Het sulletje van de klas: de universitair geschoolde meester of juf
Temidden van alle leraren in het basisonderwijs die dit schooljaar hun werk neerlegden en hun spandoeken uitrolden in strijd voor een beter salaris, is er eentje het sulletje van de klas:
De universitair opgeleide leraar basisonderwijs.
Die laat zich flink onderbetalen in vergelijking met zijn academisch geschoolde vrienden in de zorg, bij de overheid of in het bedrijfsleven.
Steeds meer academici in het basisonderwijs
Om de kwaliteit van het basisonderwijs op te krikken, werken veel pabo’s sinds een aantal jaar met universiteiten samen in ‘academische pabo-opleidingen’. Studenten halen op zo’n opleiding naast hun pabo-diploma een universitaire bachelor onderwijskunde of pedagogische wetenschappen, of een universitaire master.
In 2008 begonnen de eerste 53 studenten aan zo’n opleiding. Dat aantal steeg tot 425 nieuwe studenten in 2013, daalde toen een paar jaar, maar is nu weer aan het groeien.
En steeds meer van die studenten krijgen een baan in het basisonderwijs.
Volgens voormalig minister van Onderwijs Jet Bussemaker (PvdA) zouden deze afgestudeerden hun collega’s moeten ‘injecteren met de nieuwste academische inzichten’.
Doen ze dat ook? Hoe verschilt die universitair geschoolde leerkracht van zijn collega’s? Vertellen die academici over Foucault en de relativiteitstheorie wanneer ze de schoolmelk uitdelen? Maken ze regressie-analyses van de overhoringen topografie?
In nog ongepubliceerd onderzoek van organisatieadviesbureau Berenschot dat ik in handen kreeg, geeft 61 procent van een groep academisch geschoolde leraren aan geen andere rol in de school te vervullen door zijn of haar academische achtergrond.
Slechts zes van de 192 respondenten met een universitaire graad geeft aan dat er op zijn of haar school specifiek beleid bestaat over de inzet van academisch geschoolde leerkrachten.
Academici verdienen niet beter
Nu kun je zeggen: als een academisch geschoolde leraar hetzelfde werk doet als een hbo-opgeleide, is het niet meer dan logisch dat hij of zij ook hetzelfde verdient. Zoals een vakkenvuller die op ’t vwo zit ook niet meer verdient dan een vakkenvuller van ’t vmbo.
Zo staat het er inderdaad voor, nu. De gedachte is dat universitair geschoolde leraren meer uitdagende taken op zich nemen – wat in de praktijk dus vaak niet zo is – en dat ze op basis daarvan beter beloond zullen worden. Een universitaire opleiding an sich is geen reden om beter te verdienen. Ook in de nieuwe cao wordt een leraar met een universitair diploma niet automatisch hoger gewaardeerd.
Je kunt ook zeggen: het gaat niet om de taken die een leraar heeft naast het lesgeven, maar om de kwaliteit van zijn lessen. Geeft zo’n academisch geschoolde leraar beter les? Daar is maar weinig onderzoek naar gedaan, en zeker over de lesgevende kwaliteiten van afgestudeerden aan de Nederlandse academische pabo’s weten we nog niet veel. Die opleidingen zijn immers nog relatief nieuw.
Wel geeft 80 procent van de academisch geschoolde respondenten in het Berenschot-onderzoek aan zijn academische kennis in grote, hoge of redelijke mate in te zetten tijdens z’n lessen.
Maar zo kun je er ook naar kijken
Ondanks die inschatting, is er weinig bewijs dat basisschoolleraren met een universitaire opleiding hun collega’s massaal injecteren met de nieuwste wetenschappelijke inzichten of dat ze veel beter lesgeven. Geen reden dus om hen beter te betalen.
Dat klinkt heel logisch, maar dat is het niet. Er is ook een andere manier om ernaar te kijken.
In 2007 schreef de Commissie Leraren onder leiding van Alexander Rinnooy-Kan een alarmerend rapport over het ‘dubbele lerarenprobleem’: er waren te weinig leraren en er waren te weinig góéde leraren.
En vandaag de dag is dat nog steeds zo: het ministerie van Onderwijs verwacht dat er in 2025 een tekort zal zijn van meer dan 10.000 fulltime basisschoolleraren. Dat zijn 10.000 klassen zonder leraar, 250.000 kinderen zonder les.
Om dat dubbele lerarenprobleem tegen te gaan, stelde de commissie-Rinnooy Kan voor de salarisschalen te koppelen aan opleidingsniveau. De leraar met een universitaire opleiding zou in een hogere salarisschaal moeten zitten dan zijn collega’s met een hbo-diploma. ‘Het onderwijs geeft hiermee het signaal af dat een hogere opleiding in deze sector beloond wordt.’
Dat is geen gekke gedachte: waarom zou je immers een universitaire pabo-opleiding aanbieden als je er niet vanuit gaat dat dit tot betere leraren leidt? Waarom zou je een opleiding op meerdere niveaus aanbieden, als een hoger niveau geen betere leraren voortbrengt?
Door niet te belonen naar opleiding maar naar taken en kwaliteit, is de boodschap die het basisonderwijs uitdraagt: hier maakt het niet uit hoe hoog je opgeleid bent. Geen goede motivatie voor vwo-leerlingen om voor een carrière in het basisonderwijs te kiezen.
Zo weinig verdient de academische leraar
Het salarisverschil tussen de academisch geschoolde leraren en hoger opgeleiden in andere beroepen is dan ook groot – heel groot.
Let wel: in deze grafiek wordt geen onderscheid gemaakt tussen leraren met een hbo-master en een universitaire master. De kloof tussen die leerkrachten met een universitaire opleiding en ‘gelijken in de markt’ is dus nóg groter. Van de 175 academisch geschoolde basisschoolleraren die de enquête van Berenschot invulden, zaten er 145 in de laagste onderwijssalarisschaal.
Voor hen zou in de nieuwe cao meer aandacht moeten zijn dan is terug te vinden in het principeakkoord dat deze maand is bereikt. Al was het maar als extra wapen tegen het lerarentekort.
Daar staat ie dan, tussen z’n stakende collega’s: de academisch geschoolde basisschoolleraar. Met z’n studieboeken in z’n tas, zich afvragend hoe lang hij zich nog laat uitbetalen in knutselwerkjes en blije kindergezichten. Hij mag zijn spandoek net iets hoger houden.