Deze kinderen doen niet meer mee aan de competitie. En daar worden ze betere spelers van
Als je de besten tegen de besten laat spelen, wil dat nog niet zeggen dat ze automatisch beter worden.
Twee jaar geleden begon basketbalcoach Remco Vogelaar vol ambitie aan het seizoen. Dat ging over in een wekelijkse desillusie, en eindigde vorige maand met een radicale conclusie, die een fundamenteel aspect van sport ter discussie stelt:
Is competitie – de strijd van de besten tegen de besten – eigenlijk wel zo’n goed idee?
Vogelaar betwijfelt het. Twee jaar geleden begon deze levenslange basketbalfreak bij zijn lokale club in Zutphen, Hanze Stars, met een ambitieus jeugdprogramma. Hij stelde twee teams samen met kinderen tussen de 10 en 14 jaar die basketbal niet alleen leuk vonden, maar die ook beter wilden worden.
Ze zouden meer trainen, beter trainen, en moeilijkere wedstrijden spelen. Daarvoor moesten Vogelaar en zijn jonge ambitieuze spelertjes wel hele dagen reizen – naar steden als Leiden, Rotterdam en Den Bosch. Sterke tegenstanders vind je bij een relatief kleine sport als basketbal niet om de hoek.
Wil je uitgedaagd worden, wil je je grenzen verleggen, dan moet je weerstanden opzoeken – of toch niet?
Maar die reistijd hadden de spelers en hun ouders er graag voor over. Wil je weten waar je staat, wil je uitgedaagd worden, wil je je grenzen verleggen, dan moet je weerstanden opzoeken. Van competitie word je immers beter.
Althans, dat is wat Vogelaar dacht.
Maar twee seizoenen en tientallen zinloze potjes later denkt hij er heel anders over. Vorige maand nam hij een opzienbarend besluit: volgend seizoen spelen de jonge teams van Hanze Stars geen competitie meer. ‘Als we beter willen worden’, zegt Vogelaar, ‘dan is de enige juiste stap om uit de competitie te stappen.’
Wat is er gebeurd?
Hoe de volwassenen de kinderen het spel afpakten
De afgelopen twee jaar speelden de Hanze Stars-teams eigenlijk twee spellen. Eentje was het plezierige spel basketbal, het andere was een stomvervelende activiteit die leek op basketbal.
Doordeweeks – bij de trainingen – hadden de kinderen plezier. Dan oefende Vogelaar met zijn team de basics van het basketbal. De bal behandelen met beide handen, dribbelen, een man uitspelen, en simpel scoren (met een ‘lay-up’). Kortom: alles wat beginnende spelers onder de knie moeten krijgen.
In het weekend – bij de wedstrijden – gebeurde vervolgens iets heel anders. De coaches van diverse tegenstanders hanteerden een ultraverdedigende tactiek die het hun compleet onmogelijk maakte om ook maar iets van het getrainde in de praktijk te brengen.
Keer op keer dirigeerden die coaches hun spelers naar het gebied vlak voor de basket (de ‘bucket’). De ruimte werd klein; dribbelen was daardoor nagenoeg onmogelijk. En veelal zinloos: als je één tegenstander voorbij was, stond de volgende voor je neus. Van scoren met een lay-up – geleerd op de training – kwam niets terecht.
Onze spelers speelden een spel dat ze nog niet konden spelen
De bedoeling van de tactiek was duidelijk: Hanze Stars ertoe dwingen van veraf te schieten. En dat is het probleem met jonge basketballers: dat kunnen ze niet. Ze missen de techniek en de kracht om van veraf de basket te halen – laat staan accuraat.
‘Het effect’, zegt Vogelaar, ‘was dat onze spelers een spel aan het spelen waren dat ze nog niet konden spelen.’
Hopeloos schot volgde op hopeloos schot. En verliespartij volgde op verliespartij. Want Vogelaar vertikte het om zijn kinderen hetzelfde te laten doen: ultraverdedigend spelen. Daar leren zijn spelers niks van. En om leren was het hem begonnen.
