leerkrachten worden benaderd door onderwijsbedrijven: “Wil je niet bij ons komen werken?” Dat is lastig voor ons, want zij kunnen een beter salaris bieden.’

De nieuwe cao: slecht nieuws voor goede bestuurders

Kortom: veel schoolbesturen hebben een cao-afspraak geschonden, terwijl ze daar financieel gemakkelijk aan konden voldoen. Maar voor scholen die zich er wel aan proberen te houden, is de rek er wel zo’n beetje uit.

Geld dat bedoeld was voor meer leraren in hogere schalen, gaat nu naar een algemene loonsverhoging

In een nieuwe cao waar gisteren een principeakkoord over werd gesloten, wordt de 40-procentsnorm losgelaten. In plaats daarvan mogen besturen in de toekomst zelf in overleg met de medezeggenschapsraad vaststellen hoeveel leraren in aanmerking komen voor een hogere salarisschaal. Geld dat bedoeld was voor meer leraren in hogere schalen, gaat nu naar een algemene loonsverhoging - vooral voor leraren in de laagste salarisschaal.

Oftewel: weinig leraren zullen de komende jaren nog in een hogere salarisschaal belanden. Het blijft ‘veel te veel werk voor dat beetje extra geld’ en er is geen reden om aan te nemen dat besturen die zich de afgelopen jaren niet aan de cao hielden zich nu enorm zullen inspannen om meer leraren een hogere salarisschaal te bieden.

Zo worden besturen die zich niet aan de afspraak hebben gehouden met de nieuwe cao beloond voor hun slechte gedrag.

De nieuwe cao: goed nieuws voor leraren

Toch betekent de nieuwe cao ook goed nieuws: het salaris van alle leraren gaat omhoog.

In 2007 deed de Commissie Leraren niet één, maar twéé aanbevelingen om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken: betere carrièreperspectieven én een algemene loonsverhoging. Die tweede aanbeveling raakte de afgelopen jaren in de vergetelheid. De overheid bevroor het salaris van leraren juist jarenlang.

Dat was de reden leraren in het basisonderwijs om dit schooljaar

Terecht: de Onderwijsraad dat het lage salaris in Nederland studenten ervan weerhoudt voor het basisonderwijs te kiezen. nog dat lerarensalarissen in Nederland te laag liggen om voldoende goede docenten aan te trekken. Vooral mannen blijven door het lage salaris weg uit het basisonderwijs.

In 2007 schreef de Commissie Leraren dat het onderwijs aan de vooravond stond van een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren. Dit najaar verschijnt er over het lerarentekort. Ondertussen gaat de zon langzaam onder in lerarenland, en moeten nieuwe leraren met een zaklamp gezocht worden. Een beter salaris voor alle leraren kan het basisonderwijs door de nacht helpen.

Zelf aan de slag met de data? download je het csv-bestand dat we gebruikten tijdens de hackathon. Interessante resultaten gevonden? Mail me op johannes@decorrespondent.nl!

Meer lezen?