Zijn matzwarte montuur lijkt op zo’n stippellijn die op een pak soep staat. ‘Hier knippen.’ De brug tussen de twee glazen is ook zwart, en vierkant. Alsof er een dropje op zijn neus ligt. Als hij lacht, schiet de bril zo ver omhoog dat zijn wenkbrauwen achter het glas terechtkomen.

De bril van zijn vrouw is minder ingewikkeld. Rood montuur boven, geen montuur onder. Ze staat een meter of drie van hem af, met in haar handen een bezemsteel. Ook de man met de dropjesbril houdt een steel vast. Bovenaan de bezemstelen zit een spandoek geknoopt: 

‘Welkom, Thuis.’

De ochtendvlucht uit Paramaribo is op Schiphol geland en ik sta met vier winterjassen op mijn arm te wachten op mijn familie. Naast me staat het tweekoppige welkomstcomité van Thuis. Hun spandoek was ooit een dekbedovertrek; de instopflap hangt er nog aan.

De ochtendvlucht uit Paramaribo is op Schiphol geland en ik sta met vier winterjassen op mijn arm te wachten

Wanneer de schuifdeuren van de aankomsthal voor het eerst opengaan, steekt de vrouw haar nek uit en probeert ze om de hoek te kijken. De stok in haar handen vergeet ze even. Het spandoek klapt in elkaar en de instopflap zakt over het kale hoofd van haar man. Hij zegt ‘Hé!’, maar ze hoort hem niet, want zijn hoofd zit onder het dekbed, en haar hoofd bijna om de hoek. Hij trekt het spandoek omhoog en zegt nog eens: ‘Hé!’ Zij: ‘Oh!’ 

Ik vraag me af wat Thuis gedaan heeft in Suriname. Stage gelopen misschien. De reuzenschildpadden bij Galibi bestudeerd. Een wereldreis afgerond. Een grote liefde opgezocht. Zou het zo mooi zijn geweest als Thuis gehoopt had? Gewoon vakantie zal het niet geweest zijn. Na een vakantie krijg je geen spandoek.

Mijn familie is goed aangekomen. Ze zijn bruin, moe en knuffelig. Hangend in de grote armen van mijn vader zie ik even later Thuis ook door de schuifdeuren komen. Ze doet haar backpack af, laat hem op de grond ploffen en maakt aanstalten om haar moeder vast te pakken. Maar die heeft dat spandoek vast. Ze kijkt omhoog, naar het strak gespannen doek. Dan kijkt ze met vragende ogen naar haar man. Hij kijkt naar het doek boven zijn hoofd, naar zijn dochter, en dan naar zijn vrouw. ‘Laat maar los.’

De man vangt de stok op. De vrouw snottert en kust. Eindelijk, Thuis.

De vorige ontmoeting: schatje Elke week schrijf ik over een ontmoeting die ik had met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Dit keer mijn ontmoeting met: schatje. Lees hier mijn ontmoeting met schatje terug Iemand die ik ook niet ken: Moppenman Elke week schrijf ik over een ontmoeting die ik had met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Dit keer mijn ontmoeting met: Moppenman. Lees hier mijn ontmoeting met Moppenman terug