‘Stel dat ik dat [verdedigend spelen, MdH] had gedaan. Dan hadden we twee teams gehad met enthousiaste kinderen – die niets leren omdat hun coaches zo nodig de wedstrijd moeten winnen’, zegt Vogelaar (46).
En toch – verliezen is nooit leuk. En na elke lange terugreis naar Zutphen was het humeur slechter. Het was ook persoonlijk: zijn eigen twee kinderen speelden mee. Is dit wat ik hun wil meegeven, vroeg hij zich af.
Na elke chagrijnige terugreis kwam Vogelaar dichter bij de conclusie: we moeten hiermee stoppen.
Wat is het alternatief van Hanze Stars?
Voor de helderheid: Vogelaar is fanatiek. Een moeder van een van zijn spelers, Iris Meulendijks, zegt dat hij veel van zijn spelers verwacht. ‘Hij is positief, altijd, maar ook veeleisend.’
En Vogelaar heeft ook niets tegen tactisch spelen. Het kan prachtig zijn om met een slimme tactiek een superieure tegenstander te verslaan.
‘Maar’, zegt hij, ‘dit moet pas vanaf latere leeftijd belangrijk worden. Vanaf een jaar of zestien, zeventien. Tot die tijd moeten kinderen de techniek leren. Dat is nodig, want basketbal is technisch geen makkelijke sport.’
‘Wat nu gebeurt, is dat coaches spelers foefjes leren, om de wedstrijd te winnen. Dat slaat natuurlijk nergens op. We moeten ze technische vaardigheden leren, zodat ze die later, met foefjes, kunnen toepassen.’
Als we niet beter worden van het spelen van competitie dan spelen we maar geen competitie
De stap om de competitie vaarwel te zeggen, komt dus niet door gebrek aan ambitie, maar juist door een overvloed aan ambitie. ‘Als we niet beter worden van het spelen van competitie’, zegt hij, ‘dan spelen we maar geen competitie.’
In plaats van competitie spelen doen de Hanze Stars komend seizoen iets anders. Ze gaan enerzijds meer trainen en onderlinge wedstrijdjes spelen - thuis, zonder reistijd. Anderzijds spelen ze wedstrijden tegen clubs met een vergelijkbare visie. Fanatieke wedstrijden, maar wel gespeeld op een manier dat de spelers er beter van worden.
Dat spelers en ouders niet precies weten wanneer ze waar spelen, nemen de Hanze Stars op de koop toe. ‘Ik had eigenlijk verwacht dat de spelers en ouders het niet zouden willen, omdat competitie spelen ergens ook wel iets spannends heeft. Maar niemand haakte af.’
De Servische basketbalschool als voorbeeld
Een van de geestverwante clubs zit in Weert, de Basketbal Academie Limburg, vroeger bekend als BS Weert.
‘Bij ons’, zegt Koen van Gerwen, coach bij BAL, ‘draait eigenlijk alles om ontwikkeling. Of we wedstrijden winnen of niet is van secundair belang. De doelstelling is ontwikkeling.’
Als dat overkomt als een helikoptercoach die zijn spelers wil beschermen tegen de boze buitenwereld: zo zit het juist niet.
‘Bij ons draait alles om een-tegen-een. Aanvallend en verdedigend. Als je heel verdedigend speelt, met zone- of helpside-verdediging, dan is er altijd iemand anders om je probleem op te lossen. Maar dat wil je dus precies niet. Je wilt juist spelers blootstellen aan de druk om het zelf op te lossen. Je moet het vangnet weghalen.’
Geestelijk vader van deze spirit is de coach van het eerste team van Weert: Radenko Varagić. Varagić komt uit Servië, na de Verenigde Staten een van de beste basketballanden ter wereld, en misschien wel het slimste basketballand.
Of we wedstrijden winnen of niet, is van secundair belang
Zo zijn er in het Servische basketbal voor de jeugd andere regels opgesteld. Want het gedrag dat Vogelaar omschrijft, deed zich daar decennia geleden ook voor. Logisch: mensen gedragen zich naar regels. De oplossing is al even logisch: andere regels.
Een van de simpele regels is dat je niet verder dan drie meter vanaf je eigen tegenstander mag staan. Zo voorkom je ultradefensief spel. Het gaat om een-tegen-eenbasketbal, waarmee je leert aanvallen én verdedigen.
Andere sterke basketballanden – Spanje, Litouwen – denken en doen net zo. In een mail wijst Varagić op Frankrijk, een ander sterk basketballand. Daar hebben ze de regel dat de bal, als die buiten de lijnen gaat, niet eerst terug hoeft naar de scheidsrechter (zoals in Nederland wel moet).
Het doel van zulke regels: het spel versnellen, meer acties laten maken, spelers die continu alert zijn, meer plezier, en meer ontwikkeling.
Wat vindt de basketbalbond?
Wat vindt de Nederlandse basketbalbond hiervan?
Wie clichématig denkt, zou rekenen op een stugge reactie, zoals je verwacht bij een institutionele moloch die innovatieve outsiders altijd tegenwerkt. Een beetje zoals de Franse voetbalbond zich keerde tegen Philippe Pinson, de voetbalopleider uit Bretagne over wie ik laatst schreef.
Maar daarvan is in dit geval geen sprake. Bij de basketbalbond is vorige maand ex-bondscoach Marco van den Berg aangetreden als hoofd talentontwikkeling. Toen ik hem belde, bleek dat hij het probleem compleet onderkent. Sterker nog: zijn doelstelling is een volledige hervorming van het Nederlandse (jeugd)basketbal, en hij strooide met uiterst publicabele uitspraken.
‘Niet spelen om te winnen, in de jeugd, daar ben ik helemaal voor. Coaches die spelen om te winnen, ten koste van alles, mag je wat mij betreft in de gevangenis zetten.’
Misschien is een verplichte psychologische test voor jeugdcoaches wel een idee
‘De focus op winnen in de jonge jeugd, dat is iets voor coaches met een minderwaardigheidscomplex. Dat je dan je spelers alleen maar laat verdedigen, en met honderd punten verschil wint, en je nog steeds niet tevreden bent.’
‘Als spelers van veraf moeten schieten, zijn ze meer aan het kogelstoten dan aan het basketballen. We moeten de regels aanpassen, zodat dit niet meer gebeurt.’
‘Misschien is een verplichte psychologische test voor jeugdcoaches wel een idee. En dat we dan mensen met een minderwaardigheidscomplex afwijzen.’
‘Natuurlijk: ooit moet je leren om te winnen. Maar dat is voor later.’
‘Ik ben pas net aan het werk, maar het is duidelijk dat we niet een beetje moeten veranderen; we moeten revolutionair veranderen.’
‘Heel Europa is [Nederland] de afgelopen jaren voorbijgelopen. Heel Europa is de afgelopen jaren zo’n beetje slim gaan opleiden. Behalve wij. Dat is gênant.’
Er broeit iets in de jeugdsport
Details kan hij nog niet geven - Van den Berg is net twee weken begonnen met zijn nieuwe baan. Hij is nog druk doende met de wat minder verheven zaken die daarbij komen kijken, zoals het regelen van een goed werkende mobiele telefoon en oplader.
Maar één ding lijkt duidelijk: er gaat wat gebeuren in het Nederlandse basketbal. (Vogelaar reageert positief – maar tekent aan dat de basketbalbond niet almachtig is. ‘Trainers en coaches moeten het echt omarmen.’)
Iets anders is ook duidelijk: het inzicht dat jeugdsport fundamenteel anders is dan volwassenensport, en dat je kinderen niet moet benaderen als kleine volwassenen, grijpt om zich heen.
In het voetbal is een discussie op gang gekomen, de hockeybond zet vraagtekens bij de vroege selectie van kinderen, en bij het veelvuldig trainen op jonge leeftijd.
Het wordt een van de interessantste processen om te volgen in de sport: kunnen volwassenen de jeugdsport zo organiseren dat niet zijzelf, maar de kinderen er beter van worden?